Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD3281

Datum uitspraak2008-05-30
Datum gepubliceerd2008-06-05
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.830320/07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft in een leegstaand pand brand gesticht door in het gebouw papier aan te steken. Verdachte is vervolgens naar huis vertrokken, zonder enige maatregel te nemen om de gevolgen van zijn daad te beperken. Het gehele gebouw is afgebrand en ondanks het gegeven dat het pand leeg stond ten tijde van de brandstichting, heeft de brand tot aanzienlijke materiële schade geleid.


Uitspraak

RECHTBANK ASSEN Sector strafrecht Parketnummer: 19.830320-07 vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 30 mei 2008 in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988, wonende te [adres]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 16 mei 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen. Tenlastelegging De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat hij op of omstreeks 5 juli 2007, te Smilde, althans in de gemeente Midden-Drenthe, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een pand aan de Elzenlaan 1 (voormalig politiebureau), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk (met behulp van een aansteker) een hoeveelheid papier, dat zich in genoemd pand bevond en/of een bank, die zich in genoemd pand bevond, in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een hoeveelheid papier en/of een bank en/of het interieur van dat pand, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan dat papier en/of die bank geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor het bovengenoemde pand, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was; althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij op of omstreeks 5 juli 2007, te Smilde, althans in de gemeente Midden-Drenthe, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een pand (voormalig politiebureau) aan de Elzenlaan 1, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Gemeente Midden-Drenthe, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), (middels brandstichting) heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt; Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging. Bewijsmiddelen Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen. - De verklaring van aangever [aangever], opgenomen in het proces-verbaal met dossiernummer PL033B/07-106888, p. 56-58; - De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 16 mei 2008. Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij op 5 juli 2007, te Smilde, opzettelijk brand heeft gesticht in een pand aan de Elzenlaan 1 (voormalig politiebureau), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk (met behulp van een aansteker) een hoeveelheid papier, dat zich in genoemd pand bevond, in brand gestoken, ten gevolge waarvan dat papier geheel is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor het bovengenoemde pand te duchten was; De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. Kwalificatie Het bewezen verklaarde levert op: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, strafbaar gesteld bij artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht. Strafbaarheid De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. Strafmotivering De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen in aanmerking: - de aard en de ernst van het gepleegde feit; - de omstandigheden waaronder dit feit is begaan; - hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; - de eis van de officier van justitie, te weten: een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de Stichting Reclassering Nederland, zolang die instelling dat nodig vindt. Bovendien vordert de officier van justitie de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met de schadevergoedingsmaatregel; - het pleidooi van de raadsman van de verdachte; - de oriëntatiepunten voor de straftoemeting; - de inhoud van het de verdachte betreffend voorlichtingsrapport van de Stichting Reclassering Nederland, d.d. 2 april 2008. Verdachte heeft in een leegstaand pand brand gesticht door in het gebouw papier aan te steken. Verdachte is vervolgens naar huis vertrokken, zonder enige maatregel te nemen om de gevolgen van zijn daad te beperken. Het gehele gebouw is afgebrand en ondanks het gegeven dat het pand leeg stond ten tijde van de brandstichting, heeft de brand tot aanzienlijke materiële schade geleid. Benadeelde partij gemeente Midden Drenthe De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot na te noemen bedrag voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is gegrond en tot na te noemen bedrag voor toewijzing vatbaar. Schadevergoedingsmaatregel Met betrekking tot het bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens gemeente Midden Drenthe naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht. Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer. Toepassing van wetsartikelen De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c en 36f, van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing van de rechtbank De rechtbank verklaart bewezen dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar. De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot - een taakstraf bestaande uit 240 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast; De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren arbeid per dag voor de in verzekering doorgebrachte dagen. - gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren; De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij gemeente Midden Drenthe van de som van € 1000,00 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil. De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer gemeente Midden Drenthe, een bedrag van € 1000,00 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 20 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen. Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter en mr. B.I. Klaassens en mr. M.A.F. Veenstra, rechters in tegenwoordigheid van mr. E.M. Harbers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 30 mei 2008, zijnde mr. M.A.F. Veenstra buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.