Jurisprudentie
BD2155
Datum uitspraak2008-04-17
Datum gepubliceerd2008-05-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13/993034-05
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-05-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13/993034-05
Statusgepubliceerd
Indicatie
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 82 van de Wet toezicht kredietwezen 1992, artikelen 3, eerste lid, en 7, eerste lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 en de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.
Ten laste van verdachte is primair bewezen verklaard dat hij samen met anderen ter zake van het bedrijfsmatig aantrekken van al dan niet op termijn opvorderbare gelden van het publiek heeft bemiddeld.
Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/993034-05
Datum uitspraak: 17 april 2008
Tegenspraak, raadsman gemachtigd
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], althans [geboorteplaats], op [geboortedatum],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en niet ingeschreven als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens,
wonende op het adres [adres] te [woonplaats] ([buitenland]), althans verblijvende in [verblijfplaats], [buitenland].
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
3 april 2008.
1. Telastelegging
Aan verdachte is na wijziging van de telastlegging ter zitting telastegelegd dat
1
hij, in of omstreeks de periode van 1 november 2000 tot 1 oktober 2004 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met Caribbean Comfort Nederland B.V. en/of Rentemaxx Inc. en/of Rentemaxx S.A (Rentemaxx) en/of Depositomaxx Nederland B.V. (Depositomaxx) (telkens) -al dan niet opzettelijk- bedrijfsmatig al dan niet op termijn opvorderbare gelden van het publiek, te weten van [belegger 1] en/of [belegger 2] (Bijl. 166) en/of [belegger 3] (bijl. 6) en/of [belegger 4] (bijl. 9) en/of [belegger 5] (bijl. 9) en/of [belegger 6] (bijl. 9) en/of [belegger 7] (bijl. 191) en/of [belegger 8] (bijl. 189, 191) en/of [belegger 9] (bijl 129), en/of één of meer anderen [bijl. 110, alsmede bijlage 192/194 in verband met AH/27, alsmede bijlage 189, 190 en 191] heeft aangetrokken en/of ter beschikking heeft gehad en/of verkregen en/of (telkens) -al dan niet opzettelijk- in enigerlei vorm heeft/hebben bemiddeld ter zake van het bedrijfsmatig van het publiek aantrekken en/of ter beschikking verkrijgen van de hierboven genoemde al dan niet op termijn opvorderbare gelden;
Subsidiair:
Caribbean Comfort Nederland B.V. en/of Rentemaxx Inc. en/of Rentemaxx S.A (Rentemaxx) en/of Depositomaxx Nederland B.V. (Depositomaxx), in of omstreeks de periode van 1 november 2000 tot 1 oktober 2004 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, (telkens) -al dan niet opzettelijk- bedrijfsmatig al dan niet op termijn opvorderbare gelden van het publiek, te weten van [belegger 1] en/of [belegger 2] (Bijl. 166) en/of [belegger 3] (bijl. 6) en/of [belegger 4] (bijl. 9) en/of [belegger 5] (bijl. 9) en/of [belegger 6] (bijl. 9) en/of [belegger 7] (bijl. 191) en/of [belegger 8] (bijl. 189, 191) en/of [belegger 9] (bijl 129), en/of één of meer anderen [bijl. 110, alsmede bijlage 192/194 in verband met AH/27, alsmede bijlage 189, 190 en 191] heeft aangetrokken en/of ter beschikking heeft gehad en/of verkregen en/of (telkens) -al dan niet opzettelijk- in enigerlei vorm heeft/hebben bemiddeld ter zake van het bedrijfsmatig van het publiek aantrekken en/of ter beschikking verkrijgen van de hierboven genoemde al dan niet op termijn opvorderbare gelden; aan/tot welke bovenomschreven strafbare gedraging hij, verdachte, toen en daar feitelijk leiding danwel opdracht gaf;
2
