Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD3560

Datum uitspraak2008-04-23
Datum gepubliceerd2008-06-11
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers77314 ha za 395 van 2006
Statusgepubliceerd


Indicatie

Dexia-zaak


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Sector Civiel zaaknummer: 77314 ha za 395 van 2006 datum vonnis: 23 april 2008 (vdv) Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van: 1. Y, wonende te Enschede (O), eiser, verder te noemen: Y, procureur: mr. E.H. Hoeksma, tegen de naamloze vennootschap DEXIA Bank Nederland N.V., gevestigd te Amsterdam, gedaagde, verder te noemen: Dexia, procureur: mr. J. Vestering. Het procesverloop 1. De bij tussenvonnis van 12 december 2007 bevolen comparitie van partijen is op 4 februari 2008 gehouden, het daarvan opgemaakte proces-verbaal bevindt zich bij de stukken. Nadien heeft Y een akte na interlocutoir vonnis en comparitie van partijen genomen en Dexia een antwoordakte en hebben partijen vervolgens wederom vonnis verzocht. De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing Feiten (kort samengevat) 2. Door tussenkomst van Verzekerd Spaarplan Nederland, een cliëntenremisier van Bank Labouchère (rechtsvoorgangster van Dexia), heeft Y op 19 januari 1999 een tweetal Capital Effect onder nummer 21103563 en 21103569 (dagvaarding productie 1 en 2) afgesloten. Capital Effect 21103563 (productie 1) 3. Het aankoopbedrag van de (achterliggende) aandelen ABN AMRO, AHOLD, Fortis (NL) en ING bedroeg voor de eerste overeenkomst € 5.417,10, de totaal te betalen rente tijdens de looptijd van die overeenkomst € 5.973,48 en het totaal van de overeengekomen leasesom bedroeg € 12.207,42. Op deze Capital Effect diende Y gedurende de looptijd van 180 maanden maandelijks een bedrag van € 67,82 bij vooruitbetaling te voldoen. Capital Effect 21103569 (productie 2) 4. Het aankoopbedrag van de (achterliggende) aandelen ABN AMRO, AHOLD, Fortis (NL) en ING bedroeg voor deze overeenkomst € 9.306,30, de totaal te betalen rente gedurende de looptijd € 10.262,04 en het totaal van de overeengekomen leasesom bedroeg € 20.385,18. Op deze Capital Effect diende Y gedurende de looptijd van 180 maanden maandelijks een bedrag van € 113,25 te voldoen. 5. Verdere voorwaarden Capital Effect (voor zover van belang): 2. Deze lease-overeenkomst wordt aangegaan voor een periode van 180 maanden, te rekenen vanaf de aankoopdag van de waarden, behoudens tussentijdse opzegging. 3. Lessee kan deze lease-overeenkomst na 60 maanden dagelijks met onmiddellijke ingang en zonder annuleringskosten beëindigen, onder betaling of verrekening van de restant-hoofdsom op dat moment. ............ 7. Zodra lessee al datgene aan de Bank heeft betaald wat hij haar krachtens deze lease-overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Labouchère Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden. 6. De Capital Effect 21103569 is door Y in juli 2002 beëindigd en bij brief van 16 juli 2002 (productie 3 dagvaarding) werd Y aangeslagen voor een restschuld van € 2.304,96, terwijl hij op dat moment (42 termijnen) € 4.756,50 had betaald. De Capital Effect 21103563 werd door Y per november 2004 beëindigd, waarna hij per brief per 9 november 2004 (productie 4 dagvaarding) werd aangeslagen voor een restschuld van € 935,02, terwijl hij tot dat moment (69 termijnen) € 4.679,58 had betaald. 