Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD3203

Datum uitspraak2008-05-23
Datum gepubliceerd2008-06-04
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers07 / 1240 VEROR K1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Eiseres heeft een spoedaanvraag bij verweerder gedaan om toewijzing van een voorlopige voorziening voor huisvesting in de vorm van twee leslokalen met additionele ruimte in de kern Maasbree met ingang van 1 augustus 2006 ten behoeve van (de Maasbreese leerlingen van) De Omnibus.
Verweerder heeft met ingang van 1 augustus 2006 een voorziening in de huisvesting toegekend in de vorm van één lokaal in RK basisschool Panta Rhei te Baarlo omdat deze locatie het dichtst is gelegen bij het hoofdgebouw van de Omnibus en omdat Stichting Fundare medegebruik van de Violier niet heeft toegestaan.


Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND Meervoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken UITSPRAAK Procedurenr. : 07 / 1240 VEROR K1 Inzake : Stichting Akkoord! primair openbaar, gevestigd te Venlo, eiseres tegen : het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Maasbree, verweerder. Datum en aanduiding van het bestreden besluit: de brief d.d. 24 juli 2007, kenmerk: BWZ/2007/5648. Datum van behandeling ter zitting: 15 februari 2008 I. PROCESVERLOOP Bij het in de aanhef van deze uitspraak genoemde besluit, waartegen V.G.A. Kellenaar namens eiseres beroep heeft ingesteld, heeft verweerder beslist op het bezwaar van eiseres tegen een eerder besluit van 16 juni 2006, zoals aangegeven in rubriek II. Met toepassing van het bepaalde in artikel 8:26, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is Stichting Fundare in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen. De stukken en het verweerschrift, die verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft ingezonden, zijn aan de gemachtigde van eiseres en aan Stichting Fundare gezonden. Bij de behandeling van het beroep ter zitting van de rechtbank is eiseres verschenen in de persoon van J. Derkx, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door drs. C.C.C. Wijnhoven. Namens Stichting Fundare is H. Soentjens ter zitting verschenen. II. OVERWEGINGEN Eiseres is het bevoegd gezagsorgaan van openbare basisschool De Omnibus te Baarlo. De Stichting Fundare is het bevoegde gezag van de RK basisschool Panta Rei te Baarlo en de RK basisschool de Violier te Maasbree. De RK basisschool Panta Rei ligt op 125 meter afstand van de Omnibus. De RK basisschool de Violier op 6,1 kilometer afstand. Bij schrijven van 25 april 2006 heeft eiseres een spoedaanvraag bij verweerder gedaan om toewijzing van een voorlopige voorziening voor huisvesting in de vorm van twee leslokalen met additionele ruimte in de kern Maasbree met ingang van 1 augustus 2006 ten behoeve van (de Maasbreese leerlingen van) De Omnibus. Bij besluit van 16 juni 2006 heeft verweerder met ingang van 1 augustus 2006 een voorziening in de huisvesting toegekend in de vorm van één lokaal in RK basisschool Panta Rhei te Baarlo omdat deze locatie het dichtst is gelegen bij het hoofdgebouw van de Omnibus en omdat Stichting Fundare medegebruik van de Violier niet heeft toegestaan. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt. Eiseres heeft in bezwaar te kennen gegeven dat zij specifiek heeft verzocht om medegebruik in de RK Basisschool de Violier. Tegen de (impliciete) weigering om dit medegebruik toe te kennen heeft eiseres zich verzet. Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen het besluit van 16 juni 2006 ongegrond verklaard. Voor de motivering van het besluit heeft verweerder verwezen naar het door de Commissie Bezwaarschriften uitgebrachte advies en de beschikking van 16 juni 2006. De rechtbank overweegt als volgt. Formele aspecten. Eiseres heeft als formele grief aangevoerd dat het besluit onbevoegd is genomen nu het besluit is genomen door het college van burgemeester en wethouders terwijl op grond van de Verordening voorziening huisvesting onderwijs 2002 van de gemeente Maasbree (hierna: de Verordening) de gemeenteraad het daartoe bevoegde gezag zou zijn. De Verordening is in werking getreden met ingang van 1 januari 2002. In het onderhavige geval is aan de orde een zogenaamde aanvraag met spoedeisend karakter. Op grond van het bepaalde in artikel 21 van de Verordening is de beschikkingsbevoegdheid ten aanzien van een dergelijke aanvraag toegekend aan de gemeenteraad. Op 1 november 2005 is de Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden in de Staatscourant gepubliceerd. Deze wet is vanaf 8 maart 2006 van kracht en heeft -onder meer- gevolgen voor de verantwoordelijkheidsverdeling tussen raad en college over de onderwijshuisvesting. Door het van kracht worden van voornoemde wet is artikel 98 van de Wet op het primair onderwijs (hierna: Wpo) gewijzigd en is het college van burgemeester en wethouders verantwoordelijk geworden voor de ontvangst, de beoordeling, de besluitvorming en de uitvoering van aanvragen met een spoedeisend karakter. De Verordening had op dit punt gewijzigd dienen te worden. Dat verweerder de Verordening niet (tijdig) heeft gewijzigd, doet aan de bevoegdheid van het college niet af, nu in artikel 122 van de Gemeentewet is bepaald dat de bepalingen van de gemeentelijke verordeningen in wier onderwerp door een wet, een algemene maatregel van bestuur of een provinciale verordening wordt voorzien van rechtswege vervallen. De rechtbank concludeert dan ook dat -gelet op de gewijzigde Wpo- het college vanaf 8 maart 2006 bevoegd was om op spoedaanvragen te beslissen. Nu de aanvraag van eiseres dateert van 25 april 2006, is het besluit bevoegd genomen. Inhoudelijk Op grond van het bepaalde in artikel 92, onder 3º, van de Wpo wordt voor de toepassing van deze afdeling onder voorzieningen in de huisvesting verstaan medegebruik van een ruimte die geschikt is voor onderwijs. In artikel 98, tweede lid, van de Wpo is bepaald dat de beschikking op een spoedaanvraag voor een voorziening in de huisvesting een gedeelte van de gewenste voorziening dan wel een andere voorziening dan gewenst kan omvatten. De voorziening wordt afgewezen, indien het besluit over de voorziening kan worden genomen bij de vaststelling van het eerstvolgende programma, of indien een van de weigeringsgronden, genoemd in artikel 100, eerste lid, onderdelen a tot en met d en f en tweede lid, van toepassing is. De rechtbank stelt vast dat het verzoek van eiseres ziet op het medegebruik van de RK basisschool de Violier. Verweerder heeft in reactie op deze spoedaanvraag van eiseres medegebruik in RK basisschool Panta Rhei te Baarlo toegekend en daarmee impliciet de aanvraag om toekenning van medegebruik in RK basisschool De Violier te Maasbree afgewezen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder deze afwijzing had dienen te baseren op de afwijzingsgronden gesteld in artikel 98, tweede lid, van de Wpo en daarmee de weigeringsgronden genoemd in artikel 100 van de Wpo. In plaats daarvan heeft verweerder met betrekking tot het door eiseres gevraagde medegebruik rechtstreeks toepassing gegeven aan artikel 31, derde lid en vierde lid, van de Verordening. Deze bepaling ziet echter op de uitoefening van de bevoegdheid tot vordering van medegebruik, zoals neergelegd in artikel 107 van de Wpo en niet op de beoordeling van de aanvraag met toepassing van de in de Wpo neergelegde weigeringsgronden. De in het advies van de commissie bezwaarschriften, welk advies mede aan het bestreden besluit ten grondslag is gelegd, onder punt 6.3 gebezigde overwegingen geven geen reden om in dit opzicht anders te oordelen. Weliswaar wordt aldaar overwogen dat elke aanvraag om een voorziening dient te worden getoetst aan het bepaalde in artikel 100 Wpo maar uit de overige overwegingen blijkt dat de aldaar verrichte toetsing betrekking heeft op het plegen van nieuwbouw dan wel het in gebruik nemen van een bestaand gebouw in Maasbree ten behoeve van de uitbreiding van de Omnibus in Maasbree en derhalve niet ziet op het door eiseres gedane verzoek. Het bestreden besluit komt derhalve reeds daarom voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank ziet echter aanleiding om met gebruikmaking van haar bevoegdheid op grond van artikel 8:72, derde lid, van de Awb te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Zij overweegt daartoe als volgt. In artikel 100, eerste lid, onderdeel d, van de Wpo is bepaald dat een voorziening in de huisvesting wordt geweigerd, indien op een andere wijze dan wordt gewenst redelijkerwijs in de behoefte aan huisvesting kan worden voorzien. Ingevolge het bepaalde in artikel 102, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wpo stelt de gemeenteraad bij verordening een regeling vast met betrekking tot de voorzieningen die ingevolge artikel 92 voor bekostiging in aanmerking kunnen worden gebracht. In artikel 31, derde lid, van de Verordening, zijnde een regeling in de hiervoor aangegeven zin, is bepaald dat indien er zich in meerdere gebouwen leegstand voordoet (a) als eerste de leegstand wordt gevorderd in het gebouw dat in gebruik is bij een school van hetzelfde bevoegd gezag, tenzij uit oogpunt van doelmatigheid het vorderen van leegstand in een ander gebouw een betere oplossing biedt; (b) vervolgens de leegstand wordt gevorderd in het gebouw waarin een school van dezelfde richting is gehuisvest en (c) vervolgens wordt de leegstand gevorderd in het gebouw dat het dichts gelegen is bij het hoofdgebouw van de school ten behoeve waarvan de vordering plaatsvindt. Op grond van het vierde lid van artikel 31 van de Verordening kunnen burgemeester en wethouders in een individueel geval van de in het derde lid opgenomen volgorde afwijken, indien de bij de vordering betrokken bevoegde gezagsorganen daarmee instemmen. Gelet op de nauwe samenhang tussen de uitoefening van de vorderingsbevoegdheid en de beoordeling van een aanvraag met toepassing van de weigeringsgrond zoals neergelegd in artikel 100, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wpo kunnen geen andere criteria dan neergelegd in artikel 31 van de Verordening worden toegepast en verweerder heeft dat, mede gelet op dit punt in het verweerschrift en ter zitting gegeven uiteenzetting, ook beoogd te doen. De beoordeling of op andere wijze redelijkerwijs in de behoefte aan huisvesting kan worden voorzien in het kader van het bepaalde in artikel 100, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wpo, kan geacht worden besloten te liggen in artikel 31 van de Verordening, zodat verweerder op basis van een op grond van genoemd artikellid uit te voeren beoordeling niet tot een andere uitkomst zal geraken dan thans voorligt. Verweerder heeft artikel 31, anders dan door eiseres is betoogd, van de Verordening juist toegepast. Het besluit van verweerder om geen toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 40 van de Verordening, zoals neergelegd in het primair besluit, welk besluit gezien het besluit op bezwaar, als daarin herhaald en ingelast moet worden beschouwd, kan anders dan door eiseres kennelijk is beoogd te stellen, evenzeer de aan de rechtbank toekomende toets doorstaan. Op grond van genoemd artikel 40 is aan verweerder de bevoegdheid gegeven om in de gevallen, de uitvoering van de verordening betreffende, waarin de verordening niet voorziet te beslissen. Verweerder heeft bij zijn oordeel om met toepassing van genoemde bepaling niet af te wijken van de Verordening mogen betrekken dat de rijksoverheid de regeling leerlingenvervoer in het leven heeft geroepen op grond waarvan ouders een beroep kunnen doen op de bekostiging van de vervoerskosten voor het schoolbezoek in Baarlo, waarvan de juistheid door eiseres niet is betwist. Voorts heeft verweerder daarbij van belang mogen achten dat medegebruik in Panta Rhei in Baarlo niets afdoet aan de garantiefunctie van het Openbaar onderwijs zoals die wordt geëist in de Grondwet, aangezien eerst aan deze garantiefunctie niet langer is voldaan indien niet binnen tien kilometer gemeten over de openbare weg geen openbare school aanwezig is. Die situatie doet zich volgens verweerder niet voor nu behalve dat er binnen een afstand van 10 kilometer van de kern van Maasbree de Omnibus en de Panta Rhei is gelegen er ten minste nog sprake is van vijf andere openbare scholen zijn gelegen in naburige gemeenten binnen de toegestane afstandsgrens, hetgeen eiseres niet heeft betwist. Voor zover eiseres, zakelijk weergegeven, heeft aangevoerd dat de weigering om medegebruik van de Violier toe te staan strijdig is met artikel 107 van de Wpo omdat ingevolge dit artikel aan verweerder een vorderingsbevoegdheid is toegekend die slechts wordt beperkt indien het onderwijs van de inlenende school zich niet zou verdragen met het onderwijs van de uitlenende school, hetgeen bij medegebruik van de Violier niet aan de orde zou zijn, verwerpt de rechtbank die stelling. Het artikel geeft een vorderingsbevoegdheid voor verweerder, waarbij die bevoegdheid bij overschrijding van de in het artikel neergelegde grens komt te vervallen. Dat betekent dat de in artikel 31, derde lid, van de Verordening neergelegde vorderingsregels slechts kunnen worden uitgeoefend met inachtneming van genoemde begrenzing. Een en ander betekent dus niet dat verweerder de plicht heeft om een door een inlener gewenste locatie te vorderen indien zich een andere locatie voordoet binnen de gegeven volgorde waarbij geen sprake is van overschrijding van de toegestane grens. Ook in het overigens door eiseres gestelde ziet de rechtbank geen aanleiding om anders te oordelen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, wordt beslist als weergegeven in rubriek III. De rechtbank acht verder termen aanwezig om verweerder op grond van het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten die eiseres redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van dit beroep, een en ander overeenkomstig de normen van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Voor de in aanmerking te nemen proceshandelingen wordt 2 punten toegekend. Het gewicht van de zaak wordt bepaald op gemiddeld, hetgeen correspondeert met de wegingsfactor 1. III. BESLISSING De rechtbank Roermond; gelet op het bepaalde in de artikelen 8:70, 8:72, 8:74 en 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht; verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit; bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven; veroordeelt verweerder in de kosten van de beroepsprocedure bij de rechtbank, aan de zijde van eiseres begroot op € 644,- (zijnde de kosten van rechtsbijstand) te vergoeden door de gemeente Maasbree; bepaalt dat verweerder aan eiseres het door deze gestorte griffierecht ten bedrage van € 285,00 volledig vergoedt. Aldus gedaan door mrs. Th.M. Schelfhout, A.W.P. Letschert en B.W.P.M. Corbey-Smits (voorzitter), in tegenwoordigheid van mr. N.F.M. Roelofs als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2008 Voor eensluidend afschrift: de wnd. griffier: verzonden op: 23 mei 2008 AL Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Ingevolge artikel 6:5 van de Awb bevat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak en moet een afschrift van de uitspraak bij het beroepschrift worden overgelegd.