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2001 tot 1 oktober 2004 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met Rentemaxx Ltd. en/of Rentemaxx S.A. (Rentemaxx) en/of Depositomaxx en/of Prestamaxx en/of één of meer anderen, althans alleen, (telkens) -al dan niet opzettelijk- buiten een besloten kring bij uitgifte effecten, te weten het (obligatie)produkt Rentemaxx/Depositomaxx/Prestamaxx heeft aangeboden aan, danwel zodanige aanbieding door middel van advertenties of documenten in het vooruitzicht heeft gesteld aan (onder meer) [belegger 3] (bijl. 6) en/of [belegger 4] (bijl. 9) en/of [belegger 5] (bijl. 9) en/of [belegger 6] (bijl. 9) en/of [belegger 1] en/of [belegger 2] (Bijl. 166) en/of [belegger 9] (bijl. 129) en/of [belegger 7] (Bijl. 191) en/of [belegger 8] (bijl. 189, 191);
3
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2001 tot 1 oktober 2004 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met DR Marketing Inc. en/of CPC Inc. en/of één of meer anderen, althans alleen, (telkens) -al dan niet opzettelijk- buiten een besloten kring bij uitgifte effecten, te weten aandelen DR Marketing Inc. heeft aangeboden aan, danwel zodanige aanbieding door middel van advertenties of documenten in het vooruitzicht heeft gesteld aan (onder meer)
[belegger 10] (bijl. 48) en/of
[belegger 3] (bijl. 67) en/of
[belegger 9] (bijl 122) en/of
[belegger 2] (bijl. 169) en/of
[belegger 6] (bijl 180);
4
hij op of omstreeks 9 juli en/of 10 augustus en/of 30 september 2002, althans in of omstreeks de periode van 1 juli tot en met 30 september 2002 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk een (aantal) geldbedrag(en), onder andere van respectievelijk (ongeveer)
EUR 54.408,84 en/of
EUR 31.094,- en/of
EUR 30.000,- [bijlage 194]
en/of één of meer (andere) geldbedragen, geheel of ten dele toebehorende aan [belegger 1] en/of [belegger 2] en/of [belegger 3] en/of [belegger 4] en/of [belegger 5] en/of [belegger 6] en/of [belegger 7] en/of [belegger 8] en/of [belegger 9] en/of andere beleggers/investeerders (onder andere in het All Investment Plan en/of in Rentemaxx/Depositomaxx), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten door/na (girale) overboeking van die beleggers onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in haar verdediging geschaad.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft ambtshalve bezien of het recht tot strafvervolging van de officier van justitie ten aanzien van het onder 1, onder 2 en onder 3 telastegelegde door verjaring is komen te vervallen. Aan verdachte is onder 1 telastegelegd dat hij in de periode van 1 november 2000 tot en met 1 oktober 2004 (opzettelijk) een voorschrift gesteld bij artikel 82 van de Wet toezicht kredietwezen 1992 heeft overtreden. Onder 2 en 3 is telastegelegd dat hij in de periode van 1 juli 2001 tot 1 oktober 2004 (opzettelijk) een voorschrift gesteld bij artikel 3 respectievelijk artikel 7 van de Wet toezicht effectenverkeer heeft overtreden.
Het opzettelijk overtreden van deze voorschriften is telkens een misdrijf dat ex artikel 1 en 2 juncto 6 van de Wet op de economische delicten wordt bedreigd met onder meer een gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren. Op grond van artikel 70 van het Wetboek van Strafrecht verjaart een misdrijf met een dergelijke strafbedreiging na zes jaren. Het opzettelijk overtreden van genoemde voorschriften is, voor zover gepleegd vóór 13 juli 2001, verjaard nu de verjaring door het uitbrengen van de dagvaarding op 13 juli 2006 is gestuit. De officier van justitie kan daarom niet worden ontvangen in de vervolging van verdachte voor zover het onder 1 en onder 2 telastegelegde betrekking heeft op [belegger 1] en [belegger 2] en voor zover het onder 3 telastegelegde betrekking heeft op [belegger 3] en [belegger 2].
3. Waardering van het bewijs
3.1. De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 4 telastegelegde dat weliswaar gelden van onder meer de in de telastelegging vermelde beleggers zijn gestort op een bankrekening waaraan verdachte geldbedragen onttrok, maar dat daaronder ook waren begrepen inschrijfgelden die verdachte niet verplicht was te investeren. Ten aanzien van deze inschrijfgelden kan derhalve niet bewezen worden dat verdachte zich die wederrechtelijk heeft toegeëigend, nu niet valt uit te sluiten dat de in de telastelegging onder 4 vermelde geldbedragen tevens uit die inschrijfgelden zijn opgebouwd. De rechtbank acht niet bewezen hetgeen onder 4 is telastegelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
3.2 De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1. primair
in de periode van 1 november 2000 tot 31 december 2004 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met Caribbean Comfort B.V. en Rentemaxx Inc. en Rentemaxx S.A., telkens opzettelijk bedrijfsmatig al dan niet op termijn opvorderbare gelden van het publiek te weten van [belegger 3] en [belegger 4] en [belegger 5] en [belegger 6] en [belegger 7] en [belegger 8], en [belegger 9] en anderen heeft aangetrokken en ter beschikking heeft gehad en verkregen en telkens opzettelijk in enigerlei vorm heeft bemiddeld ter zake van het bedrijfsmatig van het publiek aantrekken en ter beschikking verkrijgen van de hierboven genoemde al dan niet op termijn opvorderbare gelden;
2. in de periode van 1 juli 2001 tot 1 oktober 2004 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met Rentemaxx Ltd. en/of Rentemaxx S.A telkens opzettelijk buiten een besloten kring bij uitgifte effecten, te weten het obligatieprodukt Rentemaxx/Depositomaxx/Prestamaxx heeft aangeboden aan onder meer [belegger 3] en [belegger 4] en [belegger 5] en [belegger 6] en [belegger 9] en [belegger 7] en [belegger 8];
3. in de periode van 1 juli 2001 tot 1 oktober 2004 te Amsterdam tezamen en in vereniging met DR Marketing Inc. en/of CPC Inc. opzettelijk buiten een besloten kring bij uitgifte effecten, te weten aandelen DR Marketing Inc. heeft aangeboden aan onder meer
[belegger 10] en
[belegger 9] en
[belegger 6].
4. Het bewijs
4.1 De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de onderstaande bewijsmiddelen zijn vervat.
1. Een geschrift, zijnde een uittreksel uit het handelsregister van de Kamers van Koophandel van 12 juni 2007.
2. Een proces-verbaal met dossiernummer 28711, codenummer V3, van 19 oktober 2004, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2], inhoudende onder meer de verklaring van [getuige 1] (pagina 142 tot en met 146).
3. Een proces-verbaal met dossiernummer 28711, codenummer V4, van 12 oktober 2004, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2], inhoudende onder meer de verklaring van [getuige 2] (pagina 150 tot en met 155).
4. Een proces-verbaal met dossiernummer 28711, codenummer V6, van 10 november 2004, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2], inhoudende onder meer de verklaring van [verdachte] (pagina 162 tot en met 166).
5. Een geschrift, zijnde een kopie van een brief van de Nederlandse Bank van 7 juli 2003, inhoudende een aangifte tegen Caribbean Comfort/RenteMaxx van overtreding van artikel 82, eerste lid van de Wet toezicht kredietwezen 1992 gericht aan het arrondissementsparket Amsterdam (pagina 171 tot en met 181).
6. Een proces-verbaal met dossiernummer 28711, codenummer G2, van 31 maart 2004, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2], inhoudende onder meer de verklaring van [benadeelde partij 3] (pagina 191 tot en met 197).
7. Een proces-verbaal met dossiernummer 28711, codenummer G3, van 30 maart 2004, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2], inhoudende onder meer de verklaring van A. Leyen (pagina 198 tot en met 206).
8. Een proces-verbaal met dossiernummer 28711, codenummer G4, van 12 mei 2004, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2], inhoudende onder meer de verklaring van [belegger 9] (pagina 207 tot en met 210).
9. Een proces-verbaal met dossiernummer 28711, van 5 februari 2004, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 2] en [opsporingsambtenaar 1], inhoudende onder meer de verklaring van [belegger 3] (pagina 211 tot en met 216).
10. Een proces-verbaal met dossiernummer 28711, van 31 maart 2004, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 2] en [opsporingsambtenaar 1], inhoudende onder meer de verklaring van [belegger 10] (pagina 217 tot en met 221).
11. Een proces-verbaal met dossiernummer 28711, van 7 juni 2004, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 3] en [opsporingsambtenaar 1], inhoudende onder meer de verklaring van [belegger 2, echtgenoot van belegger 1] (pagina 223 tot en met 225).
12. Een proces-verbaal met dossiernummer 0, codenummer G2, van 31 maart 2004, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 4], inhoudende onder meer de verklaring van [echtgenoot belegger 6] (pagina 228 tot en met 230).
13. Geschriften, tezamen bijlage 6, inhoudende een klacht inzake RenteMaxx, DepositoMaxx en PrestaMaxx van 23 maart 2003 van [belegger 3] (pagina 282 tot en met 298).
14. Geschriften, tezamen bijlage 9, zijnde kopieën van afschriften van inschrijvingen op het AIP door [belegger 11], [belegger 4], [belegger 5] en [belegger 6] (pagina 340 tot en met 342).
15. Een geschrift, bijlage 41, zijnde een kopie van inschrijving op AIP door [belegger 10] (pagina 417 tot en met 418).
16. Een geschrift, bijlage 112, inhoudende enkele belangrijke punten DepositoMaxx (pagina 619).
17. Een geschrift, bijlage 113, inhoudende enkele belangrijke punten DepositoMaxx (pagina 620).
18. Een geschrift, bijlage 120, zijnde een kopie van een inschrijfformulier van [belgger 9] (pagina 636).
19. Een geschrift, bijlage 121, zijnde een kopie van een bevestiging storting aandelen DR Marketing [belgger 9] (pagina 637).
20. Een geschrift, bijlage 122, zijnde een honorering inschrijving op aandelen DR Marketing van Caribbean Comfort betreffende [belgger 9] (pagina 638).
21. Een geschrift, bijlage 123, zijnde een kopie van een certificaat DR Marketing Inc. ten name van [belegger 9] (pagina 639).
22. Een geschrift, bijlage 124, zijnde een kopie van een inschrijfformulier aandelen DR Marketing Inc. ten name van [belegger 9] (pagina 640 tot en met 642).
23. Een geschrift, bijlage 125, zijnde een kopie van belangrijke leverings- en betalingsvoorwaarden (pagina 643).
24. Een geschrift, bijlage 130, zijnde een kopie van een overzicht investeringen DepositoMaxx door [belegger 9] (pagina 648).
25. Een geschrift, bijlage 133, zijnde een deelnameformulier voor overschrijving van DepositoMaxx naar PrestaMaxx (pagina 652).
26. Een geschrift, bijlage 178, zijnde een kopie van een garantiecertificaat PrestaMaxx ten name van [belegger 6] (pagina 709).
27. Een geschrift, bijlage 179, zijnde een kopie van een certificaat D.R. Marketing Inc. ten name van [belegger 6] (pagina 710).
28. Een geschrift, bijlage 180, zijnde een kopie van een begeleidingsbrief van 6 mei 2003 van CPC Inc. gericht aan [belegger 6] waarin deze de kopie van de certificaten in de vennootschap D.R. Marketing Inc wordt aangeboden (pagina 711).
29. Een geschrift, bijlage 182, zijnde een kopie van een brief van 2 juli 2003 van DepositoMaxx gericht aan [belegger 6] waarin de voorwaarden met betrekking tot de investering in de obligatielening van PrestaMaxx op de door hem gewenste voorwaarden wordt bevestigd (pagina 713).
30. Een geschrift, bijlage 186, zijnde een kopie van een brief van Caribbean Comfort van 29 maart 2002 gericht aan [belegger 6] betreffende de inschrijving ten behoeve van het All Investment Plan en het toewijzen van appartementsrecht met nummer 10.081 (pagina 717).
31. Een geschrift, bijlage 189, inhoudende een overzicht van deelnemers op rekening van CPC 63.27.08.298 in 2002 waarin onder meer staan vermeld [belegger 7], [belegger 8], [belegger 6], [belegger 4] (pagina 720 tot en met 729).
32. Een geschrift, bijlage 190, inhoudende een lijst met recapitulatie deelnemers met bedragen hoger dan € 9.000,00 in 2002 (pagina 730 tot en met 731).
33. Een geschrift, bijlage 191, inhoudende een lijst met overboekingen van ingelegde bedragen naar RenteMaxx Ltd. cq Construction Inc. (pagina 732 tot en met 733).
34. Een geschrift, bijlage 192, inhoudende een lijst met verkopen DR Marketing 2000 tot en met 2002 (pagina 734 tot en met 738).
35. Geschriften, tezamen bijlage 193, een historisch overzicht van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2003 betreffende het rekeningnummer 22.64.17.522 bij Van Lanschot Bankiers ten name van Caribbean Comfort (pagina 754 tot en met 820).
36. Geschriften, tezamen bijlage 194, inhoudende een lijst met inbeslaggenomen bescheiden Van Landschot Bankiers inzake rekeningnummer 63.27.08.298 ten name van CPC Inc.
37. Geschriften, tezamen bijlage 196, inhoudende bankafschriften ABN AMRO rekening 53.22.97.458.
38. Een geschrift, zijnde een kopie van een proces-verbaal van aangifte met nummer PL09060/06-121553 d.d. 14 april 2006 van [benadeelde partij 1], opgemaakt door [hoofdagent] en [aspirant agent]. respectievelijk hoofdagent en aspirant agent van de regiopolitie Utrecht.
4.2 Nadere bewijsoverwegingen
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde
Ten laste van verdachte is onder 1 primair bewezen verklaard dat hij samen met anderen ter zake van het (A) bedrijfsmatig aantrekken van (B) al dan niet op termijn opvorderbare gelden van het (C) publiek (D) heeft bemiddeld.
A. Bedrijfsmatig
De term bedrijfsmatig duidt op handelen in het kader van de bedrijfsuitvoering.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte bij de bewezenverklaarde activiteiten gebruik maakte van de vennootschap Caribbean Comfort B.V. Hoewel hij niet als bestuurder van deze vennootschap is ingeschreven bij het handelsregister van de Kamers van Koophandel, had verdachte er “de touwtjes in handen”.
Bedrijfsmatig is in ieder geval ‘geregeld en stelselmatig’ aldus de Hoge Raad in zijn arrest van 27 maart 2001, JOR 2001, 98. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat Caribbean Comfort B.V. het exclusieve recht had verkregen om producten van CPC waaronder het All Investment Plan (AIP) te verkopen. Uit de vele aangiftes en inschrijfformulieren die zich in het dossier bevinden, blijkt dat verdachte door middel van Caribbean Comfort B.V geregeld en stelselmatig heeft bemiddeld inzake het aantrekken van opvorderbare gelden en derhalve bedrijfsmatig heeft gehandeld.
B. Al dan niet op termijn opvorderbare gelden
De verdediging heeft aangevoerd dat met betrekking tot de voor het AIP betaalde gelden geen sprake is van op termijn opvorderbare gelden in de zin van artikel 82 lid 1 Wtk.
De rechtbank kan de verdediging in dit standpunt niet volgen. Het AIP houdt samengevat in: de verkoop van appartementsrechten door middel waarvan wordt geparticipeerd in een luxueus resort in de Dominicaanse Republiek. De gedachte daarachter is om via een inschrijving op het AIP te beleggen in een appartement of villa. De personen die willen investeren in het project dienen, € 2.500,00 inschrijfgeld te betalen en vervolgens € 6.500,00 als aanbetaling te storten in een depot, zodat in totaal € 9.000,00 wordt betaald. Met deze investering wordt een recht op de aankoop van een appartementsrecht of villa verkregen. De investering is verder bedoeld als een zekerheidsstelling voor de verdere deelname aan het project. Bij de depotstorting die wordt gedaan na de inschrijving op het AIP kan een keuze worden gemaakt tussen een renteloos depot bij het trustkantoor TMF of RenteMaxx A of RenteMaxx B (later genaamd DepositoMaxx) waar wel een rentevergoeding plaatsvindt.
Onder opvorderbare gelden wordt (in de Wet op het financieel toezicht) verstaan: gelden die op enig moment terugbetaald moeten worden, uit welke hoofde dan ook, en waarvan op voorhand duidelijk is welk nominaal bedrag moet worden terugbetaald. De rechtbank wijst in dit verband ook op het arrest van de Hoge raad van 29 juni 1999, JOR 1999, 150. De rechtbank is van oordeel dat ook in het geval dat thans ter beoordeling voorligt, sprake is van op termijn opvorderbare gelden. Dat blijkt onder meer uit de overeenkomst AIP die - na tussenkomst van Caribbean Comfort B.V - tussen CPC en de deelnemers aan het AIP werd gesloten (zie bijvoorbeeld bijlage 177). In die overeenkomst is opgenomen dat bij het niet doorgaan van het onderhavige project restitutie plaatsvindt van het gestorte kapitaal onder aftrek van het inschrijfgeld. Het blijkt ook uit de verklaring van de statutair directeur van Caribbean Comfort B.V. , die verklaart dat de investeerders op termijn altijd hun geld (na aftrek van het inleggeld) terugkrijgen, namelijk eind 2007 als het project niet door zou gaan. Volgens hem begint de opstartfase zodra er 2500 appartementen zijn aanbetaald (proces-verbaal blz. 152, 153). Bovendien verklaart ook verdachte uitdrukkelijk dat per 31 december 2007 depotstortingen altijd opvorderbaar zijn indien het project geen doorgang vindt (proces-verbaal blz. 164). Nu de in de onderhavige zaak betaalde gelden aanbetalingen zijn op te realiseren appartementen waarvan ongewis is of en wanneer die zullen worden gebouwd en deze gelden op een vastgestelde datum moeten worden terugbetaald als het project om wat voor reden dan ook niet doorgaat, is sprake van opvorderbare gelden in de zin van de Wtk 1992.
C. Publiek
De rechtbank heeft ambtshalve onderzocht of de houders van een inschrijfnummer AIP die hebben geïnvesteerd in Rentamaxx, DepositoMaxx en PrestaMaxx dienen te moeten worden aangemerkt als een besloten kring zodat niet kan worden gesproken van publiek als bedoeld in artikel 82 Wtk.
Een besloten kring is in de Wet op het financieel toezicht (Wtf) die onder meer de Wet toezicht kredietwezen 1992 vervangt, gedefinieerd als: een kring, bestaande uit personen of vennootschappen waarvan een persoon of vennootschap opvorderbare gelden ter beschikking verkrijgt, a. die nauwkeurig is omschreven; b. waarvan de toetredingscriteria vooraf zijn bepaald, toetsbaar zijn en niet resulteren in het op eenvoudige wijze toetreden van niet tot de kring behorende personen of vennootschappen; en c. waarbinnen degenen die er deel van uitmaken in een op het tijdstip van het verkrijgen van de opvorderbare gelden reeds bestaande rechtsbetrekking staan tot de persoon of vennootschap die de gelden ter beschikking verkrijgt, op grond waarvan zij redelijkerwijs op de hoogte kunnen zijn van diens financiële toestand. Volgens de parlementaire geschiedenis van de Wtf wordt hiermee bestaand beleid gecodificeerd (Kamerstukken 2004-2005, 29708, nr. 10, p. 172). Verdachte heeft verklaard dat het AIP voor het brede publiek bestemd was (proces-verbaal blz. 164). Daarnaast heeft de de voormalige bestuurder van Caribbean Comfort, Van Halteren, verklaard dat het AIP niet bestemd was voor één bepaalde doelgroep (proces-verbaal blz. 152). Ten slotte heeft de voormalig algemeen directeur van Caribbean Comfort, Augustin, geantwoord op de vraag van de Fiod of een ieder kon deelnemen in het AIP of dat het voor een geselecteerde groep mensen was, dat iedereen kon deelnemen (proces-verbaal blz. 145). Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de personen die zich hebben ingeschreven op het AIP niet-professionele beleggers zijn. De enige voorwaarde waaraan zij moesten voldoen om te kunnen deelnemen aan het AIP, was het kopen van een inschrijfnummer. Omdat het voor iedereen mogelijk was op eenvoudige wijze houder te worden van een inschrijfnummer AIP en zodoende toe te treden tot de kring van personen die konden investeren in Rentamaxx, DepositoMaxx en PrestaMaxx, is geen sprake van een besloten kring. De enkele omstandigheid dat na betaling een inschrijfnummer wordt verkregen, creëert nog niet het bestaan van een besloten kring als bedoeld in de wet.
D. Bemiddelen
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte niet heeft bemiddeld bij het aantrekken van al dan niet op termijn opvorderbare gelden. Hij heeft zich nimmer rechtstreeks tot buitenstaanders gewend met mailingen, advertenties of iets dergelijks. Verdachte is niet naar buiten getreden met de producten Rentamaxx, DepositoMaxx of PrestaMaxx. Alle in de tenlastelegging genoemde personen hebben op eigen initiatief of op advies van een tussenpersoon of andere deelnemers aan het AIP deelgenomen, aanbetalingen gedaan en deze gelden geïnvesteerd in Rentamaxx, DepositoMaxx en PrestaMaxx.
De rechtbank verwerpt het verweer dat verdachte zich niet heeft schuldig gemaakt aan bemiddelen in de zin van de Wtk. In zijn arrest van 28 september 1993, NJ 1993, 768, heeft de Hoge Raad duidelijk gemaakt wat onder ‘enige bemiddeling’ dient te worden verstaan. Bemiddelen is het verrichten van activiteiten tot het tot stand brengen van overeenkomsten van geldleen op naam van een derde of van derden. Uit bijlage 8 (pagina 337 tot en met 339) blijkt dat CPC Inc. een exclusieve licentie aan Caribbean Comfort B.V. heeft verleend voor de verkoop van haar producten aan consumenten en/of andere eindgebruikers in Nederland. Verdachte, die naar het oordeel van de rechtbank als eindveranbtwoordelijk moet worden beschouwd en gelijkgesteld kan worden aan Caribbean Comfort B.V., heeft zich hierbij verplicht het standaardinschrijvingsformulier te gebruiken totdat het eerste break-evenpoint is bereikt en een standaardkoopovereenkomst nadat het eerste break-evenpoint is bereikt. Genoemde partijen zijn overeengekomen dat verdachte in de rechtspersoon van Caribbean Comfort al hetgeen zal doen dat binnen haar mogelijkheden ligt ter bevordering van het product. CPC Inc. heeft Caribbean Comfort B.V. toestemming gegeven over te gaan tot de aanstelling van één of meer handelsagenten, subdealers of andere (rechts)personen van dien aard. Verdachte heeft verklaard dat het AIP via tussenpersonen aan de man werd gebracht (proces-verbaal blz. 164). Uit het dossier blijkt dat onder meer [tussenpersoon 1] van de onderneming Best Advice, Finplan, [tussenpersoon 2] van kantoor Holland Noord en [tussenpersonen 3 en 4] als tussenpersonen het AIP en de overige producten hebben aangeboden. Mede gelet op het feit dat Caribbean Comfort B.V. beschikte over het alleenrecht voor de verkoop van CPC Inc, waarover zowel verdachte als [getuige 2] verklaarden, acht de rechtbank het aannemelijk dat de tussenpersonen hebben bemiddeld onder regie en ter gunste van Caribbean Comfort als verkoopkanaal. Zoals hiervoor is overwogen onder A had de verdachte bij Caribbean Comfort “de touwtjes in handen”. Hij gebruikte Caribbean Comfort voor het bemiddelen. Dat hij formeel geen bestuursfunctie bij Caribbean Comfort vervulde doet daaraan niet af.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde
Het is de rechtbank uit het dossier noch uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat verdachte een vergunning of vrijstelling had om diensten als effectenbemiddelaar als bedoeld in artikel 7 Wte 1995 aan te bieden. Evenmin is de rechtbank gebleken dat (een van) de uitzonderingen van het tweede lid van de Wte 1995 van toepassing (was) waren.
6. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straf
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 1 primair, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 194 dagen waarvan 180 voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk overtreden van voorschriften gesteld bij artikel 82 van de Wtk 1992 en de artikelen 3 en 7 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995. Het toezicht dat in het kader van de Wet toezicht kredietwezen 1992 wordt uitgeoefend, beoogt een algemene en preventieve financieel-economische bescherming van het publiek tegen malafide of niet-solvabele kredietinstellingen. Het doel van de artikelen 3 en 7 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 is het beschermen van beleggers tegen benadering door effectenbemiddelaars die niet over de vereiste deskundigheid beschikken en die niet aan toezicht zijn onderworpen. Door het opzettelijk negeren van deze regelgeving zijn de beleggers gedupeerd. Naar het zich laat aanzien zullen zij (vrijwel) niets terugzien van de aanzienlijke geldbedragen die zij in verdachtes illegale beleggingsconstructie(s) hebben geïnvesteerd. Ook ondervinden bonafide kredietinstellingen hinder van verdachtes handelwijze. De bewezenverklaarde feiten schaden het vertrouwen dat particuliere beleggers in de reguliere markt stellen en zijn oneerlijke vorm van concurrentie.
Verdachte is niet ter terechtzitting verschenen. Van zijn persoonlijke omstandigheden is niet meer bekend dan de inhoud van een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 14 januari 2008 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten. De rechtbank oordeelt daarom dat oplegging van (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf is aangewezen. Daarbij overweegt de rechtbank dat het opleggen van een geldboete de benadeelden in eventuele verhaalsmogelijkheden kan beperken en, nu verdachte in het buitenland verblijft en in Nederland geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, een werkstraf evenmin aan de orde is.
Het onvoorwaardelijk deel van door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf bedraagt veertien dagen. De eis van de officier van justitie doet daarom onvoldoende recht aan de ernst van de feiten. De rechtbank zal om die reden aan verdachte een gevangenisstraf van zes maanden opleggen. Een deel daarvan, in beginsel drie maanden, zal in voorwaardelijke vorm worden opgelegd teneinde te voorkomen dat verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan het plegen van (soortgelijke) strafbare feiten. Daarbij neemt de rechtbank mede in aanmerking de mededeling van de officier van justitie dat Caribbean Comfort B.V., de onderneming waarvan verdachte de feitelijke leiding heeft en tevens verdachtes medeverdachte in deze zaak, op internet activiteiten soortgelijk aan de bewezen feiten voortzet.
In deze zaak heeft zich een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 Europees verdrag voor de rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden voorgedaan. Tussen het tijdstip van aanvang van de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn, het verhoor van verdachte op 10 november 2004, en de uitspraak van de rechtbank op 17 april 2008, zijn bijna drieëneenhalf jaar verstreken. De overschrijding van de redelijke termijn bedraagt aldus bijna anderhalf jaar, zonder dat zich bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan die deze overschrijding rechtvaardigen. De rechtbank zal daarom strafvermindering toepassen en verdachte, in plaats van de hiervoor overwogen gevangenisstraf voor de duur van zes maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk, veroordelen tot een gevangenisstraf van zes maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk.
9. Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vorderingen van de benadeelde partijen:
[benadeelde partij 2], [benadeelde partij 3], [benadeelde partij 4], [benadeelde partij 5], [benadeelde partij 6], [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 7] niet van zo eenvoudige aard zijn dat zij zich lenen voor de behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partijen in de vordering niet-ontvankelijk zijn. De benadeelde partijen kunnen de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 82 van de Wet toezicht kredietwezen 1992, artikelen 3, eerste lid, en 7, eerste lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 en de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de wetswijzigingen die de Wet toezicht kredietwezen 1992 en de Wet toezicht effectenverkeer 1995 in de bewezen verklaarde periode hebben ondergaan. De wettelijke voorschriften zijn dan ook toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezengeachte. De wetswijzigingen van de Wtk zijn van kracht geweest van respectievelijk 15 mei 1998 tot en met 30 juni 2002, van 1 juli 2002 tot en met 30 november 2003 en van 1 december 2003 tot en met 14 september 2004 en de respectieve wetswijzigingen van de Wte zijn van kracht geweest van 1 januari 1999 tot en met 30 november 2003, van 1 december 2003 tot 1 december 2003 en van 1 december 2003 tot en met 31 december. Ondanks de vele wetswijzigingen zijn de verweten gedragingen steeds strafbaar gebleven.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
11. Beslissing
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte ter zake van:
- het onder 1 telastegelegde voor zover dit feit betrekking heeft op [belegger 1] en [belegger 2];
- het onder 2 telastegelegde voor zover dit feit betrekking heeft op [belegger 1] en [belegger 2];
- het onder 3 telastegelegde voor zover dit feit betrekking heeft op [belegger 3] en
[belegger 2].
Verklaart het onder 4 telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert respectievelijk op:
Medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 82, eerste lid van de Wet toezicht kredietwezen 1992.
Medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 7, eerste lid van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, meermalen gepleegd.
Medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 3, eerste lid van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Beveelt dat een gedeelte van deze straf, groot 4 maanden, niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Verklaart de benadeelde partijen [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 3], [benadeelde partij 4], [benadeelde partij 5], [benadeelde partij 6], [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 7] niet-ontvankelijk in hun vordering.
Veroordeelt de benadeelde partijen voorts in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.G. Bauduin, voorzitter,
mrs. G.H. Marcus en E.D. Bonga-Sigmond, rechters,
in tegenwoordigheid van J.P. Braam, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 april 2008.