Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD3420

Datum uitspraak2008-05-29
Datum gepubliceerd2008-06-09
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers10/610033-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Promismotivering mishandeling; slaan en stompen in gezicht en op lichaam levert geen poging zware mishandeling op; opzet bij poging zware mishandeling; bij strafmaat rekening gehouden met feit waarvan om juridisch-technische redenen wordt vrijgesproken.


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Sector strafrecht Parketnummer: 10/610033-07 Datum uitspraak: 29 mei 2008 Tegenspraak VONNIS van de RECHTBANK ROTTERDAM, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte: [naam verdachte], geboren op [geboortedatum en –plaats verdachte], ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres verdachte] te Schiedam, raadsman mr. P.A.R. Dijkers, advocaat te Schiedam. ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 15 mei 2008. TENLASTELEGGING Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. Bij de wijziging is onder meer de einddatum van de onder 2 ten laste gelegde periode gewijzigd van 1 februari 2007 in 31 januari 2006. Gelet op de inhoud van het dossier wordt het jaartal 2006 als kennelijke verschrijving aangemerkt, die aldus wordt verbeterd dat in plaats daarvan wordt gelezen 2007. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis. EIS OFFICIER VAN JUSTITIE De officier van justitie mr. Polescuk heeft gerequireerd tot: - bewezenverklaring van het l onder 1 en 2 ten laste gelegde; - veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 282 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 120 voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als die aanwijzingen inhouden dat hij zich onder behandeling zal stellen van het DOK, De Waag of een soortgelijke instelling. MOTIVERING VRIJSPRAAK Het onder 1 ten laste gelegde komt er op neer dat aan de verdachte het verwijt wordt gemaakt dat hij op 1 februari 2007 heeft geprobeerd zijn vrouw [naam aangeefster] opzettelijk zwaar te mishandelen door haar in het gezicht, althans tegen het hoofd en/of de rug, de buik, althans het lichaam te stompen, slaan, schoppen en/of trappen. Uit het onderzoek op de terechtzitting is met betrekking tot dit feit het volgende gebleken. Op 1 februari 2007 heeft [[naam aangeefster]]aangifte gedaan van mishandeling door de verdachte. Zij heeft daarbij - voor zover van belang - verklaard dat de verdachte haar meermalen op de rug en linkerzijde heeft geslagen, dat hij haar met zijn elleboog op de mond heeft geslagen en voorts dat hij haar daarna met zijn vuisten over haar hele lichaam heeft gestompt en haar daarbij onder meer in de buik heeft geraakt. Tevens is zij door de verdachte op een matras geduwd. Door dit alles heeft zij pijn en letsel opgelopen. De verklaring van [naam aangeefster] vindt bevestiging in de rapportage van de FARR, welke inhoudt dat op 6 februari 2007 is geconstateerd dat [naam aangeefster] op meerdere plaatsen in het gezicht, waaronder de mond, alsmede op de rest van het lichaam zwellingen, blauwe plekken en/of bloeduitstortingen had. Door politiefunctionarissen die de dag van de aangifte naar de woning van [naam aangeefster] zijn gegaan is ook letsel geconstateerd. Zij zagen dat [naam aangeefster] bloed op haar lip had, dat de huid rond een van haar ogen gezwollen was en dat ze striemen op haar borst had. De verdachte heeft zowel bij de politie als op de terechtzitting verklaard dat hij [naam aangeefster] op 1 februari 2007 een of meerdere klappen in het gezicht heeft gegeven. Op grond van een en ander, in onderling verband en samenhang bezien, wordt aangenomen dat de verdachte op 1 februari 2007 [naam aangeefster] met kracht op verschillende plaatsen op het lichaam en in het gezicht heeft geslagen en/of gestompt en tevens haar dat hij haar heeft geduwd. Aan de andersluidende verklaring van de verdachte dat hij [naam aangeefster] op 1 februari 2007 uitsluitend in het gezicht heeft geslagen wordt geen geloof gehecht. Er is onvoldoende bewijs dat de verdachte [naam aangeefster] ook in het gezicht of tegen het lichaam heeft geschopt of getrapt, zoals tevens is tenlastegelegd. Verder is onvoldoende komen vast te staan dat [naam aangeefster] door de handelwijze van de verdachte bloed heeft geplast. Dit onderdeel van de verklaring van [naam aangeefster] vindt geen steun in andere stukken en komt bovendien niet geheel overeen met de mededeling van [naam aangeefster] aan de FARR-arts dat zij na het incident last heeft