7. Bij brief van 30 januari 2006 (productie 5 dagvaarding) heeft Y Dexia aansprakelijk gesteld, de Capital Effect overeenkomsten buitengerechtelijk ontbonden en vernietigd en gesommeerd tot terugbetaling van de ingelegde gelden. Het voorgaande baseert Y onder meer op de bepalingen van de volgens hem ten deze toepasselijke Wet Consumenten Krediet respectievelijk het ontbreken van de benodigde vergunning ex artikel 9 van die wet zulks in de zin van de aandelenlease-jurisprudentie dezer rechtbank (Dexia-Cosar LJN AS 4746 e.v.) zomede de schending door Dexia van de te zijnen aanzien in acht te nemen zorgplicht bij het aangaan van die overeenkomsten respectievelijk het onrechtmatig optreden van (de medewerker van) Verzekerd Sparen Nederland. 8. Teneinde civielrechtelijke problemen te voorkomen, heeft Y onder protest inmiddels het bedrag der restschuld aan Dexia betaald. 9. Y vordert (de vermeerdering van eis inbegrepen): I. Voor recht te verklaren dat de overeenkomst Capital Effect Maandbetaling nietig is c.q. Dexia onrechtmatig heeft gehandeld en deswege schadeplichtig is. II. Dexia te veroordelen aan Y te voldoen tegen bewijs van kwijting € 11.055,82. III. Voornoemd bedrag vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dagen dat de onderscheiden betalingen zijn verricht althans de dag dat Dexia in verzuim verkeert (28 februari 2006) tot aan de dag der betaling althans vanaf datum dagvaarding. IV. Voor recht te verklaren dat de restschulden van Y c.s. vervallen zijn althans die vervallen te verklaren. V. Dexia te veroordelen in de proceskosten. VI. Het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Het verweer van Dexia (kort samengevat) 10. Dexia stelt dat de aandelenleaseovereenkomsten Capital Effect zijn afgesloten via de tussenpersoon Verzekerd Sparen Nederland, die Y ter zake heeft geïnformeerd en geadviseerd. Na getoonde interesse van Y heeft Verzekerd Sparen Nederland hem aanvraag-formulieren verschaft en Dexia heeft die door Y ondertekend retour ontvangen. Vervolgens heeft Dexia de overeenkomsten aan Verzekerd Sparen Nederland verstuurd. Dexia stelt aan haar zorgplicht ten opzichte van Y te hebben voldaan. 11. Voor deze overeenkomsten wordt voorzien in aflossing van de aankoopsom en diende Y uit hoofde van deze overeenkomsten gedurende de looptijd een maandelijks bedrag, bestaande uit rente over en aflossing van de aankoopsom van de portefeuille, aan Dexia te voldoen. Volledigheidshalve wijst Dexia erop, dat hierbij na het verstrijken van de looptijd van deze overeenkomsten geen zogenaamde restschuld kan ontstaan in geval van te zeer gedaalde aandelenkoersen. In het geval deze tussentijds wordt beëindigd, hetgeen in casu het geval is geweest, bestaat de mogelijkheid dat Y nog een bedrag verschuldigd is: bij de op verzoek van Y verrichte verkoop van de aan de overeenkomst ten grondslag liggende aandelen is een negatief resultaat ontstaan, waarvoor Dexia Y heeft aangeslagen. Voorts hebben Y uit hoofde van de overeenkomsten bedragen aan dividend uitgekeerd gekregen, dat Y nalaat in zijn vorderingen te betrekken. Overzicht proces-verbaal comparitie: 21103563 ad € 1.000,12, 21103569 ad € 1.058,70. 12. Dexia doet voor alles een beroep op het niet inachtnemen door Y in de dagvaarding van de substantiëringsplicht ex artikel 111 lid 3 Rv. Voorts betwist Dexia de toepasselijkheid ten deze van de WCK en verwijst daartoe naar een overgelegd memorandum. Ten aanzien van het optreden van Verzekerd Sparen Nederland als effectenbemiddelaar zodanig dat die niet (meer) was vrijgesteld van de vergunningsplicht ex artikel 12 van de vrijstellingsregeling Wet Toezicht effectenverkeer 1995, zulks vanwege de omstandigheid dat Verzekerd Sparen Nederland niet enkel Y als klant bij Dexia heeft aangebracht, maar zich ook heeft beziggehouden met advisering en/of aanbevelen van specifieke effectentransacties, stelt Dexia dat dit nog niet tot nietigheid van de overeenkomst leidt: niet de overeenkomst zelf is strijdig met een dwingendrechtelijke wetsbepaling, hoogstens het handelen van de tussenpersoon. 