Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD2794

Datum uitspraak2008-05-29
Datum gepubliceerd2008-05-29
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers395773 / KG ZA 08-724 SR/LW
Statusgepubliceerd


Indicatie

De voorzieningenrechter 1.1. veroordeelt gedaagden om binnen acht dagen na betekening van dit vonnis met al het hunne en al de hunnen het pand aan de Eerste Oosterparkstraat 93-winkel en 93-I te Amsterdam te ontruimen en ontruimd te houden, en met achterlating van hetgeen aan De Key toebehoort, onder afgifte van eventuele sleutels aan De Key ter beschikking te stellen, met machtiging aan De Key om zo gedaagden mochten nalaten aan deze veroordeling te voldoen, de tenuitvoerlegging daarvan op kosten van gedaagden te bewerkstelligen, zo nodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie, 1.2. bepaalt dat deze veroordeling binnen de in art. 557a lid 3 Rv genoemde termijn van een jaar ook ten uitvoer zal kunnen worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging daar bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer dat zich voordoet, 1.3. veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van De Key tot op heden begroot op EUR 1.155,44, te vermeerderen met de kosten voor de in artikel 61 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voorgeschreven advertentie.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK AMSTERDAM Sector civiel recht, voorzieningenrechter zaaknummer / rolnummer: 395773 / KG ZA 08-724 SR/LW Vonnis in kort geding van 29 mei 2008 in de zaak van de stichting WOONSTICHTING LIEVEN DE KEY, gevestigd te Amsterdam, eiseres bij dagvaarding van 24 april 2008, procureur mr. E. Goemans, advocaten mrs. J.H. Hollenbeek Brouwer en J.S. Haakmeester te Amsterdam, tegen 1. HEN DIE VERBLIJVEN IN HET PAND AAN [adres 1], van wie de namen niet bekend zijn, wonende te [woonplaats], van wie is verschenen [gedaagde 1] 2. HEN DIE VERBLIJVEN IN HET PAND AAN [adres 2], van wie de namen niet bekend zijn, wonende te [woonplaats], van wie is verschenen [gedaagde 2], gedaagden, advocaat mr. M.A.R. Schuckink Kool te 's-Gravenhage. 1. De procedure Ter terechtzitting van 19 mei 2008 heeft de eiseres (hierna te noemen: De Key) gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Gedaagden hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. De [persoon 1] is namens de Stichting Monumentenbehoud Nederland als getuige verschenen. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. 2. De feiten 2.1. De Key is eigenaar van het pand gelegen aan [adres 1 & 2] (hierna: het pand). Op de begane grond van dit pand bevindt zich een winkelruimte. Op de eerste tot en met de derde etage van dit pand bevinden zich drie woonruimten. 2.2. In samenwerking met het Stadsdeel Oost/Watergraafsmeer, Vereniging Buurtbehoud Weesperzijdestrook en de Bewonerscommissie Swammerdam heeft De Key besloten tot een grootscheepse aanpak van de Swammerdambuurt, waarin het pand zich bevindt. Dit project betreft de renovatie van 200 woningen en de ontwikkeling van nieuwbouw. Het pand is deel van het nieuwbouwplan “Huis van Acht” aan [adres] en is in het plan voorgedragen voor sloop. 2.3. In verband met de uitvoering van het project heeft het Stadsdeel Oost/Watergraafsmeer, na een aanvraag daartoe van De Key, op 27 oktober 2005 en 18 juli 2006 een sloop- respectievelijk bouwvergunning verleend. 2.4. Op 28 januari 2007 zijn meerdere panden van De Key gekraakt, waaronder [adres 1] (hierna: de winkel) en [adres 2] (hierna: de woning) te Amsterdam. Op 2 februari 2007 heeft [persoon 2], accountmanager van De Key, hiervan aangifte gedaan. 2.5. Op 21 februari 2008 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank, sector bestuursrecht algemeen, de volgende uitspraak gewezen: “1. PROCESVERLOOP Bij aanvraag van 12 mei 2006 heeft de Stichting (Stichting monumentenbehoud Nederland, vzr.) aan de Minister (van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, vzr.) verzocht om de panden gelegen aan de [adres] (…) op de rijksmonumentenlijst te plaatsen. (…) Bij besluit van 27 maart 2007 heeft de Minister het verzoek van de Stichting van 12 mei 2006 afgewezen, omdat niet is gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden afgeweken van de Tijdelijke beleidsregel aanwijzing beschermde monumenten 2006. Tegen dit besluit heeft de Stichting tijdig bezwaar gemaakt. Bij besluit van 11 oktober 2007 heeft de Minister het bezwaarschrift van de Stichting niet-ontvankelijk verklaard. De Stichting heeft hiertegen bij beroepschrift van 10 november 2007 beroep ingesteld. Nu sprake is van een beroepsprocedure (…) is de werking van de monumentenvergunning op grond van artikel 5, van de Monumentenwet 1998 (…), gelezen in samenhang met artikel 16, zesde lid, van de Monumentenwet, opgeschort totdat op het beroep is beslist. (…) 3. BESLISSING (…) – bepaalt dat de opschortende werking als bedoeld in artikel 5 in samenhang met artikel 16, zesde lid, van de Monumentenwet, wordt opgeheven. (…) Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.” 2.6. Bij brief van 9 april 2008 heeft de aannemer, Bouwbedrijf Stadswerk B.V., aan een onderdeel van De Key, De Principaal, bericht dat zij op eerste aanzeggen van haar opdrachtgever de sloop- en ontgravingswerkzaamheden per 17 juni 2008 kan en zal aanvangen. 3. Het geschil 3.1. De Key vordert samengevat - ontruiming van de bedrijfsruimte aan [adres 1] alsmede van de woonruimte aan [adres 2], met machtiging aan de Key om, zo gedaagden niet aan deze veroordeling mochten voldoen, de tenuitvoerlegging hiervan zelf op kosten van gedaagden te bewerkstelligen, zo nodig met behulp van de sterke arm, en met bepaling dat deze veroordeling binnen de in art. 557a lid 3 Rv genoemde termijn van een jaar ook ten uitvoer zal kunnen worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging daar bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer dat zich voordoet en met veroordeling van gedaagden in de kosten van dit geding. 3.2. De Key stelt dat gedaagden onrechtmatig jegens haar handelen door de winkel en de woning van het pand in gebruik te nemen en deze ondanks herhaalde verzoeken daartoe van de zijde van De Key niet te ontruimen. De Key is voornemens op een zo kort mogelijke termijn sloop- en nieuwbouwwerkzaamheden aan het pand uit te voeren en de sloop- en bouwvergunning hiervoor is reeds onherroepelijk verleend. Vanwege het door de Stichting Monumentenbehoud Nederland in 2006 ingestelde verzoek tot het aanwijzen als rijksmonument van onder andere het pand en de zogenaamde voorbescherming die hiermee verband houdt, heeft De Key lange tijd geen gebruik kunnen maken van de aan haar verleende sloop- en bouwvergunning. Deze vertraging heeft haar veel tijd en geld gekost. Vervolgens is de schorsende werking van de lopende beroepsprocedure inzake de monumentenstatus van het pand op verzoek van De Key door de voorzieningenrechter van deze rechtbank, sector bestuursrecht algemeen, geschorst, zoals is vermeld onder 2.5. Bestuursrechtelijk bestaan er dan ook geen bezwaren meer tegen de sloop van de winkel en de woning en de herbouwwerkzaamheden. De aannemer heeft te kennen gegeven dat hij per 17 juni aanstaande kan aanvangen met de sloop- en ontgravingswerkzaamheden. De Key heeft dan ook een spoedeisend belang bij haar vordering. 3.3. Ter afwering van de vordering hebben gedaagden het volgende verweer gevoerd. Voor het pand is een sloopvergunning verleend. Door de aanvraag van de Stichting Monumentenbehoud Nederland van de Rijksmonumentenstatus op 23 mei 2006 voor het pand berust er in beginsel een voorbescherming tegen wijziging of sloop op het pand, zolang niet definitief over de toekenning hiervan is beslist. De uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank sector bestuursrecht Algemeen van 21 februari 2008 doet hieraan niet af, nu hierbij volledig buiten de wet is gehandeld. Volgens de wet is het immers slechts mogelijk de opschortende werking van beroepsprocedures tegen de verstrekking van een monumentenvergunning op te heffen. In dit geval is er in het geheel geen monumentenvergunning aangevraagd of verleend, zodat van een opschortende werking van beroepsprocedures hiertegen en eventuele opheffing daarvan ook geen sprake kan zijn. Ook tegen de sloopvergunning en tegen de verlening van de bouwvergunning en de afwijzing van de aanvraag van de gemeentelijke monumentenstatus lopen nog verschillende procedures. Gelet hierop is het zeer onwaarschijnlijk dat De Key op korte termijn tot aanvang van de door haar genoemde werkzaamheden kan overgaan. Daarnaast is allerminst zeker of de aannemer ook daadwerkelijk op 17 juni 2008 zal aanvangen met de werkzaamheden. Gedaagden hebben een zwaarwegend belang bij behoud van het pand. Subsidiair kan de vordering slechts worden toegewezen onder voorwaarde van overlegging van de vereiste vergunningen en onder de voorwaarde dat de uitspraak op de voorlopige voorziening tegen de sloopvergunning wordt afgewacht. 4. De beoordeling 4.1. Vooropgesteld dient te worden dat gedaagden het pand aan [adres 1 & 2] zonder recht of titel in gebruik hebben en dat De Key eigenaresse van het pand is. Een ontruimingsvordering in kort geding is echter slechts toewijsbaar, indien de eigenaar van het pand daarbij een spoedeisend belang heeft en ontruiming niet tot ongerechtvaardigde leegstand zal leiden. 4.2. Gedaagden hebben als verweer gevoerd dat er bestuursrechtelijke bezwaren bestaan tegen de sloop van de winkel en de woning. Dit verweer kan echter niet worden gevolgd. Als uitgangspunt hiervoor dient te gelden de uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, sector bestuursrecht algemeen, van 21 februari 2008, waarin de opschortende werking als bedoeld in artikel 5 in samenhang met artikel 16, zesde lid, van de Monumentenwet, is opgeheven. Niet is gebleken dat deze beslissing berust op een kennelijke juridische misslag. Ook de fase van voorbescherming, die is ontstaan door de aanvraag van De Stichting Monumentenbehoud Nederland om het pand aan [adres 1 & 2] aan te wijzen als rijksmonument, valt immers onder de werking van artikel 5 in samenhang met artikel 16, zesde lid, Monumentenwet en kan derhalve worden opgeschort. In de uitspraak is uitvoerig overwogen dat het besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap tot weigering van aanwijzing van het pand tot beschermd rijksmonument naar voorlopig oordeel in rechte zal standhouden. Gedaagden en de Stichting Monumentenbehoud Nederland hebben ter zitting niet aannemelijk gemaakt dat het pand thans wel als rijksmonument zal worden aangewezen. Gelet hierop bestaan er thans vanuit de Monumentenwet geen bezwaren om tot de sloop van de winkel en woning over te gaan. 4.3. Gedaagden hebben betwist dat De Key een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. De Key heeft ter zitting te kennen gegeven dat de aannemer per 17 juni 2008 zal aanvangen met sloop- en ontgravingswerkzaamheden aan het pand, hetgeen wordt bevestigd door de brief van de aannemer van 9 april 2008, zoals is vermeld onder 2.6. Mede gelet op de door De Key overgelegde planning, waarin de sloop van [adres] staat gepland op 18 juni 2008, is voldoende aannemelijk geworden dat op zeer korte termijn een aanvang zal worden gemaakt met de uitvoering van de projectmatige werkzaamheden aan de woning en de winkel. Er bestaat dan ook geen kans op leegstand van het pand aan [adres 1 & 2]. 4.4. Van een eigenaresse van een woning die is gekraakt, kan niet worden verlangd dat zij alle vereiste vergunningen aangaande de sloop en herbouw aan de krakers overhandigt, alvorens kan worden aangevangen met deze werkzaamheden. Daarnaast is de sloopvergunning aan De Key reeds op 27 oktober 2005 verleend. Een hiertegen ingestelde voorlopige voorziening schort de werking van dat besluit niet op. 4.5. Gelet op het voorgaande kan worden gezegd dat er thans geen beletselen bestaan voor De Key om een aanvang te maken met de sloop- en ontgravingswerkzaamheden en dat De Key een spoedeisend belang heeft bij onverwijlde ontruiming van het pand aan de [adres 1 & 2]. De vordering zal derhalve worden toegewezen. Na te melden ontruimingstermijn komt daarbij redelijk voor. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat gedaagden niet volmondig hebben verklaard de panden na een daartoe veroordelend vonnis zonder meer te ontruimen en Lieven de Key daarom wellicht enige tijd nodig zal hebben om de ontruiming vóór 17 juni 2008 te bewerkstelligen. 4.6. De gevorderde mogelijkheid het vonnis bij herkraak ten uitvoer te leggen tot een jaar na dit vonnis, wordt toegewezen, omdat De Key de mogelijkheid moet worden gegund om vrij over de winkel en de woning te kunnen beschikken om de geplande sloop- en nieuwbouwplannen uit te voeren. Indien De Key de winkel en de woning echter na het verstrijken van deze termijn nog steeds ongebruikt laat, moet zij geacht worden geen spoedeisend belang bij een ontruimingsvordering meer te hebben. 4.7. Gedaagden zullen hoofdelijk als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van De Key worden begroot op: - dagvaarding EUR 85,44 - vast recht 254,00 - salaris procureur 816,00 Totaal EUR 1.155,44 te vermeerderen met de kosten gemaakt voor de in artikel 61 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering voorgeschreven advertentie. 5. De beslissing De voorzieningenrechter 5.1. veroordeelt gedaagden om binnen acht dagen na betekening van dit vonnis met al het hunne en al de hunnen het pand aan de [adres 1 & 2] te ontruimen en ontruimd te houden, en met achterlating van hetgeen aan De Key toebehoort, onder afgifte van eventuele sleutels aan De Key ter beschikking te stellen, met machtiging aan De Key om zo gedaagden mochten nalaten aan deze veroordeling te voldoen, de tenuitvoerlegging daarvan op kosten van gedaagden te bewerkstelligen, zo nodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie, 5.2. bepaalt dat deze veroordeling binnen de in art. 557a lid 3 Rv genoemde termijn van een jaar ook ten uitvoer zal kunnen worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging daar bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer dat zich voordoet, 5.3. veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van De Key tot op heden begroot op EUR 1.155,44, te vermeerderen met de kosten voor de in artikel 61 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voorgeschreven advertentie, 5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad, 5.5. wijst het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door mr. Sj.A. Rullmann, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. L.E. van der Weij, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2008.?