Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD1917

Datum uitspraak2008-04-24
Datum gepubliceerd2008-05-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers16/600116-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

12 maanden gevangenisstraf waarvan 4 maanden voorwaardelijk + bijzondere voorwaarden voor het telen van hennep en het wegnemen van elektriciteit van toebehorende aan Eneco.


Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT Sector strafrecht Parketnummer: 16/600116-08 Datum uitspraak: 24 april 2008 Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], thans gedetineerd in PI Utrecht, HvB locatie Nieuwegein, de Liesbosch 100. Raadsman: mr. J.W.H. Peters, advocaat te Utrecht. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 april 2008. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij in of omstreeks de periode van 01 augustus 2007 tot 23 januari 2008 te Mijdrecht en/of te Vinkeveen en/of te Nieuwegein, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in de woning aan de [adres] te Mijdrecht en/of in de woning aan de [adres] te Vinkeveen en/of in het bedrijfspand aan de [adres] te Nieuwegein) (telkens) (een) (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van ongeveer 10 kilogram hennep(toppen) en/of een hoeveelheid van ongeveer 7500 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet; 2. hij in of omstreeks de periode van 01 augustus 2007 tot 23 januari 2008 te Mijdrecht en/of Vinkeveen en/of Nieuwegein, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid electriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Eneco, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s); Bewijsoverweging Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt. Op drie verschillende locaties wordt een hennepkwekerij gevonden. Gelet op de processen-verbaal van bevindingen , het proces-verbaal van het onderzoek naar de planten die in beslag zijn genomen en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan haar onder 1 ten laste gelegde feit, voor wat betreft de hennepkwekerijen aan de [adres] te Mijdrecht en aan de [adres] te Vinkenveen, heeft begaan op de wijze als hierna onder de bewezenverklaring vermeld. Voor wat betreft de hennepkwekerij in het bedrijfspand aan de [adres] te Nieuwegein overweegt de rechtbank het volgende. Tijdens de huiszoeking in de woning van verdachte aan de [adres] te Mijdrecht heeft verbalisant een ondertekend huurcontract van de [adres 1] te Nieuwegein zien liggen. Door de rechtbank is verbalisant verzocht een aanvullend proces-verbaal op te maken omtrent het aantreffen van dit huurcontract. Hieruit zijn geen onrechtmatigheden gebleken. Na het aantreffen van dit huurcontract, werd er door een verbalisant onderzoek in dit bedrijfspand ingesteld. Het pand werd betreden met de door [medeverdachte 1] verstrekte sleutel. Aan het einde van de gang zag hij een grote loods. Hij zag dat op de begane grond een muur naar het naastgelegen pand was opengemaakt. Hij zag een doorgang die toegang verschafte tot het bedrijfspand [adres 2]. De rechtbank constateert dat dit overeenkomt met de door medeverdachte [verdachte] ter zitting afgelegde verklaring dat hetgeen hij huurde eveneens de ruimte omvatte achter de roldeur die hoort bij het bedrijfspand [huisnummer]. Verbalisant stelde vast dat er nog een ruimte moest zijn boven de loods [adres 1], maar vond vanuit dat pand geen toegang naar die ruimte. Via de toegangsdeur van [adres 2] heeft verbalisant in die ruimte op de eerste verdieping een in werking zijnde hennepkwekerij ontdekt. In het bedrijfspand aan de [adres 2] werden vervolgens 1320 volwassen planten en 1440 stekjes aangetroffen. Na onderzoek bleek dat deze planten hennepplanten waren van het geslacht Cannabis. Ter terechtzitting d.d. 10 april 2008 heeft verdachte alle betrokkenheid bij deze kwekerij te Nieuwegein ontkend. Echter, bij de politie heeft medeverdachte [medeverdachte 1] op 24 januari 2008 verklaard dat zij het pand aan de [adres 2] negen maanden geleden heeft gehuurd en dat het pand twee maanden later ingericht was als kwekerij. Verdachte heeft verder verklaard dat haar man deze kwekerij heeft opgebouwd en dat hij hierbij hulp gehad heeft. Tevens heeft [medeverdachte 1] verklaard dat haar man deze kwekerij heeft opgebouwd, dat hij hierbij hulp gehad heeft en dat hij er in het begin zelf regelmatig aanwezig was. Voorts heeft medeverdachte [medeverdachte 1] verklaard dat de hennepkwekerij op de eerste verdieping was en dat zij daaronder de tuinmeubels hadden staan. Ten slotte heeft medeverdachte [medeverdachte 1] verklaard dat zij niet wist wat de opbrengst van deze kwekerij was, omdat haar man de planten verkocht. De rechtbank concludeert dat de verklaring van verdachte zeer gedetailleerd is en overeenkomt met de ter plaatse aangetroffen situatie. Volgens verdachte zijn er twee oogsten van elk tien weken geweest (twintig weken). De aangetroffen volwassen planten waren ongeveer tien weken oud. Dit houdt in dat er sinds dertig weken aldoor een hennepkwekerij zou moeten zijn geweest. Dit komt overeen met de verklaring van verdachte dat de desbetreffende hennepkwekerij al zeven maanden (dit is zo goed als 30 weken) in werking was. Een dag later, op 25 januari 2008, heeft verdachte bij de rechter-commissaris opnieuw bekend dat zij en haar man hennepkwekerijen hebben gehad op de door de rechter-commissaris genoemde locaties. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat de door de rechter-commissaris genoemde locaties gelijk zijn aan de in de concept tenlastelegging genoemde locaties, waaronder dus ook [adres] te Nieuwegein. Een week later verklaart verdachte tegenover de politie nogmaals dat zij op de hoogte was van de hennepkwekerij aan de [adres] te Nieuwegein en dat het huisnummer van de [adres en huisnummer] is. Zij heeft toen verklaard dat zij de eigenaar is en dat zij al eerder verklaard heeft van deze hennepkwekerij op de hoogte te zijn geweest. Voorts heeft verdachte verklaard dat er twee toegangsdeuren waren. De rechterdeur werd door haar man gebruikt. De linkerdeur is een apart pand, maar het hoorde er wel bij. Zij en haar man huurden dit pand dus ook. Beide deuren waren afzonderlijk genummerd: [huisnummer] en [huisnummer]. Nu de verklaringen van [medeverdachte 1] structureel, gedetailleerd en deels spontaan afgelegd zijn, oordeelt de rechtbank dat deze verklaringen ernstig afbreuk doen aan de verklaring die zij ter terechtzitting heeft afgelegd. De verklaringen van [medeverdachte 1] afgelegd bij politie en rechter-commissaris worden geacht naar waarheid te zijn afgelegd en worden gebezigd voor het bewijs inzake het aanwezig hebben van een hennepkwekerij aan de [adres] te Nieuwegein. Voor wat betreft de hoeveelheid van de aangetroffen hennepplanten, gaat de rechtbank uit van de processen-verbaal van bevindingen, alle aanwezig in het strafdossier van verdachte, en komt tot de volgende conclusie. Op het adres [adres] te Mijdrecht zijn twee ruimtes met hennepplanten aangetroffen. In ruimte I zijn 1680 hennepplanten aangetroffen en in ruimte II (onder de grond) 1625 hennepplanten. Op het adres [adres] te Vinkeveen zijn 1423 hennepplanten aangetroffen. Op het adres [adres] te Nieuwegein zijn drie ruimtes met hennepplanten aangetroffen. In ruimte I 1440 hennepplanten, in ruimte II 660 hennepplanten, in ruimte III 660 hennepplanten. Derhalve zijn er in totaal 7488 (ongeveer 7500) hennepplanten onder verdachte in beslag genomen. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op de aangiften van Eneco en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan haar onder 2 ten laste gelegde feit, voor wat betreft de hennepkwekerijen aan de [adres] te Mijdrecht en aan de [adres] te Vinkenveen, heeft begaan op de wijze als hierna onder de bewezenverklaring vermeld. Voor wat betreft de diefstal van energie met betrekking tot het bedrijfspand aan de [adres] te Nieuwegein overweegt de rechtbank het volgende. Uit de aangifte van Eneco blijkt dat de verzegeling van het deksel van de hoofdaansluitkast verbroken was en de elektriciteitskabel aangesloten zat voor de elektriciteitsmeter, zodat niet alle elektriciteit die via deze kabel werd afgenomen door de elektriciteitsmeter werd geregistreerd. Uit deze aangifte in combinatie met de hierboven genoemde verklaringen van verdachte dat zij een hennepkwekerij aan de [adres] had, concludeert de rechtbank dat verdachte in ieder geval in de periode van 01 augustus 2007 tot 23 januari 2008 elektriciteit gestolen heeft. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze zoals hieronder is vermeld. De bewezenverklaring 1. hij in de periode van 01 augustus 2007 tot 23 januari 2008 te Mijdrecht en te Vinkeveen en te Nieuwegein, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens opzettelijk heeft geteeld (in de woning aan de [adres] te Mijdrecht en in de woning aan de [adres] te Vinkeveen en in het bedrijfspand aan de [adres] te Nieuwegein) een grote hoeveelheid van ongeveer 10 kilogram henneptoppen en een hoeveelheid van ongeveer 7500 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II. 2. hij in de periode van 01 augustus 2007 tot 23 januari 2008 te Mijdrecht en Vinkeveen en Nieuwegein, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan de Eneco. De rechtbank leest in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging [adres] verbeterd in [adres]. Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging verder nog taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De strafbaarheid van de feiten Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het onder 1 bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op. Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod. Het onder 2 bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op. Diefstal door twee of meer verenigde personen. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. Motivering van de op te leggen sanctie Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. Voor wat betreft de ernst van de feiten heeft de rechtbank met name gelet op de navolgende feiten en omstandigheden. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van hennepplanten, hetgeen een zeer lucratieve criminele bezigheid is, waarmee grote financiële belangen zijn gediend. Gezien de grote hoeveelheid hennepplanten en de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat zij steeds meer ‘hebberig’ werden, weet de rechtbank dat verdachte groot financieel gewin voor ogen stond. Door de wijze waarop zij hiervoor stroom heeft afgenomen, heeft zij bovendien groot brandgevaar voor de onmiddellijke omgeving veroorzaakt. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Voorts heeft verdachte door het illegaal afnemen van stroom, schade toegebracht aan Eneco. Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op: - de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 25 januari 2008, waaruit blijkt dat de verdachte op 15 februari 2005 eerder veroordeeld is terzake hennepteelt en diefstal van energie. - een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte van Reclassering Nederland d.d. 9 april 2008, opgemaakt door M. van Welie, reclasseringswerker, waarin is geadviseerd om verdachte binnen het kader van een deels voorwaardelijke straf reclasseringsbegeleiding op te leggen, met als bijzondere voorwaarde toezicht door het Leger des Heils. Bij het bepalen van de op te leggen straf is allereerst acht geslagen op de vordering ter terechtzitting van de officier van justitie, inhoudende dat verdachte voor de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en reclasseringstoezicht. Naar het oordeel van de rechtbank kan met deze straf, die lager is dan door de officier van justitie is gevorderd, worden volstaan. Rekening houdend met het feit dat verdachte eerder veroordeeld is voor hennepteelt, alsmede rekening houdend met de straffen die de rechtbank in vergelijkbare zaken pleegt op te leggen, acht de rechtbank een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Teruggave in beslag genomen goederen: Met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen, vermeld op de aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, zal de rechtbank de teruggave gelasten aan verdachte, bij wie deze voorwerpen in beslag zijn genomen. De toepasselijke wettelijke voorschriften De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 47, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en op artikel 11 van de Opiumwet. DE BESLISSING De rechtbank beslist als volgt: Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan. Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 12 maanden. Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 4 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast. Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren. Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien: - de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt. - de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarde niet naleeft: dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens de Reclassering Nederland te geven aanwijzingen, zolang die reclasseringsinstelling dat nodig acht, ook indien dit toezicht door het Leger des Heils inhoudt, met opdracht aan voornoemde instelling de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen. Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Gelast de teruggave aan verdachte van de goederen vermeld op de aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen. Dit vonnis is gewezen door mrs W. Foppen, N.V.M. Gehlen, M.P. Gerrits-Janssens, bijgestaan door mr. P. Groot-Smits als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 april 2008.