13. Naar aanleiding van de door Y gestelde grondslag van onrechtmatige daad stelt Dexia alleen al de tekst van de overeenkomst duidelijk maakt dat het hier niet om een spaarvorm gaat, maar over een geldlening, de door Y ingeroepen bepalingen van NR 99 omtrent zorgplicht en schriftelijke informatieverschaffing op (het afsluiten van) deze overeenkomsten niet van toepassing zijn en overigens wel degelijk onderzoek naar diens financiële positie middels de BKR-registratie heeft plaatsgevonden. Dexia wijst erop dat in ieder geval Y bij het aangaan van de onderhavige overeenkomsten bepaaldelijk niet onbekend was met effectenlease als zodanig, waar Y daarvoor vanaf 11 december 1997 al een overeenkomst van effectenlease Capital Effect met Dexia had gesloten, die afliep met een positief resultaat voor Y en een bruto-opbrengst van € 9.322,48 (minus 13 betaalde termijnen van € 113,74 = € 1.478,62), hetgeen volgens Dexia dan toch ook in de discussie omtrent het al dan niet in achtnemen van zorgplicht dient te worden betrokken. 14. Betreffende de schade wijst Dexia erop dat Y niet door hem genoten fiscale of andere voordelen verdisconteert in hun vorderingen zomede het causaal verband tussen de gevorderde schade en het onrechtmatig handelen ontbreekt. De beoordeling 15. De overeenkomsten Capital Effect genummerd 21103563 en 21103569 d.d. 19 januari 1999 van Y staan tussen partijen vast evenals het feit dat Y daarop de overeengekomen betalingen (tot in totaal € 9.436,08) heeft voldaan zomede de onder (11) genoemde bedragen aan dividend heeft ontvangen respectievelijk die overeenkomsten inmiddels (tussentijds) door Y zijn beëindigd en Y de restschulden ten bedrage van € 3.239,98 aan Dexia heeft (terug)betaald. Wet Consumenten Krediet 16. De rechtbank acht de WCK ten deze niet van toepassing alleen al vanwege overschrijding door de totale leasesom(men) van het in 1999 geldende grensbedrag van € 22.652,--. Zorgplicht/onrechtmatige daad/Verzekerd Sparen Nederland/Dexia 17. Ten aanzien van de overeenkomsten is derhalve de gestelde onrechtmatige daad als grondslag voor de vorderingen van Y c.s. te bezien: a. Verzekerd Sparen Nederland is een zogenaamde cliëntenremisier en is als zodanig weliswaar aan te merken als een effectenbemiddelaar als bedoeld in artikel 1 sub b Wte, maar is op grond van artikel 12 van het Vrijstellingsbesluit onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld van de vergunningplicht. De belangrijkste van die voorwaarden is dat zij haar activiteiten beperkt tot het aanbrengen van klanten bij de in dat artikel genoemde instellingen. b. Dat Dexia een instelling als bedoeld in artikel 12 van het Vrijstellingsbesluit is, staat niet ter discussie. Nagegaan moet derhalve slechts worden of Verzekerd Sparen Nederland zich beperkt heeft tot het aanbrengen van Y als klant bij Dexia of dat Verzekerd Sparen Nederland verdere, voor een cliëntenremisier ontoelaatbare bemoeienis met de zaak gehad heeft. Daarvoor is het nodig om vast te stellen wat er onder aanbrengen wordt verstaan. c. Een wettelijke definitie van het begrip aanbrengen in het kader van de Wte en de daarop gegronde regelgeving bestaat niet. Wel wordt er op haar website (www.afm.nl) een uiteenzetting van het begrip gegeven door de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Daar is, voor zover hier van belang, te lezen: Cliëntenremisiers mogen alleen cliënten aanbrengen bij effecteninstellingen die een vergunning hebben van de AFM. Cliëntenremisiers mogen bijvoorbeeld geen vermogensbeheer verrichten, orders van cliënten doorgeven of geld van cliënten onder zich houden. Daarnaast mogen zij geen cliënten aanbrengen bij andere cliëntenremisiers. Cliëntenremisiers mogen wel cliënten uitleggen wat een aandeel of een obligatie is. Echter zij mogen niet een specifiek aandeel, obligatie, effectenleaseproduct etc. beroeps- of bedrijfsmatig adviseren. d. Uitgaande van deze uitleg -en de rechtbank gaat bij gebrek aan een andere gezaghebbende uitleg van deze uitleg, die zij ook onderschrijft, uit- was het aan Verzekerd Sparen Nederland toegestaan om Y te informeren mits die informatie beperkt was tot kenmerken van beleggingscategorieën en om hem door te verwijzen naar Dexia, maar niet om Y te adviseren. e. Een andere voorwaarde is dat de cliëntenremisier zich houdt aan enkele specifieke gedragsregels die voortvloeien uit het Bte en dan hoofdzakelijk uit artikel 24 daarvan en uit de NR, in dit geval de NR 99. Dat zijn, voor zover in deze specifieke zaak van belang, dat hij handelt in het belang van de cliënt en de adequate functionering van de effectenmarkten, in het belang van de cliënt kennis neemt van diens financiële positie, ervaring en beleggingsdoelstelling voor zover dat redelijkerwijs van belang is met het oog op het verrichten van zijn diensten, de cliënt de gegevens en bescheiden verstrekt die nodig zijn voor de beoordeling van de door hem aangeboden diensten en de effecten waarop die diensten betrekking hebben en een verbod op het zogenaamde “cold calling” i.e. een verbod om hen, die nog geen cliënt zijn, telefonisch of persoonlijk te benaderen anders dan in het geval de betrokkenen daar vooraf schriftelijk dan wel telefonisch mee heeft ingestemd dan wel in het contact slechts wordt aangeboden om schriftelijke of elektronische informatie te verschaffen. f. Op grond van de op dit punt ongenoegzaam weersproken gebleven stellingen moet worden aangenomen dat Verzekerd Sparen Nederland het cold calling-verbod niet heeft overtreden. Blijft de vraag in hoeverre Verzekerd Sparen Nederland zich verdiept heeft in de beleggingsdoelstellingen van Y, diens financiële positie, beleggingsdoelstelling(en) en beleggingservaring en aldus in diens belang gehandeld heeft. g. Met betrekking tot het tot stand komen van het contact met Verzekerd Sparen Nederland is door Dexia gesteld en door Y erkend, dat Y voordien al een op het moment van het sluiten van de onderhavige Capital Effect inmiddels gunstig afgelopen aandelenleaseovereenkomst had gesloten. Gegeven dit feit heeft Y naar het oordeel van de rechtbank geweten dat hier geen “eenvoudige” spaarvorm o.i.d. aan de orde was, edoch beleggen met geleend geld met risico’s van dien. Het argument van Y dat weliswaar van (positieve) uitkering op die eerdere aandelenleaseovereenkomst sprake is geweest, maar met inachtname van de door hem betaalde termijnen door hem uiteindelijk toch minder winst op die overeenkomst is gemaakt (punt 20 Conclusie van repliek, punt 2 akte na interlocutoir) versterkt alleen maar het oordeel van de rechtbank dat Y bij het aangaan van de litigieuze Capital Effect wist, althans kon weten, dat en welke risico’s daaraan kleefden. h. Met betrekking tot hetgeen verricht is door Verzekerd Sparen Nederland om zich een beeld te vormen van Y, diens financiële positie, beleggingsdoelstellingen en beleggingservaring, is, naast hetgeen reeds onder g hierboven is weergegeven, van belang, dat die eerdere profijtelijker afgelopen aandelenleaseovereenkomst door Y niet wordt aangetast en dienvolgens moet worden aangenomen dat de hiervoor omschreven zorgverplichtingen in dat kader wel in acht zijn genomen. i. Zeker tegen de achtergrond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de door Y getekende Capital Effect overeenkomsten voldoende duidelijk zijn (geweest). De door Y ondertekende overeenkomsten zijn leaseovereenkomsten, evenals Y uit die overeenkomst had kunnen opmaken dat er sprake was van een lening, want er is immers sprake van zeer aanzienlijke rentebedrag (1 1/8 x hoofdsom!) in de overeenkomst, verder is er sprake van een maandbedrag, zulks is naast de looptijd van 180 maanden duidelijk in de overeenkomst vermeld. Dat er voorafgaand aan het sluiten van deze overeenkomst concreet gewezen is op de mogelijkheid van verlies, is niet gebleken. Gezien de (ervaringen van Y met) eerdere aandelenleaseovereenkomst moet het Y echter wel duidelijk zijn geweest dat het resultaat afhankelijk was van de ontwikkeling van de beurs(koersen) en mitsdien verlies tot de mogelijkheden behoorde. Dexia heeft er terecht op gewezen dat restschulden bij dit product bij het aflopen van de overeenkomst niet kunnen ontstaan, alleen bij tussentijdse beëindiging (als thans door Y op het door hem gekozen moment verzocht). j. Uit de aanvraagformulieren Labouchère Effectenlease (productie 4 Conclusie van antwoord), die voorafgegaan zijn aan de overeenkomsten Capital Effect, lijkt dat er een keuze is gemaakt voor Capital Effect. Waar Y echter ter comparitie heeft medegedeeld destijds “slechts”blanco aanvraag-formulieren te hebben ondertekend en gezien het hiervoor onder (g), (h) en (i) overwogene ziet de rechtbank geen aan Verzekerd Sparen Nederland verboden vorm van advisering in de zin van overweging (17 c.) althans zijn daartoe door Y onvoldoende feitelijkheden gesteld. k. De conclusie tot zover is dat Verzekerd Sparen Nederland in haar relatie tot Y niet onrechtmatig gehandeld heeft (door te handelen in strijd met de voorschriften van de Vrijstellingsregeling en daarmee in strijd met artikel 7 Wte), maar evenmin is gebleken dat zij zich niet gedragen heeft als een goed opdrachtnemer overeenkomstig de bepalingen van titel 7:7 BW. 18. Daarmee komt de rechtbank toe aan de aansprakelijkheid van Dexia, voor zover die een gevolg is van haar eigen gedragingen. Ook hier geldt dat bij het sluiten van een volgende aandelenleaseovereenkomst na negen eerdere inmiddels afgelopen overeenkomsten voor Dexia niet een volledig nieuwe situatie met volledig nieuwe verplichtingen (uit hoofde van Wte en/of NR 99) ontstaat en het inachtnemen van voor Dexia geldende zorgverplichtingen eerder dient te worden aangenomen, temeer nu Y die eerdere aandelenleaseovereenkomst onaangetast laat en zich in deze procedure evenmin beklaagt over het niet kunnen voldoen aan de overeengekomen verplichtingen, maar enkel over het uitblijven van winst met welk oogmerk hij die overeenkomst was aangegaan respectievelijk het verlies dat hij lijdt, nadat hij die overeenkomst zelf éénzijdig tussentijds heeft beëindigd. 19. Onder voormelde omstandigheden acht de rechtbank geen gronden aanwezig waarop de vorderingen van Y tot nietigverklaring c.q. onrechtmatige daad kunnen worden gebaseerd en zullen dienvolgens die vorderingen worden afgewezen en zal Y als in het ongelijk gesteld in de proceskosten van Dexia worden verwezen. De beslissing De rechtbank rechtdoende: I. Wijst af de vorderingen van Y. II. Veroordeelt Y in de proceskosten aan de zijde van Dexia gevallen en tot op deze uitspraak begroot op € 296,-- aan griffierechten en € 1.356,-- aan salaris voor de procureur. III. Verklaart het onderdeel II van het dictum van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Van der Veer en op 23 april 2008 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.