Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD2983

Datum uitspraak2008-06-09
Datum gepubliceerd2008-06-09
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers801452-07 + 607986-05 (tul) [P]
Statusgepubliceerd


Indicatie

Beroep op noodweer en noodweer-exces. Verdachte voert aan dat hij door de omklemming door zijn aanvaller, geen andere keus had om vrij te komen dan door verdachte in zijn oor te bijten. Beroep op noodweer-exces slaagt.


Uitspraak

RECHTBANK BREDA Sector strafrecht parketnummer: 801452-07 + 607986-05 (tul) [P] vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 juni 2008 in de strafzaak tegen [verdachte] geboren op [adres] (Suriname) wonende te [adres] raadsman mr. Mooren, advocaat te Hilvarenbeek 1 Onderzoek van de zaak De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 mei 2008. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie, mr. Van Damme, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer. 2 De tenlastelegging De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte bij [slachtoffer] een stuk uit zijn oor heeft gebeten. 3 De voorvragen De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging. 4 De beoordeling van het bewijs 4.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde, te weten het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer], en baseert zich daarbij op de aangifte, de bekennende verklaring van verdachte en de getuigenverklaringen. 4.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde. 4.3 Het oordeel van de rechtbank De rechtbank acht feit 1 primair wettig en overtuigend bewezen gelet op: - de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie ; - de aangifte van [slachtoffer] . De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Uit de medische informatie van de plastisch chirurg van het Sint Elisabeth Ziekenhuis te Tilburg van 7 februari 2008 blijkt dat de top van het linkeroor [slachtoffer] is afgebeten en dat de plastisch chirurg heeft geprobeerd de top van het oor weer aan te zetten. Die operatie is echter niet gelukt en het aangezette stuk oor is afgestorven. Er moet nu een linkeroorreconstructie uitgevoerd te worden, die meerdere hersteloperaties vergt. Voorts heeft [slachtoffer] in een toelichting bij de vordering benadeelde partij verklaard dat hij als gevolg van deze mishandeling 3 weken arbeidsongeschikt is geweest en dat er door de nog te verrichten operaties nog meer perioden van arbeidsongeschiktheid zullen volgen. Ten slotte is voor een ieder zonneklaar dat het uiterlijk [slachtoffer] als gevolg van dit blijvend beschadigde linkeroor ernstig is ontsierd. 4.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte primair: op 16 december 2007 te Tilburg aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (teweten een deels afgebeten oorschelp, heeft toegebracht, door deze opzettelijk en met kracht een stuk van het oor af te bijten De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. 5 De strafbaarheid van verdachte De verdediging heeft verzocht verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging ten aanzien van dit feit nu hij uit noodweer dan wel noodweerexces heeft gehandeld. Vast staat dat er na een avond stappen een flinke vechtpartij heeft plaatsgevonden in het centrum van Tilburg bij de opstapplaats van de zogeheten Nightliner, waarbij [slachtoffer] en zijn vriend bij betrokken waren. Hierbij zijn er rake klappen gevallen en is de vriend [slachtoffer] knock-out geslagen. Uit de aangifte en de verklaringen van getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] kan worden afgeleid dat verdachte kort hierna is komen aanlopen en bij de bewusteloze man is gaan staan en zich irritant en lacherig heeft gedragen. Uit deze verklaringen kan ook worden afgeleid [slachtoffer] verdachte als eerste heeft geduwd en geslagen. Dit is ook wat verdachte zelf heeft verklaard. Verdachte heeft verklaard dat hij door de vriendin van het latere slachtoffer aan zijn haren is getrokken, waardoor die grote man hem kon vastpakken. Die grote man stond ineens voor hem en omarmde zijn lichaam geheel. Verdachte zat klem in zijn armen en kon er niet uit. Hij was ook bang en angstig. Verdachte was maar klein en het latere slachtoffer was groter. Verdachte heeft toen in een reactie om los te komen met zijn mond opzettelijk in het linkeroor van het latere slachtoffer gebeten. De rechtbank hecht geloof aan de verklaring van verdachte, nu zijn afgelegde verklaringen consistent zijn en worden ondersteund door verschillende getuigenverklaringen en de aangifte. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij zag en hoorde dat de man met de donkere huidskleur een klap op zijn gezicht had gekregen van die vriend of kennis van het slachtoffer en dat de man met de donkere huidskleur hierdoor een bloedlip kreeg. Hij zag dat de donkere man wilde gaan vechten, en uithaalde met zijn rechtervuist naar de man van wie hij net van tevoren een klap had gehad op zijn lip. Hij zag dat de klap van die donkere man miste en hem raakte op zijn borst. Vervolgens zag hij dat die donkere man begon te hangen tegen de vriend van het slachtoffer. Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat die oudere man met beide handen de donkergekleurde man bij zijn schouders pakte, dan wel zijn lichaam en die donkergekleurde man bij die vijftal jonge mensen wegtrok. Voorts heeft [slachtoffer] verklaard dat het goed kan zijn dat hij die donkere man toen met beide handen heeft opgepakt en dat deze toen kans heeft gezien om in zijn oor te bijten. De rechtbank is op grond van het voorgaande met de verdediging van oordeel dat het aannemelijk is dat bij verdachte een hevige gemoedsbeweging is ontstaan op het moment waarop hij door de veel grotere en fysiek sterkere [slachtoffer] met beide armen werd klemgezet, en dat tegen deze wederrechtelijke aanranding verdediging geboden was. Het handelen van verdachte, bestaande uit het bijten in het linkeroor [slachtoffer], stond evenwel in geen verhouding met de aard en omvang van de aanranding. Verdachte had zich op een andere, minder ingrijpende wijze kunnen losmaken uit de houdgreep [slachtoffer], bijvoorbeeld door hem een knietje te geven. Verdachte heeft met dit naar het oordeel van de rechtbank disproportioneel handelen dan ook de grenzen van een noodzakelijke verdediging overschreden. De rechtbank acht evenwel aannemelijk dat deze primitieve reactie van verdachte het was ingegeven door een hevige gemoedstoestand die als gevolg van de wederrechtelijke aanranding was ontstaan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het beroep op noodweerexces slaagt en dat verdachte ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging. 6 De benadeelde partij De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 2.951,35. Verdachte is ontslagen van alle rechtsvervolging en om die reden zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. 7 De vordering tot tenuitvoerlegging De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van één week die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter te Breda d.d. 17 februari 2006 ten uitvoer zal worden gelegd. Nu verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging, dient de vordering tot tenuitvoerlegging te worden afgewezen. 8 De wettelijke voorschriften De beslissing berust op artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezen verklaarde. 9 De beslissing De rechtbank: Bewezenverklaring - verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven; - spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd; - verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert: primair : zware mishandeling; Strafbaarheid - verklaart verdachte niet strafbaar voor het bewezenverklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging; Benadeelde partij - verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht; - veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil; (BP.15) Vordering tenuitvoerlegging - wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af. Dit vonnis is gewezen door mr. Kooijman, voorzitter, mr. De Bruijn en mr. Woudstra, rechters, in tegenwoordigheid van A. van Beijsterveldt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 9 juni 2008. Mr. De Bruijn en A. van Beijsterveldt zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen. BIJLAGE I: De tenlastelegging hij op of omstreeks 16 december 2007 te Tilburg aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een deels afgebeten oor(schelp)), heeft toegebracht, door deze opzettelijk en/of met kracht een stuk van het oor af te bijten, althans krachtig in het oor te bijten; art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 16 december 2007 te Tilburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een stuk van het oor van die [slachtoffer] af te bijten, althans die Aerts krachtig in het oor te bijten en/of die [slachtoffer] in de arm te bijten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht tweede subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 16 december 2007 te Tilburg opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), krachtig in het oor en/of de arm heeft gebeten, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht