Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD3279

Datum uitspraak2008-05-30
Datum gepubliceerd2008-06-05
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.606023/07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft zijn auto, rijdende op een smalle weg, te veel naar links bestuurd, waardoor deze met een aanzienlijke snelheid van ongeveer 80 km/h tegen een tegemoetkomende auto is gebotst. Deze tegemoetkomende auto is tengevolge van de botsing op de voor deze auto andere weghelft terechtgekomen en daar voor een tweede maal gebotst tegen een auto. Hierdoor heeft de bestuurder van de auto tegen welke verdachte is gebotst zwaar lichamelijk letsel bekomen. Verdachte heeft niet alleen op de voor hem niet bestemde weghelft gereden, maar heeft bovendien de tegemoetkomende auto, waarop hij later zou botsen, niet opgemerkt. De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat er niet slechts sprake is geweest van gevaarlijk rijgedrag als bedoeld in artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals door verdachtes raadsman is bepleit, doch dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend is geweest, hetgeen verdachte te verwijten is. Bij een dergelijke overtreding van de Wegenverkeerswet 1994 past, in overeenstemming met de oriëntatiepunten, een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van een fors aantal maanden. De rechtbank zal om reden van verkeersveiligheid onder meer een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen.


Uitspraak

RECHTBANK ASSEN Sector strafrecht Parketnummer: 19.606023-07 vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 30 mei 2008 in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984, wonende te [adres]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 16 mei 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.C. van Diest, advocaat te Zuidlaren. Tenlastelegging De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat hij op of omstreeks 19 maart 2007 te of nabij Balloërveld, althans in de gemeente Aa en Hunze, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto (merk Peugeot)), daarmede rijdende over de Balloërveld, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden doordat hij roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend is geweest, aangezien hij (onder meer) met dat door hem bestuurde motorrijtuig op de voor hem linkerweghelft van die Balloërveld is gaan rijden op een moment dat een op die linkerweghelft rijdende en hem tegemoetkomende auto (merk Honda) hem dicht was genaderd, waarna/waardoor verdachte met dat door hem bestuurde motorrijtuig is gebotst en/of aangereden tegen die andere auto (merk Honda), (waardoor/waarna die andere auto (merk Honda) op de voor de bestuurder daarvan linkerweghelft terecht is gekomen en daar is gebotst en/of aangereden en/of aangegleden tegen een op laatstgenoemde weghelft rijdende en laatstgenoemde bestuurder tegemoetkomende (derde) auto (merk Volkswagen),) waardoor (een) ander(en) (genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan; althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij op of omstreeks 19 maart 2007 te of nabij Balloërveld, althans in de gemeente Aa en Hunze, als bestuurder van een voertuig (motorrijtuig/personenauto (merk Peugeot)), daarmee rijdende op de weg Balloërveld en toen met dat door hem bestuurde motorrijtuig op de voor hem linkerweghelft van die Balloërveld is gaan rijden op een moment dat een op die linkerweghelft rijdende en hem tegemoetkomende auto (merk Honda) hem dicht was genaderd, waarna/waardoor, althans mede waardoor, verdachte met dat door hem bestuurde motorrijtuig is gebotst en/of aangereden tegen die andere auto (merk Honda), (waarna/waardoor, althans mede waardoor, die andere auto (merk Honda) op de voor de bestuurder daarvan linkerweghelft terecht is gekomen en daar is gebotst en/of aangereden en/of aangegleden tegen een op laatstgenoemde weghelft rijdende en laatstgenoemde bestuurder tegemoetkomende (derde) auto (merk Volkswagen),) door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die Balloërveld werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg(en) werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging. Bewijsmiddelen De rechtbank acht de volgende bewijsmiddelen van belang, van welke bewijsmiddelen de strekking zakelijk is weergegeven. - De verklaring van slachtoffer [slachtoffer 1]; Op 19 maart 2007 reed ik in mijn auto (merk Honda) van Assen naar Hoogezand. Van het ongeval kan ik me niets meer herinneren. Ik werd 10 dagen na het ongeval wakker in het ziekenhuis en tengevolge van de aanrijding heb ik ondermeer 7 ribbreuken met klaplong en bloeding overgehouden, alsmede een gebroken bekken, een gebroken schouderblad en een wond aan mijn linker oor. - De verklaring van getuige [getuige]; Ik reed op 19 maart 2007 als bestuurder van een Volkswagen Bora over het Balloërveld in de richting van Loon. Voor mij reed een Peugeot. Ik zag dat vanuit de richting Loon een Honda CRX aan kwam rijden en dat deze in botsing kwam met de Peugeot. De Honda brak toen uit en kwam op mijn weghelft en botste frontaal op de door mij bestuurde auto. - De verklaring van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden brigadier van politie, dienstdoende bij Divisie Operationele Diensten, Unit Verkeer, Verkeersongevallen Analyse van de Regiopolitie Drenthe; Na het uitkomen van een voor de bestuurder van de Peugeot in de weg gelegen bocht naar rechts is deze op onverklaarbare redenen op de voor hem linkerweghelft terecht gekomen. Hier naderde op dat moment uit tegengestelde richting de Honda welke blijkens de aangetroffen sporen geheel rechts op zijn eigen rijstrook reed. De Peugeot botste vervolgens frontaal tegen de Honda. Het botspunt tussen de Peugeot en de Honda bleek na opmeting op een afstand van ca. 0,8 meter links naast de asstreep te liggen. Hieruit blijkt dat de bestuurder van de Peugeot zich op het moment van botsen 0,8 meter links van de asstreep heeft bevonden en zich aldus bevond op de rijstrook bestemd voor het hem tegemoetkomende verkeer. Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij op 19 maart 2007 te Balloërveld, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto (merk Peugeot)), daarmede rijdende over de Balloërveld, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden doordat hij aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend is geweest, aangezien hij (onder meer) met dat door hem bestuurde motorrijtuig op de voor hem linkerweghelft van die Balloërveld is gaan rijden op een moment dat een op die linkerweghelft rijdende en hem tegemoetkomende auto (merk Honda) hem dicht was genaderd, waarna verdachte met dat door hem bestuurde motorrijtuig is gebotst tegen die andere auto (merk Honda), waardoor die andere auto (merk Honda) op de voor de bestuurder daarvan linkerweghelft terecht is gekomen en daar is gebotst tegen een op laatstgenoemde weghelft rijdende en laatstgenoemde bestuurder tegemoetkomende (derde) auto (merk Volkswagen), waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1]) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht; De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. Kwalificatie Het bewezen verklaarde levert op: overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994, strafbaar gesteld bij artikel 175 van de Wegenverkeerswet 1994. Strafbaarheid De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. Strafmotivering De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen in aanmerking: - de aard en de ernst van het gepleegde feit; - de omstandigheden waaronder dit feit is begaan; - hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; - de eis van de officier van justitie, te weten: een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden. Bovendien vordert de officier van justitie de tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf onder parketnummer 19/620350-06, hetgeen inhoudt een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden; - het pleidooi van de raadsman van de verdachte; - de oriëntatiepunten voor de straftoemeting; - de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 3 april 2008, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van verkeersdelicten is veroordeeld. Verdachte heeft zijn auto, rijdende op een smalle weg, te veel naar links bestuurd, waardoor deze met een aanzienlijke snelheid van ongeveer 80 km/h tegen een tegemoetkomende auto is gebotst. Deze tegemoetkomende auto is tengevolge van de botsing op de voor deze auto andere weghelft terechtgekomen en daar voor een tweede maal gebotst tegen een auto. Hierdoor heeft de bestuurder van de auto tegen welke verdachte is gebotst zwaar lichamelijk letsel bekomen. Verdachte heeft niet alleen op de voor hem niet bestemde weghelft gereden, maar heeft bovendien de tegemoetkomende auto, waarop hij later zou botsen, niet opgemerkt. De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat er niet slechts sprake is geweest van gevaarlijk rijgedrag als bedoeld in artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals door verdachtes raadsman is bepleit, doch dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend is geweest, hetgeen verdachte te verwijten is. Bij een dergelijke overtreding van de Wegenverkeerswet 1994 past, in overeenstemming met de oriëntatiepunten, een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van een fors aantal maanden. De rechtbank zal om reden van verkeersveiligheid onder meer een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen. Toepassing van wetsartikelen De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 9, 14g, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994. Vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19/620350-06 De rechtbank acht de vordering van de officier van justitie toewijsbaar nu de verdachte, eerder veroordeeld tot een (deels) voorwaardelijke straf bij vonnis van de politierechter d.d. 3 mei 2006, zich tijdens de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank zal onder instandhouding van de voorwaarden gelasten dat een gedeelte van de niet tenuitvoergelegde straf alsnog zal worden tenuitvoergelegd. Beslissing van de rechtbank De rechtbank verklaart bewezen dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar. De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een taakstraf bestaande uit 60 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast; De rechtbank ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 6 maanden. Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19/620350-06 De rechtbank gelast, onder instandhouding van de voorwaarden, de tenuitvoerlegging van een gedeelte, te weten de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 maanden, van de bij vonnis d.d. 3 mei 2006 door de politierechter te Assen opgelegde voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden. Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter en mr. B.I. Klaassens en mr. M.A.F. Veenstra, rechters in tegenwoordigheid van mr. E.M. Harbers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 30 mei 2008, zijnde mr. M.A.F. Veenstra buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.