Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD3570

Datum uitspraak2008-06-11
Datum gepubliceerd2008-06-12
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers16744 HA ZA 07-1905
Statusgepubliceerd


Indicatie

Derdenbeslag op gegiraliseerde effecten.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 164744 / HA ZA 07-1905 Vonnis van 11 juni 2008 in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BELEGGINGS- EN BEHEERMAATSCHAPPIJ DE LEPELAER B.V., gevestigd te Oirschot, eiseres, procureur mr. C.A.M. de Bruijn, tegen de coöperatie met uitgesloten aansprakelijkheid RABOBANK EINDHOVEN-VELDHOVEN U.A., gevestigd te Eindhoven, gedaagde, procureur mr. P.C.M. van der Ven. Partijen zullen hierna De Lepelaer en de Rabobank genoemd worden. 1. De procedure 1.2. Het verloop van de procedure blijkt uit: - het tussenvonnis van 5 december 2007 - het proces-verbaal van comparitie van 6 maart 2008. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. De Rabobank beheert een effecten- en derivatenportefeuille van De Lepelaer. Deze portefeuille wordt geadministreerd via een effectenrekening. 2.2. De Lepelaer voert haar effectentransacties uit via haar beleggingsrekening bij de Rabobank. De Rabobank heeft aan De Lepelaer een kredietruimte verstrekt op deze beleggingsrekening ter grootte van maximaal 60% van de waarde van de effectenrekening. De effectenrekening strekt tot zekerheid van het krediet op de beleggingsrekening. 2.3. De Ontvanger van de Belastingdienst Oost-Brabant, kantoor Tilburg, heeft op 8 en 30 maart 2007, ten laste van De Lepelaer, executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Rabobank, zulks in verband met een belastingschuld van De Lepelaer ter grootte van € 595.532,96 (inclusief invorderingsrente). 2.4. Naar aanleiding van het derdenbeslag heeft de Rabobank de effectenrekening van De Lepelaer gedurende de periode van 20 april 2007 tot 14 juni 2007 geblokkeerd. 2.5. Omdat tijdens de blokkade van de effectenrekening de overname van ABN-AMRO Bank N.V. (hierna: ABN-AMRO) actueel was en dit de koersen ABN-AMRO fors deed toenemen, heeft de Rabobank De Lepelaer - ondanks het derdenbeslag - in de gelegenheid gesteld om te handelen in de betreffende effecten. De opbrengst van deze transacties is door de Rabobank geadministreerd op de beleggingsrekening van De Lepelaer, hetgeen ertoe leidde dat het debetsaldo van de betreffende rekening afnam. 2.6. Op 14 juni 2007 heeft de Rabobank een bedrag van € 595.532,96 overboekt naar het rekeningnummer van de Belastingdienst Oost-Brabant, kantoor Tilburg. Door deze betaling is het derdenbeslag onder de Rabobank van rechtswege komen te vervallen. 2.7. De Rabobank heeft voornoemde betaling aan de Belastingdienst ten laste gebracht van de beleggingsrekening van De Lepelaer. Hierdoor is de kredietlimiet van de beleggingsrekening bereikt. 3. Het geschil 3.1. De Lepelaer vordert samengevat -: * een verklaring voor recht dat de Rabobank ten onrechte haar betaling van € 595.532,96 aan de Belastingdienst ten laste van De Lepelaer heeft gebracht; * veroordeling van de Rabobank tot creditering van de rekening-courant van De Lepelaer met een bedrag van € 595.532,96 met rente, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat de Rabobank in gebreke blijft aan dit bevel te voldoen; * veroordeling van de Rabobank tot vergoeding van de door De Lepelaer geleden schade, welke is op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding; * veroordeling van de Rabobank in de kosten van de procedure. 3.2. De Lepelaer legt aan haar vorderingen ten grondslag dat de Rabobank onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. Dit onrechtmatig handelen bestaat hierin, aldus De Lepelaer, dat de Rabobank onverschuldigd een vermeende belastingschuld van De Lepelaer ad € 595.532,96 heeft ingelost bij de Belastingdienst en deze onverschuldigde betaling vervolgens onbevoegdelijk ten laste heeft gebracht van (de kredietfaciliteit van) de beleggingsrekening van De Lepelaer. Door deze handelwijze stelt De Lepelaer schade te hebben geleden. 3.3. De Rabobank voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. De beoordeling 4.1. De Lepelaer heeft zich - ter comparitie - primair op het standpunt gesteld dat haar effectenrekening niet vatbaar is voor derdenbeslag, omdat niet is voldaan aan artikel 475 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). De effecten zijn, aldus De Lepelaer, vorderingen noch roerende zaken. 4.2. De effectenrekening van De Lepelaer betreft een deelgenootschap (aandeel) in een verzameldepot van gegiraliseerde effecten als bedoeld in de Wet giraal effectenverkeer (hierna: Wge). Een deelgenoot in een verzameldepot kan niet beschikken over afzonderlijke, geïndividualiseerde effecten, maar heeft recht op uitlevering van de hoeveelheid effecten waarvoor hij deelgenoot is, tenzij de instelling die de effecten heeft uitgegeven uitlevering onmogelijk heeft gemaakt (artikel 26 Wge). Een gegiraliseerd effect dient te worden beschouwd als een vermogensrecht op naam van eigen aard1 en kan daarmee niet worden aangemerkt als een vordering of zaak als bedoeld in artikel 475 Rv. De wetgever heeft echter middels artikel 24 Wge voorzien in de mogelijkheid om derdenbeslag te leggen op het aandeel van een deelgenoot in een effectenverzameldepot. Hieruit vloeit voort dat de effectenrekening van De Lepelaer vatbaar was voor het derdenbeslag door de Ontvanger. 4.3. Ten tweede heeft De Lepelaer aangevoerd dat het derdenbeslag van de Ontvanger haar effectenrekening niet raakte, omdat daarop geregistreerde effecten en derivaten niet uitdrukkelijk staan beschreven in het beslagexploot. De Lepelaer beroept zich in dit verband op artikel 475a, derde lid, Rv, waarin als volgt is bepaald: "Vorderingen die recht geven op iets anders dan betaling van een geldsom of dan levering van roerende zaken die geen registergoederen zijn, of van rechten aan toonder of order, vallen slechts onder het beslag, voor zover zij in het beslagexploit uitdrukkelijk zijn omschreven.." 4.4. In de Wet giraal effectenverkeer is niet geregeld op welke wijze beslag moet worden gelegd op een aandeel in een verzameldepot. Bij de beantwoording van de vraag of in geval van een derdenbeslag op een aandeel in een verzameldepot een uitdrukkelijke omschrijving nodig is in de zin van artikel 475a, derde lid Rv, dient dan ook rekening te worden gehouden met de ratio en het systeem van de Wge. De bedoeling van de Wge is (onder meer) om de logistieke en administratieve last verbonden aan de levering van effecten middels toonderstukken te verlichten door effecten te immobiliseren en te dematerialiseren. Voor levering van gegiraliseerde effecten is niets méér vereist dan de enkele bijschrijving op naam van de verkrijger in het daartoe bestemde deel van de administratie van de aangesloten instelling (artikel 17 Wge). Dit betekent dat een aandeel in een verzameldepot op eenvoudige wijze ter beschikking kan worden gesteld van een derde en dat moet worden aangenomen dat de formele eis van artikel 475a, derde lid, Rv - welke bepaling ziet op goederen die middels een akte moeten worden geleverd - hierop niet van toepassing is. 4.5. Uit het voorgaande vloeit voort dat (ook) de effectenrekening van De Lepelaer onder het derdenbeslag viel en dat de Rabobank verplicht was de (gegiraliseerde effecten op de) effectenrekening onder zich te houden op straffe van onwaarde van elke in weerwil van het beslag gedane betaling of afgifte. 4.6. Door in weerwil van het beslag de transactie met betrekking tot de effecten ABN-AMRO toe te staan, heeft de Rabobank in beginsel onrechtmatig gehandeld jegens de beslaglegger (in casu de Belastingdienst). Op deze onrechtmatigheid kan De Lepelaer zich echter niet beroepen: de blokkerende werking van het beslag heeft uitdrukkelijk niet ten doel de belangen van de geëxecuteerde te beschermen. Daar komt nog bij dat De Lepelaer zelf - om begrijpelijke redenen - heeft aangedrongen op de verkoop van de effecten ABN-AMRO. 4.7. In plaats van de executie van het derdenbeslag conform artikel 24 Wge af te wachten, heeft de Rabobank, ten laste van (de kredietruimte van) de beleggingsrekening van De Lepelaer, een betaling gedaan aan de Belastingdienst. Deze handelwijze is in beginsel aan te merken als onrechtmatig jegens De Lepelaer en zal derhalve moeten leiden tot toewijzing van de gevorderde verklaring voor recht, alsmede tot ongedaanmaking van genoemde debitering, tenzij De Lepelaer toestemming voor deze handelwijze heeft gegeven. 4.8. De Rabobank heeft bij conclusie van antwoord (par. 5.) gesteld dat zij het De Lepelaer 'onder voorwaarden' heeft toegestaan om aan- en verkopen te doen en dat De Lepelaer daarbij uitdrukkelijk te kennen is gegeven dat 'de door de verkoop ontvangen liquiditeiten gereserveerd werden voor de beslaglegger' (cursivering rechtbank). Bij gelegenheid van de comparitie van partijen heeft de Rabobank verklaard dat de in weerwil van het beslag toegestane transacties hebben plaatsgevonden 'in goed overleg met de heer Van Zelst van De Lepelaer'. De heer Van Zelst heeft ter comparitie (samengevat) gesteld dat de opbrengst van de in weerwil van het beslag verkochte effecten 'niet gebruikt mocht worden' en 'in mindering moest komen op het krediet'. 4.9. Het is de rechtbank niet duidelijk of de Rabobank heeft bedoeld te stellen dat De Lepelaer heeft toegestemd in de door haar gevolgde handelwijze. De rechtbank zal de Rabobank in de gelegenheid stellen haar stelling bij akte nader toe te lichten. De Lepelaer zal vervolgens in de gelegenheid zijn hierop te reageren. 4.10. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden. 5. De beslissing De rechtbank 5.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 9 juli 2008 voor het nemen van een akte door de Rabobank over hetgeen is vermeld in rechtsoverweging 4.9., waarna De Lepelaer op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen, 5.2. houdt iedere verdere beslissing aan. Dit vonnis is gewezen door mrs. G.W. Thijsen, O.R.M. van Dam en I.L.P Crombeen en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2008.