Jurisprudentie
BD3276
Datum uitspraak2008-05-30
Datum gepubliceerd2008-06-05
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.830053/08
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-06-05
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.830053/08
Statusgepubliceerd
Indicatie
De rechtbank acht het handelen van verdachte zeer verwerpelijk en ontoelaatbaar en de rechtbank zal een gevangenisstraf van aanzienlijke duur opleggen, overeenkomend met de periode die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast zal de rechtbank een aanzienlijke voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Aan deze voorwaardelijke gevangenisstraf zal een bijzondere voorwaarde worden gekoppeld, inhoudende dat verdachte zich zal houden aan de voorschriften en/of aanwijzingen van de Stichting Reclassering Nederland, zolang die instelling dat nodig vindt, doch maximaal voor de duur van de proeftijd. De rechtbank acht dit aangewezen gezien de inhoud van het reclasseringsrapport d.d. 15 april 2008, waaruit blijkt dat de rapporteurs een intake bij de Ambulante Forensische Pyschiatrie Noord Nederland (AFPN) raadzaam achten en de reclassering kan toezien op verdachtes medewerking hieraan.
Voorts legt de rechtbank, gelet op de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer, een werkstraf van maximale duur op.
Uitspraak
RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19/830053-08
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 30 mei 2008 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam],
geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in [plaats van detentie].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 16 mei 2008.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.J. Buitenhuis, advocaat te Paterswolde.
De officier van justitie mr. C. Westerling acht hetgeen primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen.
De tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 19 februari 2008 te Roden, gemeente Noordenveld, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met een door verdachte bestuurde auto, achteruit rijdend en met hoge, althans aanzienlijke, snelheid, tegen die [slachtoffer], die op een voetpad liep/stond, aan is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 19 februari 2008 te Roden, gemeente Noordenveld, aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg met een door verdachte bestuurde auto, achteruit rijdend en met hoge, althans aanzienlijke snelheid, tegen die [slachtoffer], die op een voetpad liep/stond, aan te rijden;
althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 19 februari 2008 te Roden, gemeente Noordenveld, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met een door verdachte bestuurde auto, achteruit rijdend en met hoge, althans aanzienlijke, snelheid, tegen die [slachtoffer], die op een voetpad liep/stond, aan is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte primair is ten laste gelegd.
De rechtbank is van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte het opzet, in welke vorm dan ook, heeft gehad om [slachtoffer] van het leven te beroven en derhalve dient de verdachte daarvan te worden vrijgesproken.
Bijzondere bewijsoverwegingen
De raadsvrouwe van verdachte heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van zowel het primair als het subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde feit. Verdachte heeft niet de opzet, in welke gradatie van opzet dan ook, gehad op de dood van [slachtoffer]. Net zo min als verdachte de opzet heeft gehad om [slachtoffer] van het leven te beroven heeft hij de opzet gehad om haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Verdachte ontkent (te) hard te hebben gereden en dit zou ook niet logisch zijn geweest gelet op de intentie van verdachte om [slachtoffer] en [haar schoonzus] aan te spreken alsmede gelet op de verkeerssituatie terplekke, aldus raadsvrouwe Buitenhuis.
De rechtbank overweegt het volgende:
Verdachte heeft de auto achteruit gereden teneinde [slachtoffer] en [haar schoonzus] aan te spreken op hun gedragingen in het verkeer en op hetgeen vervolgens tegen verdachte gezegd zou zijn. Hierbij heeft verdachte [slachtoffer] op de stoep aangereden. Verdachte heeft zich hierbij schuldig gemaakt aan zware mishandeling van [slachtoffer]. Door zijn handelen heeft verdachte pijn en letsel bij het slachtoffer veroorzaakt.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte de door zijn gepleegde mishandeling niet met voorbedachten rade heeft begaan. Er kan niet gesproken worden van een rustig moment van kalm beraad voorafgaand aan de mishandeling, maar veeleer van een impulsieve reactie die is gevolgd op het gedrag van [slachtoffer].
Gelet op de aangetroffen remsporen alsmede de verschillende getuigenverklaringen omtrent de snelheid waarmee verdachte achteruit is gereden, acht de rechtbank bewezen dat verdachte sneller dan verantwoord richting [slachtoffer] reed. Voetgangers hoeven niet extra alert te zijn op auto's als ze op de stoep lopen of staan, het is immers een plek waar voetgangers zich veilig moeten kunnen wanen. De rechtbank is van oordeel dat door op voormelde wijze op het slachtoffer af te rijden de kans op een aanrijding en ernstig letsel zodanig groot was dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] zou worden aangereden en zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Bewijsmiddelen
De rechtbank acht de volgende bewijsmiddelen van belang, van welke bewijsmiddelen de strekking zakelijk is weergegeven.
- De aangifte van [slachtoffer];
Ik was op 19 februari 2008 met mijn schoonzus [schoonzus] in Roden. Wij wilden oversteken en toen kwam er een auto aanrijden met wel 60 tot 65 km/h. Omdat we al aan het oversteken waren, dacht ik bij mezelf 'ik moet er maar een stapje bij doen', ik ben namelijk slecht ter been. Nadat de auto mij was gepasseerd stopte de man en riep: 'vuile/lelijke dikkop'. Vervolgens kwam hij met zijn auto in de achteruit met een behoorlijke gang en hij keek nergens op of om. Ik hoorde aan het geluid dat de auto hoge toeren draaide. Hij reed mij zo tegen mijn heup aan de voorkant. Ik voelde heel veel pijn. Als gevolg van de aanrijding is de kop van mijn heup kapot en zit er een plaat en een aantal schroeven in mijn bil. Mijn schouder is gebroken en ik heb gekneusde ribben.
- De verklaring van getuige [schoonzus];
Ik zag dat de auto met een grote snelheid achteruit naar ons toe kwam rijden. Hij reed de stoep op in onze richting en reed vervolgens [slachtoffer] aan. Ik dacht gelijk dat er iets was gebroken bij haar, het ging zo gigantisch hard.
- De verklaring van getuige [getuige 1];
Ik zag dat de man in de Volkswagen Golf hard achteruit begon te rijden richting de dames die op de stoep liepen.
- De verklaring van getuige [getuige 2];
Ik zag dat de bestuurder van de Volkswagen Golf heel hard achteruit reed. Ik had nog nooit gezien dat een bestuurder met zijn auto zo hard achteruit reed.
- De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 16 mei 2008;
Ik ben achteruit gereden richting [slachtoffer] en [haar schoonzus]. Ik wilde geen scène maken op straat en het kwam in me op om naar ze toe te rijden. Ik reed niet stapvoets, maar ook niet ontzettend hard. Ik dacht dat ik de auto naast ze kon parkeren, maar mogelijkerwijs heb ik een inschattingsfout gemaakt.
Bewezenverklaring
Het door de raadsvrouwe gevoerde verweer wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 februari 2008 te Roden, gemeente Noordenveld, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door opzettelijk, achteruit rijdend en met aanzienlijke snelheid, tegen die [slachtoffer], die op een voetpad stond, aan te rijden;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op:
zware mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit feiten is begaan;
- hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte;
- de eis van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsvrouwe van de verdachte;
- de oriëntatiepunten voor de straftoemeting;
- de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 20 februari 2008;
De officier van justitie heeft vrijspraak van verdachte gevorderd met betrekking tot de primair tenlastegelegde poging tot moord. De officier van justitie heeft ten aanzien van het primair tenlastegelegde poging tot doodslag een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden gevorderd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen van de Stichting Reclassering Nederland, zolang die instelling dat nodig vindt. Bovendien heeft de officier van justitie een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden gevorderd.
De rechtbank overweegt het volgende:
De straf die de rechtbank zal opleggen is lager dan de officier van justitie heeft geëist. Een wezenlijke factor in dit verband is het feit dat de officier van justitie blijkens haar requisitoir is uitgegaan van de bewezenverklaring van poging doodslag. De rechtbank komt echter tot een bewezenverklaring van zware mishandeling.
De rechtbank acht het handelen van verdachte zeer verwerpelijk en ontoelaatbaar en de rechtbank zal een gevangenisstraf van aanzienlijke duur opleggen, overeenkomend met de periode die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast zal de rechtbank een aanzienlijke voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Aan deze voorwaardelijke gevangenisstraf zal een bijzondere voorwaarde worden gekoppeld, inhoudende dat verdachte zich zal houden aan de voorschriften en/of aanwijzingen van de Stichting Reclassering Nederland, zolang die instelling dat nodig vindt, doch maximaal voor de duur van de proeftijd. De rechtbank acht dit aangewezen gezien de inhoud van het reclasseringsrapport d.d. 15 april 2008, waaruit blijkt dat de rapporteurs een intake bij de Ambulante Forensische Pyschiatrie Noord Nederland (AFPN) raadzaam achten en de reclassering kan toezien op verdachtes medewerking hieraan.
Voorts legt de rechtbank, gelet op de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer, een werkstraf van maximale duur op.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22b, 22c, 22d en 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
- gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen waarvan een gedeelte groot 169 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt,
of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Assen, zolang deze instelling zulks nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling ingevolge art. 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
- een taakstraf bestaande uit 240 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast;
De rechtbank heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Gelast de teruggave aan [rechthebbende] van het navolgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp:
- personenauto, voorzien van kenteken GL-RH-55.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter, mr. B.I. Klaassens en mr. M.A.F. Veenstra, rechters, bijgestaan door mr. E.M. Harbers als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 mei 2008, zijnde mr. M.A.F. Veenstra buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.