gehad van vaginaal bloedverlies. Voor bewezenverklaring van de aan de verdachte de ten laste gelegde poging tot zware mishandeling is vereist dat de opzet van de verdachte was gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [naam aangeefster]. De verdachte heeft ontkend met dat opzet te hebben gehandeld. De aard en uiterlijke verschijningsvorm van zijn handelen zijn in zijn algemeenheid niet geschikt voor het doen ontstaan van zwaar lichamelijk letsel en hebben daartoe in dit geval ook niet geleid. Anders dan door de officier van justitie is betoogd, kan derhalve niet op basis van dat handelen worden aangenomen dat er een aanmerkelijke kans was dat zwaar lichamelijk letsel zou ontstaan en dat de verdachte die kans ook bewust heeft aanvaard. Nu uit het onderzoek op de terechtzitting evenmin is gebleken van andere feiten of omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat het opzet van de verdachte, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dient hij van het onder 1 ten laste gelegde te worden vrijgesproken. BEWIJSMOTIVERING EN BEWEZENVERKLARING Het onder 2 ten laste gelegde komt er op neer dat aan de verdachte het verwijt wordt gemaakt dat hij zijn vrouw [[naam aangeefster]]in de periode voorafgaande aan 1 februari 2007 meermalen opzettelijk heeft mishandeld door haar in het gezicht, althans tegen het hoofd en/of de rug, buik, althans het lichaam te stompen, slaan, schoppen en/of trappen. Hierbij wordt vooropgesteld dat de mishandeling die op 1 februari 2007 door de verdachte is gepleegd hieronder niet wordt begrepen, nu de officier van justitie - zoals zij op de terechtzitting heeft aangegeven - juist met dat doel de einddatum van de tenlastegelegde periode heeft gewijzigd in 31 januari 2007. Uit het onderzoek op de terechtzitting is met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde het volgende gebleken. [naam aangeefster] [[naam aangeefster]]heeft op 1 februari 2007 tegenover de politie verklaard dat een neef van de verdachte ongeveer twee maanden daarvoor bij de verdachte en haar thuis kwam logeren. Er is toen in hun woning te Schiedam ruzie ontstaan tussen haar en de verdachte. De verdachte heeft haar daarbij geschopt en geslagen, waardoor zij blauwe plekken heeft opgelopen . De verdachte heeft op 3 februari 2007 tegenover de politie bevestigd dat een maand of twee daarvoor een neef bij hun thuis had gelogeerd. Voorts heeft hij verklaard dat hij [naam aangeefster] in het voorafgaande jaar bij hun thuis te Schiedam twee of drie klappen met de vlakke hand heeft gegeven en dat hij haar daarbij heeft geraakt in het gezicht . De vader van [naam aangeefster] heeft op 4 februari 2007 tegenover de politie verklaard dat de verdachte tegen zijn vrouw en hem heeft gezegd dat hij [naam aangeefster] wel eens heeft geslagen. Dat was ongeveer vier weken voordat de vader van [naam aangeefster] zijn verklaring afgelegde. Gelet op het bovenstaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat: hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 01 december 2006 tot en met 31 januari 2007 te Schiedam meermalen, althans éénmaal (telkens) opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [naam aangeefster], zijnde de vrouw van verdachte), in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd en/of het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of geduwd, waardoor deze [[naam aangeefster]]letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden. Hetgeen onder 2 meer of anders ten laste is gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Anders dan door de officier van justitie is aangegeven, wordt met name niet bewezen geacht dat de verdachte zich in de in de tenlastelegging bedoelde periode meerdere malen heeft schuldig gemaakt aan mishandeling van [naam aangeefster]. De officier van justitie heeft dit standpunt, behalve op de verklaring van [naam aangeefster] tevens gebaseerd op de bij de stukken aanwezige verklaringen van medewerkers van de school van de [naam aangeefster] en op de verklaring van een bovenbuurvrouw. De verklaringen van de medewerkers van school betreffen echter verklaringen van hetgeen zij van [naam aangeefster] hebben gehoord, terwijl de verklaring van de buurvrouw weinig concreet is. Omdat de verdachte niet kan worden aangemerkt als echtgenote (vrouw) van de verdachte in de zin van artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht kan ook dit onderdeel van de tenlastelegging niet bewezen worden verklaard. STRAFBAARHEID FEIT Het bewezen feit levert op: Mishandeling. Het feit is strafbaar. STRAFBAARHEID VERDACHTE De verdachte is strafbaar. STRAFMOTIVERING De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft rond december 2006 de vrouw, met wie hij enige maanden daarvoor volgens de islamitische wet was getrouwd en met wie hij op dat moment samenwoonde, mishandeld door haar meermalen in het gezicht te slaan. Deze mishandeling staat niet op zichzelf. Er zijn meerdere incidenten geweest. Zoals hiervoor is overwogen heeft de verdachte zijn vrouw ook op 1 februari 2007 mishandeld. Zij heeft daarbij letsel opgelopen. Ook deze mishandeling vond plaats bij hen thuis. Dit delict is onder 1 ten laste gelegd als poging tot zware mishandeling. Om juridisch technische redenen kan dit niet bewezen worden verklaard. Dit staat er evenwel niet aan in de weg om aan te nemen dat de mishandeling van december 2006 geen incident betrof en om hiermee bij de bepaling van de strafmaat rekening te houden. Door zijn handelen heeft de verdachte geen of weinig respect getoond voor zijn (destijds nog maar 16 jaar oud zijnde) vrouw en voorts inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. De omstandigheid dat de mishandeling in de huiselijke sfeer plaatsvond is strafverzwarend. Wegens de afwezigheid van anderen die hulp kunnen bieden, ontstaan dan veelal in versterkte mate gevoelens van angst. Bovendien dient de eigen woning een plaats te zijn waar men zich veilig kan voelen. Daarom kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van na te melden duur. Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in aanmerking genomen dat hij, zoals blijkt uit het op zijn naam gesteld uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 2 februari 2007, niet eerder is veroordeeld. Tevens is in aanmerking genomen dat de verdachte, die ongeveer 10 jaar geleden als vluchteling naar Nederland is gekomen, door studie en werk een plaats in de Nederlandse samenleving tracht te veroveren. Verder is nog gelet op de inhoud van het voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland van 14 juni 2007 en het rapport van de psycholoog A.H. Meek van 17 juni 2007. Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht. Die straf is aanzienlijk lager dan de straf die door de officier van justitie is gevorderd, omdat minder feiten bewezen kunnen worden verklaard dan door de officier van justitie bewijsbaar worden geacht. Hoewel het nuttig zou zijn als de verdachte gelet op zijn problematiek een therapie zou volgen, zoals voorgesteld door de reclassering en de psycholoog, wordt hiervoor geen ruimte aanwezig geacht. TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN Gelet is op artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING De rechtbank: - verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij; - verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; - verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij; - stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit; - verklaart de verdachte strafbaar; - veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 1 (één) maand; - beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht; - heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte. Dit vonnis is gewezen door: mr. Asscheman-Versluis, voorzitter, en mrs. Melkert en Vogels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Muilwijk-Schaaij, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 mei 2008. Bijlage bij vonnis van 29 mei 2008: TEKST GEWIJZIGDE TENLASTELEGGING Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat 1. hij op of omstreeks 01 februari 2007 te Schiedam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [[naam aangeefster]](zijnde de vrouw van verdachte), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, altans éénmaal (met kracht) op/tegen/in het gezicht, althans het hoofd en/of de rug en/of de buik, althans het lichaam van die [[naam aangeefster]]heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt en/of geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; [art. 302/304 jo 45 Wetboek van Strafrecht] 2. en/of hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 01 december 2006 tot en met 31 januari 1 februari 2007 te Schiedam meermalen, althans éénmaal (telkens) opzettelijk mishandelend een persoon (te weten Y. Faghirzada, zijnde de vrouw van verdachte), in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd en/of het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of geslagen, waardoor deze [[naam aangeefster]]letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; [art. 300/304 jo 57 Wetboek van Strafrecht]