Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD3085

Datum uitspraak2008-06-04
Datum gepubliceerd2008-06-04
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200705095/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 17 maart 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort (hierna: het college), voor zover thans van belang, het verzoek van de stichting Stichting voor Katholiek Primair Onderwijs Amersfoort en omstreken (hierna: de stichting) om vergoeding van schade als gevolg van een inbraak op haar onderwijslocatie aan de Zeldertsedreef 28 te Amersfoort in de nacht van 14 op 15 januari 2005 afgewezen.


Uitspraak

200705095/1. Datum uitspraak: 4 juni 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: de stichting Stichting voor Katholiek Primair Onderwijs Amersfoort en omstreken, gevestigd te Amersfoort, appellante, tegen de uitspraak in zaak nr. 06/3785 van de rechtbank Utrecht van 12 juni 2007 in het geding tussen: de stichting Stichting voor Katholiek Primair Onderwijs Amersfoort en omstreken en de raad van de gemeente Amersfoort. 1. Procesverloop Bij besluit van 17 maart 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort (hierna: het college), voor zover thans van belang, het verzoek van de stichting Stichting voor Katholiek Primair Onderwijs Amersfoort en omstreken (hierna: de stichting) om vergoeding van schade als gevolg van een inbraak op haar onderwijslocatie aan de Zeldertsedreef 28 te Amersfoort in de nacht van 14 op 15 januari 2005 afgewezen. Bij besluit van 5 september 2006 heeft de raad van de gemeente Amersfoort (hierna: de gemeenteraad) het daartegen door de stichting gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 12 juni 2007, verzonden op 14 juni 2007, heeft de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank) het daartegen door de stichting ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 20 maart 2006 (lees: 5 september 2006) vernietigd en bepaald dat de rechtgevolgen van dat besluit in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de stichting bij brief, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op 20 juli 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 augustus 2007. De gemeenteraad heeft een verweerschrift ingediend. De stichting heeft een nader stuk ingediend. Dit is aan de andere partij gezonden. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 april 2008, waar de stichting, vertegenwoordigd door mr. J.M.V. Dubelaar, werkzaam als advocaat bij de Bond katholiek primair onderwijs te Den Haag, en de gemeenteraad, vertegenwoordigd door mr. L. Kevelam-Groen, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 91 van de Wet op het primair onderwijs (hierna: de WPO), voor zover hier van belang, draagt de gemeenteraad onderscheidenlijk het college ten behoeve van de door de gemeente in stand gehouden scholen en ten behoeve van niet door de gemeente in stand gehouden scholen zorg voor de voorzieningen in de huisvesting op het grondgebied van de gemeente overeenkomstig het bepaalde in deze afdeling. Ingevolge artikel 92, eerste lid, aanhef en onder a, ten eerste, voor zover hier van belang, worden onder voorzieningen in de huisvesting begrepen voor blijvend onderscheidenlijk tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen, bestaande uit eerste aanschaf van onderwijsleerpakketten en meubilair. Ingevolge artikel 92, eerste lid, aanhef en onder c, voor zover hier van belang, worden onder voorzieningen in de huisvesting begrepen herstel en vervanging in verband met schade aan gebouw, onderwijsleerpakketten en meubilair in geval van bijzondere omstandigheden. Ingevolge artikel 100, eerste lid, aanhef en onder a, wordt een voorziening in de huisvesting geweigerd indien de gewenste voorziening geen voorziening is in de zin van artikel 92. Ingevolge artikel 100, tweede lid, voor zover hier van belang, kan een voorziening in de huisvesting worden geweigerd indien de voorziening nodig is voor herstel van schade die is veroorzaakt door schuld of toedoen van het bevoegd gezag. Ingevolge artikel 102, eerste lid, aanhef en onder a, stelt de gemeenteraad bij verordening een regeling vast met betrekking tot de voorzieningen die ingevolge artikel 92 voor bekostiging in aanmerking kunnen worden gebracht. De Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Amersfoort 2006 (hierna: de Verordening) bevat de regeling als bedoeld in artikel 102, eerste lid, aanhef en onder a, voornoemd. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder f, wordt onder voorziening verstaan: een van de voorzieningen in de huisvesting als bedoeld in artikel 2 van deze verordening. Ingevolge artikel 2, aanhef en onder a, onder 6, wordt bij de toepassing van de verordening de volgende voorziening onderscheiden: de voor blijvend of voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen bestaande uit inrichting met onderwijsleerpakket of met leer- en hulpmiddelen voor zover deze nog niet eerder voor bekostiging van rijks- of gemeentewege in aanmerking is gebracht. Ingevolge artikel 2, aanhef en onder e, wordt bij de toepassing van de verordening de volgende voorziening onderscheiden: herstel en vervanging in verband met schade aan een gebouw, onderwijsleerpakketten of leer- en hulpmiddelen en meubilair in geval van bijzondere omstandigheden. Ingevolge artikel 19 kan een aanvraag om bekostiging van een voorziening in de huisvesting die gelet op de voortgang van het onderwijs geen uitstel kan lijden en waarvan de noodzaak niet tijdig genoeg kon worden voorzien om een aanvraag voor het programma voor het desbetreffende jaar in te dienen, worden ingediend bij het college. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld aanvraagformulier. Ingevolge artikel 40, tweede lid, voor zover hier van belang, worden aanvragen voor voorzieningen in de huisvesting met een spoedeisend karakter die zijn ingediend voor 8 maart 2006 conform de toen geldende wettelijke bepalingen door de gemeenteraad afgehandeld. 2.2. In de nacht van 14 op 15 januari 2005 zijn bij een inbraak in een schoolgebouw van de stichting ICT-voorzieningen ontvreemd. De stichting heeft verzocht om vergoeding van de schade die zij hierdoor heeft geleden. Het verzoek heeft, voor zover hier van belang, betrekking op de vervanging van gestolen laptops waarvoor de stichting een leasecontract had afgesloten. 2.3. De gemeenteraad heeft, daartoe bevoegd ingevolge artikel 40, tweede lid, van de Verordening, bij het besluit op bezwaar van 5 september 2006 de afwijzing van het verzoek van de stichting gehandhaafd. Daaraan heeft de gemeenteraad ten grondslag gelegd dat hij slechts is gehouden tot het vergoeden van schade, voor zover deze betrekking heeft op de eerste aanschaf van onderwijsleerpakketten en onder aftrek van bedragen voor afschrijving. Naar ter zitting bij de rechtbank is toegelicht, heeft de gemeenteraad zich daarbij op het standpunt gesteld dat in geval van lease geen sprake is van de eerste aanschaf van onderwijsleerpakketten als bedoeld in artikel 92 van de WPO, zodat de gevraagde voorziening op grond van artikel 100, eerste lid, aanhef en onder a, van de WPO is geweigerd. 2.4. De stichting betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de in artikel 92, eerste lid, aanhef en onder c, van de WPO genoemde onderwijspakketten niet los gezien kunnen worden van de in artikel 92, eerste lid, aanhef en onder a, ten eerste, genoemde eerste aanschaf van onderwijspakketten, en dat van aanschaf in het geval van geleaste laptops geen sprake is. Volgens de stichting is de rechtbank er daarbij ten onrechte aan voorbijgegaan dat in artikel 92, eerste lid, aanhef en onder c, van de WPO, waarop haar verzoek ziet, niet is bepaald dat sprake moet zijn van eerste aanschaf van onderwijsleerpakketten. 2.4.1. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat artikel 92, eerste lid, aanhef en onder c, van de WPO dient te worden uitgelegd in het licht van hetgeen is bepaald in het eerste lid, aanhef en onder a, ten eerste, van dit artikel. Hetzelfde geldt voor de in overweging 2.1 genoemde bepalingen uit de Verordening die deze bepalingen uit de WPO uitwerken. Voor vervanging van onderwijsleerpakketten is derhalve vereist dat sprake is van eerste aanschaf. Aangezien bij lease niet de eigendom van het geleaste goed wordt verkregen, heeft de rechtbank terecht overwogen dat van eerste aanschaf van onderwijsleerpakketten in het voorliggende geval geen sprake is. Vervanging van de geleaste laptops in verband met schade kan dan ook niet kan worden aangemerkt als een voorziening in de huisvesting als bedoeld in artikel 92, eerste lid, aanhef en onder c, van de WPO, zodat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld dat de gemeenteraad het verzoek van de stichting op grond van artikel 100, eerste lid, aanhef en onder a, terecht heeft afgewezen. 2.4.2. Aangezien de gemeenteraad de afwijzing van het verzoek van de stichting reeds op grond van artikel 100, eerste lid, aanhef en onder a, van de WPO bij het besluit op bezwaar van 5 september 2006 kon handhaven, behoeft hetgeen de stichting heeft aangevoerd tegen de overwegingen van de rechtbank ten aanzien van artikel 100, tweede lid, van de WPO geen bespreking meer. 2.4.3. De slotsom is dat de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 5 september 2006 terecht in stand heeft gelaten. 2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. D. Roemers en mr. B.P. Vermeulen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van Staat. w.g. Polak w.g. Bindels voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2008 85-496.