Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD3058

Datum uitspraak2008-03-21
Datum gepubliceerd2008-06-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 07/01496
Statusgepubliceerd


Indicatie

Aan de betrokkene is een sanctie opgelegd terzake van overschrijding van de maximumsnelheid. De betrokkene moest met spoed met een hond naar een dierenarts. Het hof ziet in de bijzondere omstandigheden van het geval aanleiding om de sanctie te matigen tot de helft.


Uitspraak

WAHV 07/01496 21 maart 2008 CJIB 79099629636 Gerechtshof te Leeuwarden Arrest op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Middelburg van 11 juli 2007 betreffende [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), wonende te [woonplaats] 1. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie in het arrondissement Middelburg genomen beslissing ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 2. Het procesverloop De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Bij het beroepschrift is verzocht om een behandeling ter zitting. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep. De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt. Bij brief van 1 maart 2008 is tevens verzocht om vergoeding van kosten. De zaak is behandeld ter zitting van 7 maart 2008. De betrokkene is versche[partner van]] haar partner en tevens bestuurder van de auto ten tijde van de gedraging heeft, als getuige beëdigd, een verklaring afgelegd. Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen mr. A. Dijkstra. 3. Beoordeling 3.1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 81,- opgelegd ter zake van overschrijding van de maximumsnelheid (verkeersbord A1) met 18 km/h, welke gedraging zou zijn verricht op 10 september 2006 om 18.47 uur op de Provincialeweg N661, Nieuwe Vlissingseweg in Vlissingen met het voertuig met het kenteken [kenteken]. 3.2. De betrokkene ontkent niet dat de gedraging is verricht. Zij verzoekt de beslissing van de kantonrechter en de inleidende beschikking te vernietigen, omdat de gedraging is verricht onder omstandigheden die het opleggen van een sanctie niet billijken. Daartoe voert de betrokkene het volgende aan. Haar hond, die enkele weken ervoor was bevallen van vijf pups die voor hun verzorging nog afhankelijk waren van hun moeder, kreeg een acute maagtorsie. De dierenarts raadde aan met spoed naar zijn praktijk in Vlissingen te komen voor operatie van de hond. In deze uitzonderlijke situatie is tijdens de rit naar de dierenarts de snelheidsovertreding begaan. De kantonrechter heeft ten onrechte overwogen dat de veiligheid van de weggebruikers in de waagschaal is gesteld. Uit de foto's blijkt - hetgeen ter zitting is bevestigd door [partner van] - dat het verkeerslicht voor de betrokkene groen licht uitstraalde en zich geen ander verkeer op de kruising bevond. Ook heeft de kantonrechter ten onrechte overwogen dat niet aannemelijk is geworden dat vertraging de hond fataal zou zijn geworden. Dat zal immers nooit vastgesteld kunnen worden. Zou dezelfde overtreding begaan zijn met een (dieren)ambulance, dan zou de zaak zijn geseponeerd. 3.3. De gemachtigde van de advocaat-generaal heeft ter zitting verklaard geen bezwaar te hebben tegen matiging van de sanctie. Zij refereert zich op dit punt aan het oordeel van het hof. 3.4. Vooropgesteld wordt dat op een automobilist de plicht rust om zich te allen tijde aan de voor hem geldende verkeersregels te houden. Het belang van de verkeersveiligheid in algemene zin brengt mee dat niet kan worden toegelaten dat een weggebruiker naar eigen inzicht afwijkt van de geldende verkeersregels. Het staat daarom niet ter beoordeling van de individuele weggebruiker of een bepaalde verkeersmaatregel al dan niet in het belang van de verkeersveiligheid is en of die maatregel ook - onder bepaalde omstandigheden - moet worden nageleefd. 3.5. Het vorenstaande brengt mee dat de verrichte gedraging op zichzelf reeds het opleggen van een administratieve sanctie rechtvaardigt, ook in het geval dat door de gedraging het verkeer niet is gehinderd of in gevaar is gebracht. Dat de betrokkene ervan overtuigd is dat met de gedraging geen gevaar veroorzaakt is, is - wat daar ook van zij - voor de beoordeling dan ook niet van belang. 3.6. Niettemin ziet het hof in de overige, bijzondere, omstandigheden van dit geval, als door de betrokkene geschetst, door de getuige bevestigd en door het hof aannemelijk geacht, aanleiding de opgelegde sanctie te matigen tot 50% = € 40,50. 3.7. De beslissing van de kantonrechter komt voor vernietiging in aanmerking. Doende hetgeen de kantonrechter zou behoren te doen, verklaart het hof het bij de kantonrechter ingestelde beroep gedeeltelijk gegrond en wijzigt het de sanctie in de beslissing van de officier van justitie en de initiële beschikking in € 40,50. 3.8. Nu het hof de beslissing van de kantonrechter zal vernietigen en de betrokkene gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, bestaat er aanleiding de betrokkene een vergoeding voor proceskosten toe te kennen. 3.9. Ingevolge artikel 2, eerste lid, onder b, in samenhang met artikel 1, onder b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden de vergoedingen voor de kosten van een getuige vastgesteld met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken. 3.10. Het tarief voor vergoedingen wegens tijdverzuim van de getuige bedraagt ingevolge artikel 8, eerste lid, onder d, en artikel 9, tweede lid, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003, in samenhang met artikel 3 van de Wet tarieven in strafzaken € 6,81 per uur, met een maximum van 9 uur. Dat leidt in dit geval tot vergoeding van 9 uren à € 6,81 per uur, zijnde € 61,29. 3.11. Voor reiskosten van de getuige wordt ingevolge artikel 11, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003, in samenhang met artikel 6 van de Wet tarieven in strafzaken in dit geval een tarief vergoed waarvan de hoogte gelijk is aan de reiskosten per openbaar middel van vervoer, laagste klasse. Dit is € 41,70, zijnde de kosten van een retour per trein van NS-station Middelburg naar NS-station Leeuwarden. 3.12. Reiskosten van de betrokkene worden ingevolge artikel 2, eerste lid, onder c, van het Besluit proceskosten bestuursrecht vergoed overeenkomstig artikel 11, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003. In dit geval wordt een tarief vergoedt waarvan de hoogte gelijk is aan de reiskosten per openbaar middel van vervoer, laagste klasse. Dit is € 41,70, zijnde de kosten van een retour per trein van NS-station Middelburg naar NS-station Leeuwarden. 3.13. Voorts acht het hof het redelijk om in verband met de zitting van het hof aan de betrokkene ter zake van de verletkosten een vergoeding toe te kennen ter hoogte van € 50,-. 4. De beslissing Het gerechtshof: vernietigt de beslissing van de kantonrechter; verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond en wijzigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking met CJIB-nummer 79099629636 in zoverre dat de hoogte van de sanctie op € 40,50 wordt gesteld; bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 WAHV te veel tot zekerheid is gesteld, te weten een bedrag van € 40,50 door de advocaat-generaal aan haar wordt gerestitueerd; veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, begroot op € 194,69. Dit arrest is gewezen door mr. Van Wagtendonk, in tegenwoordigheid van mr. Van der Heide als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting. Mr. Van der Heide is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.