Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD2524

Datum uitspraak2008-05-20
Datum gepubliceerd2008-05-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers21-004656-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Een beginnend bestuurder heeft onder invloed van alcoholhoudende drank een ongeval veroorzaakt waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het hof is van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld, hetgeen wordt aangemerkt als een vorm van schuld zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Gelet op het feit dat verdachte geen strafblad heeft en ter terechtzitting blijk heeft gegeven te beseffen wat hij teweeg heeft gebracht, kan met een geheel voorwaardelijk straf met daarnaast een taakstraf, bestaande uit een werkstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid van nea te melden duur worden volstaan.


Uitspraak

Parketnummer: 21-004656-07 Uitspraak d.d.: 20 mei 2008 TEGENSPRAAK PROMIS Gerechtshof Arnhem meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Arnhem van 16 november 2007 in de strafzaak tegen [Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te woonplaats, adres Het hoger beroep De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 6 mei 2008 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de verdachte ten aanzien van het primair tenlastegelegde zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren, alsmede een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 240 uren indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 36 maanden. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr W.P. Ganzeboom, naar voren is gebracht. Door of namens verdachte zijn geen verweren gevoerd met betrekking tot de geldigheid van de dagvaarding, de bevoegdheid van de rechter en de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Het vonnis waarvan beroep Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen. De tenlastelegging Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg, tenlastegelegd dat: 1. hij op of omstreeks 06 april 2007, te gemeente Nijmegen, als verkeersdeelnemer, namelijk als beginnend bestuurder, een motorrijtuig (personenauto) heeft bestuurd en/of daarmede, komende vanuit de richting Nijmegen-centrum op de weg, de Weurtseweg, zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig, onachtzaam en/of roekeloos, onder invloed van alcoholhoudende drank, althans na het gebruik van een niet onaanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende drank en/of terwijl hij, verdachte dat motorrijtuig (personenauto) toen aldaar met een op het stuur bevestigde knop met één hand bestuurde, in of nabij een in die weg gelegen, voor hem, verdachte naar links verlopende bocht, die knop uit die hand heeft laten schieten, althans die knop heeft losgelaten en/of via een zich aldaar bevindende betonnen rand, gezien zijn, verdachtes rijrichting, naar rechts gaand, het rechts naast de rijbaan van die weg gelegen fietspad is opgereden en/of opgegleden en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een zich op dat fietspad bevindende fietser (het slachtoffer) en/of waardoor en/of waarbij die fietser ten val is gekomen en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (het slachtoffer) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht, terwijl het een ongeval betrof waardoor een ander lichamelijk letsel werd toegebracht en verdachte verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8 lid 3, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, aangezien verdachte toen dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 525 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden; althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt A. hij op of omstreeks 06 april 2007 te gemeente Nijmegen als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 525 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem/haar voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden; B. hij op of omstreeks 06 april 2007, te gemeente Nijmegen, als bestuurder, van een motorrijtuig (personenauto), daarmede, komende vanuit de richting Nijmegen-centrum, op de weg, de Weurtseweg, via een zich aldaar bevindende betonnen rand, gezien zijn, verdachtes rijrichting, naar rechts gaand, het rechts naast de rijbaan van die weg gelegen fietspad is opgereden en/of is opgegleden en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een zich op dat fietspad bevindende fietser (het slachtoffer) en/of waardoor en/of waarbij die fietser ten val is gekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewijsmotivering A. Vaststaande feiten: Verdachte heeft in de nacht van 6 april 2007 als bestuurder van een personenauto (Fiat Panda) gereden op de Weurtseweg te Nijmegen. Verdachte bestuurde de personenauto met behulp van een op het stuur gemonteerde stuurknop. Verdachte reed in de richting van de Scheepvaartweg. Het latere slachtoffer reed als fietser op het fietspad dat door een grasberm met een betonnen rand van de rijbaan van de Weurtseweg was gescheiden. Hij kwam vanaf de Sprengenweg. Gezien vanuit de rijrichting van verdachte maakte de Weurtseweg een flauwe bocht naar links. In deze bocht schoot verdachte´s hand van de stuurknop, waardoor verdachte de controle over zijn voertuig verloor en in aanrijding is gekomen met de hem tegemoetkomende [slachtoffer]. [Het slachtoffer] heeft als gevolg van dit ongeval een complete dwarslaesie ter hoogte van de 10e thoracale wervel (met fractuur van de 10e thoracale wervel), een klaplong rechts, een longkneuzing rechts, een ribfractuur en een fractuur aan de 7e nekwervel opgelopen. Direct na het ongeval hebben de aldaar aanwezige verbalisanten verdachte een voorlopige ademanalyse afgenomen waarbij de indicatie ”A” op de display verscheen. Vervolgens heeft er een ademanalyse plaatsgevonden. Dit onderzoek heeft geleid tot een voltooid ademonderzoek waarvan het resultaat 525 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht was. Aan verdachte is op 24 april 2003 voor de eerste maal een rijbewijs afgegeven. B. Verweer De raadsman van verdachte heeft ter zitting overeenkomstig zijn pleitnota aangevoerd dat er geen bewijs is voor de culpa in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 en derhalve heeft de raadsman verzocht om verdachte van het primair tenlastegelegde vrij te spreken. C. Beoordeling van het verweer Het hof volgt de verklaring van verdachte dat op een gegeven moment zijn rechterhand van de stuurknop, die op het stuur zat gemonteerd, is afgeschoten en dat verdachte als reactie daarop krachtig is gaan remmen waardoor de wielen van zijn motorvoertuig blokkeerden en hij de controle over het voertuig is verloren. Verdachte is op het rechts naast de rijbaan gelegen fietspad terecht gekomen en heeft daar de aanrijding met het slachtoffer veroorzaakt. Tengevolge van die aanrijding liep het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel op. Daarnaast blijkt uit het uitgevoerde ademonderzoek dat verdachte die avond verkeerde onder invloed van een aanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende drank. Door zo te handelen heeft verdachte naar het oordeel van het hof aanmerkelijk onvoorzichtig gehandeld, hetgeen wordt aangemerkt als een vorm van schuld zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Bewezenverklaring Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij op 06 april 2007, te gemeente Nijmegen, als verkeersdeelnemer, namelijk als beginnend bestuurder, een motorrijtuig (personenauto) heeft bestuurd en daarmede, komende vanuit de richting Nijmegen-centrum op de weg, de Weurtseweg, aanmerkelijk onvoorzichtig, onder invloed van alcoholhoudende drank, in of nabij een in die weg gelegen, voor hem, verdachte naar links verlopende bocht, een op het stuur bevestigde knop uit zijn hand heeft laten schieten, en via een zich aldaar bevindende betonnen rand, gezien zijn, verdachtes rijrichting, naar rechts gaand, het rechts naast de rijbaan van die weg gelegen fietspad is opgereden en/of is opgegleden en in aanrijding is gekomen met een zich op dat fietspad bevindende fietser (het slachtoffer)waardoor die fietser ten val is gekomen en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (het slachtoffer) zwaar lichamelijk letsel, werd toegebracht, terwijl het een ongeval betrof waardoor een ander lichamelijk letsel werd toegebracht en verdachte verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8 lid 3,aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, aangezien verdachte toen dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 525 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden; Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op het misdrijf: ten aanzien van het primair bewezenverklaarde: Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl degene die aan dat feit schuldig is verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, derde lid, van deze wet. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn. Oplegging van straf en/of maatregel De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 jaren met aftrek van de tijd dat het rijbewijs reeds ingevorderd is geweest. De rechtbank Arnhem heeft de verdachte veroordeeld voor het primair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren met aftrek van de tijd dat het rijbewijs reeds ingevorderd is geweest. De advocaat-generaal heeft aangegeven dat het in casu gaat om een grove verkeersfout. Volgens de Richtlijn voor strafvordering verkeersongevallen (2008R001) is het uitgangspunt voor het formuleren van de eis dan een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren. De advocaat-generaal heeft, gelet op het feit dat verdachte first-offender is en het feit dat verdachte berouw heeft getoond, gevorderd dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 (twee) jaren, alsmede een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 240 uren indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 36 maanden. De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft het hof het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft bewust onder invloed van alcoholhoudende drank een personenauto bestuurd en een zeer ernstig ongeval veroorzaakt met zeer ernstige gevolgen voor het slachtoffer. Diens leven heeft daardoor een ingrijpende wending gekregen waar hij en zijn persoonlijke omgeving steeds mee geconfronteerd zullen blijven worden. Nu het hof bewezen heeft verklaard dat verdachte slechts aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld (met minder dan 570 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht) is volgens bovengenoemde richtlijn van het openbaar ministerie het uitgangspunt voor de op te leggen straf een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden onvoorwaardelijk alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 18 maanden. Het hof houdt er rekening mee dat verdachte geen strafrechtelijk verleden heeft en dat hij tijdens het onderzoek ter terechtzitting blijk gegeven heeft van besef van de ernst van wat hij teweeggebracht heeft, zijn schuld daaraan en zijn verantwoordelijkheid voor wat hij het slachtoffer heeft aangedaan. Onder die omstandigheden kan volstaan worden met een weliswaar langere maar geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en daarnaast een taakstraf, bestaande uit een werkstraf . Voorts is het hof van oordeel dat, mede gelet op het feit dat verdachte een beginnend bestuurder is en een aanrijding heeft veroorzaakt waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, het belang van de algemene verkeersveiligheid er mee is gediend dat verdachte gedurende een langere periode niet meer als bestuurder van een motorrijtuig aan het verkeer kan deelnemen. Het belang van de verkeersveiligheid dient daarbij te prevaleren boven het persoonlijk belang van verdachte bij het hebben van een rijbewijs. Derhalve dient als bijkomende straf een geheel onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur te worden opgelegd. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht: Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden. Bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis. Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 (twee) jaren. Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht. Aldus gewezen door mr Y.A.J.M. van Kuijck, voorzitter, mr F.J.H. Rutgers van der Loeff en mr G. Mannoury, raadsheren, in tegenwoordigheid van B.J. Berendsen, griffier, en op 20 mei 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken.