Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD2919

Datum uitspraak2008-01-17
Datum gepubliceerd2008-05-30
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
ZaaknummersAWB 07/1658
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verweerder heeft eiseres op grond van artikel 27 van de Arbeidsomstandighedenwet een tweetal eisen gesteld, gericht op de beperking van fysieke belasting. Heeft verweerder de eisen in redelijkheid kunnen stellen? Onvolledige heroverweging.


Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM Sector bestuursrecht Registratienummer: AWB 07/1658 Uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen: Korpershoek Warehousing & Forwarding BV, eiseres, gevestigd te Nijkerk, en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder. 1. Aanduiding bestreden besluit Besluit van verweerder van 23 maart 2007. 2. Procesverloop Bij besluit van 4 december 2006 heeft de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid eiseres op grond van artikel 27 van de Arbeidsomstandighedenwet een tweetal eisen gesteld. Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het daartegen ingediende bezwaar ongegrond verklaard en het eerder genoemde besluit gehandhaafd. Tegen dit besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen. Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 6 december 2007. Eiseres is aldaar verschenen, vertegenwoordigd door H.W. Korpershoek en F. de Swart. Verweerder is niet verschenen. 3. Overwegingen 3.1 Artikel 27, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet luidt: Een daartoe aangewezen toezichthouder kan aan de werkgever een eis stellen betreffende de wijze waarop een of meer bepalingen gesteld bij of krachtens deze wet moeten worden nageleefd. Ingevolge het tweede lid van artikel 27 van de Arbeidsomstandighedenwet vermeldt een eis van welke regelen de wijze van naleving wordt bepaald en bevat deze de termijn waarbinnen aan de eis moet zijn voldaan. Ingevolge artikel 5.2 van het Arbeidsomstandighedenbesluit wordt de arbeid zodanig georganiseerd, de arbeidsplaats zodanig ingericht, een zodanige productie en werkmethode toegepast of worden zodanige hulpmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt, dat de fysieke belasting geen gevaren met zich kan brengen voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemer. Artikel 5.3 van het Arbeidsomstandighedenbesluit luidde ten tijde van het bestreden besluit als volgt: Voor zover de gevaren, bedoeld in artikel 5.2, redelijkerwijs niet kunnen worden voorkomen: a. wordt met inachtneming van bijlage I bij de richtlijn, de arbeid zodanig georganiseerd, de arbeidsplaats zodanig ingericht, een zodanige productie- en werkmethode toegepast of worden zodanige hulpmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt dat die gevaren zoveel als redelijkerwijs mogelijk is worden beperkt; b. worden in de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, met inachtneming van bijlage I bij de richtlijn, de veiligheids- en gezondheidsaspecten van de fysieke belasting beoordeeld, waarbij met name wordt gelet op de kenmerken van de last, de vereiste lichamelijke inspanning, de kenmerken van de werkomgeving en de eisen van de taak. 3.2 Door een inspecteur van de Arbeidsinspectie is bij een bezoek aan het bedrijf van eiseres geconstateerd dat werknemers bij het lossen van een zeecontainer met 900 zakken suiker van ca. 25 kilo, gedurende anderhalf uur zakken tilden om deze op de band van een pallettiseermachine te leggen. De inspecteur heeft vastgesteld dat de werknemers zodoende werden bloot gesteld aan zware fysieke belasting, met gerede kans op ernstige gezondheidsschade. Aangezien gevaar voor de gezondheid niet is voorkomen dan wel zoveel als mogelijk is beperkt, heeft de inspecteur een overtreding van de artikelen 5.2 en 5.3 van het Arbeidsomstandighedenbesluit geconstateerd. Na een voornemen tot het stellen van een eis te hebben kenbaar gemaakt, heeft verweerder bij het primaire besluit de volgende eisen tot naleving gesteld: "1. Het gevaar voor de gezondheid ten gevolge van fysieke belasting bij het handmatig lossen van containers, op de wijze zoals deze bij overtreding 1 beschreven is, dient te worden voorkomen of indien dat redelijkerwijs niet mogelijk is zoveel als mogelijk te worden beperkt. Dit betekent dat in deze situatie de zakken à 25 kilo niet structureel handmatig gehanteerd mogen worden. U dient maatregelen te nemen, waarbij bronaanpak als uitgangspunt genomen wordt. Het betreft de volgende maatregelen: - aanpak bij de bron (zoals gebruikmaking van pallets of slipsheets) - aanpassen van productie- en werkmethoden (duur/frequentie en wijze waarop getild wordt) - het gebruiken van (mechanische) hulpmiddelen. 2. Als gevaar voor de gezondheid ten gevolge van fysieke belasting niet kan worden voorkomen, dan dienen de restrisico's opgenomen te zijn in de risico-inventarisatie en -evaluatie met bijbehorend plan van aanpak, waarbij de volgende aspecten van de situatie aan de orde dienen te komen: - kenmerken van de last (omvang, stabiliteit, grip) - vereiste lichamelijk inspanning (gewicht van de last) - kenmerken van de werkomgeving (klimaat, temperatuur, vloeren, verplaatsingsafstanden) - taakeisen (tilfrequenties, duur van het tillen) De NIOSH rekenmethode voor tilsituaties voldoet aan deze aspecten voor tilsituaties.". Voorts is bepaald dat aan de eisen binnen 3 maanden dient te worden voldaan. 3.3 Eiseres heeft aangevoerd dat zij alle maatregelen ter voorkoming of beperking van gezondheidsschade die redelijkerwijs mogelijk zijn, heeft gerealiseerd. Zij beschouwt zich, vergeleken met concurrenten, als vooruitstrevend door het gebruik van technisch geavanceerde oplossingen, waarin veel tijd en geld zijn geïnvesteerd. Sinds oktober 2006 vindt arbobegeleiding door Nedcon Groep B.V. plaats. Door het gebruik van een pallettiseermachine wordt de fysieke belasting, aanwezig bij de containers die 'los geladen' zijn en dus gedeeltelijk handmatig gelost moeten worden, zoveel mogelijk beperkt. Voorts worden in het bedrijf ook veel containers gelost met produkten die reeds op pallets gestapeld zijn. Verder wordt volgens eiseres de arbeid door regelmatige pauzes onderbroken en vindt taakroulatie plaats. Eiseres heeft ten slotte een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel. 3.4 Uit de beschikbare stukken en het verhandelde ter zitting maakt de rechtbank op dat de loopband van de pallettiseermachine niet lager kan worden opgesteld dan 30-35 cm. boven de containervloer. Daardoor is, althans volgens eiseres, onvermijdelijk dat er zakken die niet op pallets staan getild moeten worden en er dus fysieke belasting van de werknemers optreedt. Verweerder heeft zijn oordeel dat er bij het lossen van een zeecontainer met zakken suiker van ca. 25 kilo door 2 werknemers in anderhalf uur risico op gezondheidsschade ontstaat berekend aan de hand van de zogenoemde NIOSH-methode (methode van het Amerikaanse National Institute for Occupational Safety and Health). De hantering door verweerder van deze methode is door eiseres niet bestreden en evenmin heeft de rechtbank aanleiding deze methode niet als uitgangspunt voor de beoordeling te nemen. Op grond van deze methode moet, met verweerder, worden geconstateerd dat ondanks het gebruik van de – in dit verband geavanceerde en zeer bruikbare - pallettiseermachine de fysieke belasting die ontstaat bij het tillen van (de onderste) zakken die niet door schuiven of anderszins op de loopband van de machine kunnen worden gelegd, volgens de NIOSH-berekening een zogenoemde misstand vormt. In eiseresses geval zijn de zakken volgens deze methode 7 kilo te zwaar (bij het zakgewicht van 25 kilo). De rechtbank constateert op grond van het vorenstaande, met verweerder, dat hierdoor gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemer kan ontstaan. Dat geldt ook indien zou worden uitgegaan van de door eiseres in het beroepschrift gegeven alternatieve berekening van de fysieke belasting. 3.5 De rechtbank concludeert op grond van het vorenstaande dat, gelet op artikel 5.2 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, de betreffende arbeid niet zodanig is georganiseerd (etc.) dat de fysieke belasting geen gevaren met zich kan brengen voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemer. In deze conclusie ligt overigens, anders dan eiseres meent, geen verwijt verscholen maar een feitelijke vaststelling. Aan deze feitelijke vaststelling heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden met toepassing van artikel 27 van de Arbeidsomstandighedenwet een eis tot naleving kunnen verbinden. Eiseres heeft de inhoud van de eis onder 1. niet bestreden. Die inhoud geeft de rechtbank evenmin aanleiding de eis niet-adequaat of anderszins onredelijk te achten. 3.6 Met betrekking tot de eis onder 2. overweegt de rechtbank het volgende. Tijdens de hoorzitting in de bezwaarschriftprocedure heeft eiseres aangevoerd dat de arbeidsomstandigheden in haar bedrijf sinds oktober 2006 worden geëvalueerd door het hierboven genoemde Nedcon. Eiseres heeft een rapport van Nedcon d.d. 8 februari 2007, bevattende een plan van aanpak en de resultaten van een risico-inventarisatie en -evaluatie (RIE) aan verweerder toegezonden. In het rapport is voor de onvermijdelijke tilwerkzaamheden de fysieke belasting geïnventariseerd en een plan van aanpak gegeven, waarin als mogelijke maatregelen worden genoemd: voldoende afwisseling, job-rotation en voorlichting over de juiste manier van tillen, alsmede inschakeling van een ergonoom. De RIE is reeds in september 2006, derhalve voor het primaire besluit, met eiseres besproken. De rechtbank constateert dat verweerder deze RIE wel aan het slot van zijn bestreden besluit heeft vermeld, maar daaraan verder geen consequenties heeft verbonden. Gelet op het heroverwegingskarakter van de bezwaarschriftprocedure had zulks van verweerder wel mogen worden verwacht. Zulks geldt temeer aangezien in de RIE wordt ingegaan op de aspecten die in de eis onder 2. zijn genoemd. 3.7 Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit inzake de eis onder 2. strijdig is met de artikelen 7:11 en 7:12 van de Awb. 3.8 Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet. Eiseres heeft geen concrete gevallen genoemd waarin is gebleken dat de arbeidsomstandigheden en de overtreding van voorschriften wel aanleiding hadden moeten geven tot de oplegging van een eis tot naleving en deze oplegging desondanks achterwege is gebleven. Daarbij overweegt de rechtbank dat verweerder in het verweerschrift heeft uiteengezet dat ook bij andere bedrijven een handhavingstraject wordt ingezet, indien daar de hier aan de orde zijnde gebreken worden geconstateerd. 3.9 Het beroep is gelet op het voren overwogene gegrond. Het bestreden besluit wordt gedeeltelijk vernietigd. Verweerder zal in zoverre opnieuw op het bezwaarschrift moeten beslissen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. 4. Beslissing De rechtbank verklaart het beroep gegrond; vernietigt het bestreden besluit voor zover betreft de eis onder 2.; bepaalt dat het griffierecht ad € 285 aan eiseres wordt vergoed door de Staat der Nederlanden (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid). Aldus gegeven door mr. L. van Gijn, voorzitter, mr. D.S.M. Bak en mr. S.H. Bokx-Boom, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Woestenburg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op De griffier, De voorzitter, Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage. Verzonden op: