
Jurisprudentie
BD1951
Datum uitspraak2008-04-18
Datum gepubliceerd2008-05-20
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers168806/HA RK 08-98
Statusgepubliceerd
SectorPresident
Datum gepubliceerd2008-05-20
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers168806/HA RK 08-98
Statusgepubliceerd
SectorPresident
Indicatie
"Wraking van een (nog) niet bekende rechter danwel van alle leden van de rechtbank. Verzoeker is niet ontvankelijk in zijn verzoek.
Uitspraak
beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Wrakingskamer
zaaknummer / rolnummer: 168806/HA RK 08-98
Beschikking van 18 april 2008
inzake
[verzoeker],
wonende te Bodegraven,
verzoeker,
tot wraking van “de rechter”.
De procedure
Voor de rechtbank Arnhem, sector kanton, locatie Nijmegen, is aanhangig het beroep van [verzoeker] tegen de beslissing van de officier van justitie onder registratienummer/CJIB nummer: [nummer]. [verzoeker] is bij brief van 19 februari 2008 opgeroepen voor de mondelinge behandeling van 11 maart 2008. Voordien, bij brief van 22 februari 2008, ingekomen bij de rechtbank op 26 februari 2008, heeft [verzoeker] een verzoek tot wraking ingediend. Daarop is de behandeling van de zaak geschorst.
De beoordeling van het verzoek
[verzoeker] schrijft in zijn verzoek dat hij “de rechter”wraakt, maar hij geeft niet aan wie van de rechters dat betreft. Dat kon hij ook niet, omdat op het moment dat [verzoeker] zijn verzoek indiende nog niet bekend was welke rechter zou worden belast met de behandeling van zijn zaak. In zoverre voldoet het verzoek niet aan de wet. Noodzakelijk voor een verzoek tot wraking is immers dat de rechter bemoeienis heeft met de zaak. Voor zover [verzoeker] met zijn verzoek heeft bedoeld de rechtbank in haar geheel te wraken, geldt dat voor een dergelijk verzoek in de wet evenmin grond is. Een wrakingsverzoek kan alleen gericht zijn tegen rechters die een zaak behandelen en niet tegen de rechtbank in haar geheel (HR 18 december 1998, NJ 1999, 271).
Bij het voorgaande komt dat een verzoek tot wraking alleen kan worden gebaseerd op concrete feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Zodanige feiten en omstandigheden heeft [verzoeker] in het geheel niet aangevoerd.
De conclusie is dat [verzoeker] niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Aan een inhoudelijke behandeling kan niet worden toegekomen, zodat voor een mondelinge behandeling ter terechtzitting geen grond is.
De beslissing
De rechtbank
verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.G. Smedema, P.A. Huidekoper en C.M.E. Lagarde, en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2008.
de griffier de voorzitter
coll.: ED