Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD3658

Datum uitspraak2008-06-11
Datum gepubliceerd2008-06-12
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers164148 HA ZA 07-1801
Statusgepubliceerd


Indicatie

Incident zekerheidstelling proceskosten. Het vereiste van 224 Rv is niet een formaliteit als bedoeld in artikel 5 lid 2 Berner Conventie. De schadevergoeding waar artikel 224 lid 1 Rv op doelt betreft de schade die een rechtstreeks gevolg is van het in rechte opkomen van gedaagde. Het gaat niet om de schadevergoeding die eventueel in reconventie gevorderd zou kunnen worden. Vordering toegewezen.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 164148 / HA ZA 07-1801 Vonnis in incident van 11 juni 2008 in de zaak van 1. de rechtspersoon naar het recht van de staat Californië, Verenigde Staten van Amerika (V.S.), ADOBE SYSTEMS INC., gevestigd te San José, Californië (V.S.), 2. rechtspersoon naar het recht van de staat Washington, Verenigde Staten van Amerika, MICROSOFT CORP., gevestigd te Redmond, Washington (V.S.), eiseressen in de hoofdzaak, verweersters in het incident, procureur mr. J.E. Lenglet, tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, PATCH MARKETING B.V., gevestigd te 's-Hertogenbosch, gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident, procureur mr. F.V.B.M. Mutsaerts. Partijen zullen hierna Adobe c.s. en Patch genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding - de incidentele conclusie tot het stellen van zekerheid - de incidentele conclusie van antwoord. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident. 2. De beoordeling in het incident 2.1. Adobe c.s. hebben - kort gezegd - Patch in de hoofdzaak gedagvaard vanwege het zonder toestemming gebruik maken van en verveelvoudigen van auteursrechtelijk beschermde computerprogramma’s waarvan eisers in de hoofdzaak rechthebbende zijn. 2.2. Patch vordert bij incidentele conclusie dat Adobe c.s., als in de V.S. gevestigde rechtspersonen, op grond van artikel 224 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) worden veroordeeld om zekerheid te stellen voor de proceskosten en de schadevergoeding, tot betaling waarvan Adobe c.s. in de hoofdzaak veroordeeld zouden kunnen worden. Adobe c.s. voeren gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 2.3. Vaststaat dat Adobe c.s. geen woon- of verblijfplaats in Nederland hebben. In beginsel dienen zij derhalve zekerheid te stellen. Beoordeeld dient evenwel te worden of een van de uitzonderingssituaties zoals genoemd in artikel 224 lid 2 Rv zich voordoet. Adobe c.s. stellen zich primair op het standpunt dat de uitzondering van artikel 224, lid 2, sub a Rv aan de orde is. Volgens hen verzet in het onderhavige geval de Berner Conventie zich tegen het opleggen van een verplichting tot het stellen van zekerheid. 2.4.Ter zake de toepasselijkheid van de Berner Conventie, overweegt de rechtbank het volgende. De Berner Conventie betreft de auteursrechtelijke bescherming in internationale gevallen. Uit de dagvaarding blijkt dat in de hoofdzaak aan de orde is het auteursrecht dat Adobe c.s. stellen op bepaalde computerprogramma’s te hebben. Zowel de V.S., waar Adobe c.s. gevestigd zijn, als Nederland, waar Patch gevestigd is, zijn aangesloten bij de Berner Conventie. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de Berner Conventie (hierna: BC) in het onderhavige geval van toepassing is. 2.5. Adobe c.s. stellen dat in het onderhavige geval op grond van artikel 5 BC geen verplichting tot het stellen van zekerheid bestaat. Dit artikel luidt – voor zover hier van belang – als volgt: “1) De auteurs genieten voor de werken waarvoor zij krachtens deze conventie zijn beschermd, in de landen van de Unie die niet het land van oorsprong van het werk zijn, de rechten, welke de onderscheidende wetten thans of in de toekomst verlenen of zullen verlenen, alsmede de rechten door deze Conventie in het bijzonder verleend. 2) Het genot en de uitoefening van die rechten zijn aan geen enkele formaliteit onderworpen; dat genot en die uitoefening zijn onafhankelijk van het bestaan der bescherming in het land van oorsprong van het werk. Bijgevolg worden, buiten de bepalingen van deze Conventie, de omvang van de bescherming, zowel als de rechtsmiddelen, die de auteur worden gewaarborgd ter handhaving van zijn rechten, uitsluitend bepaald door de wetgeving van het land, waar de bescherming wordt ingeroepen. (…)” 2.6. Het standpunt van Adobe c.s. komt erop neer dat aan een Amerikaanse procespartij in een Nederlandse procedure over auteursrechten tegen een Nederlandse procespartij, geen eisen mogen worden gesteld die niet ook aan de Nederlandse procespartij worden gesteld. Voorts zou met het stellen van zekerheid een door de BC niet toegestane formaliteit aan de uitoefening van het auteursrecht worden gesteld. 2.7. De rechtbank volgt het standpunt van Adobe c.s. niet. Het eerste lid van artikel 5 BC staat niet in de weg aan het opleggen van een verplichting tot zekerheidstelling aan een – vanuit Nederland bezien – buitenlandse auteur. Het gaat erom dat die buitenlandse auteur, waar het zijn auteursrecht betreft, in Nederland dezelfde bescherming geniet als een Nederlandse auteur. Het Nederlands recht maakt op dat punt geen onderscheid naar de nationaliteit van de auteur of het land van oorsprong van het betreffende werk. De verplichting tot zekerheidstelling in het kader van een gerechtelijke procedure doet aan die bescherming niet af. 2.8. Voor wat betreft het tweede lid van artikel 5 BC overweegt de rechtbank dat het daarin neergelegde formaliteitenverbod niet zo ver gaat als Adobe c.s. betogen. Het doel van dat verbod is te voorkomen dat aan het auteursrecht afbreuk wordt gedaan doordat niet aan bepaalde formaliteiten is voldaan. De verplichting tot zekerheidstelling is naar het oordeel van de rechtbank niet een dergelijke formaliteit. Immers, er veronderstellenderwijs van uitgaande dat Adobe c.s. in Nederland auteursrechtelijke bescherming genieten, verandert het vereiste van zekerheidstelling daar niets aan. Het auteursrecht vervalt niet, noch wordt het anderszins beperkt wanneer geen zekerheid wordt gesteld. 2.9. Adobe c.s. hebben zich subsidiair op het standpunt gesteld dat er, naast de zekerheid voor de proceskosten, geen sprake kan zijn van een veroordeling tot zekerheidstelling voor de eventuele schadevergoeding, waar Adobe c.s. tot veroordeeld zouden kunnen worden. Patch heeft daartoe immers geen eis van reconventie ingesteld. Dit verweer faalt, omdat het op een onjuiste lezing van artikel 224 lid 1 Rv berust. De schadevergoeding waar artikel 224 lid 1 Rv op doelt, betreft de schade die een rechtstreeks gevolg is van het in rechte opkomen van Patch. Het betreft dus niet de schadevergoeding die eventueel in reconventie gevorderd zou kunnen worden. 2.10. Adobe c.s. voeren voorts nog aan dat er sprake is van misbruik van recht aan de zijde van Patch. Nu zij nalaten daaraan een gevolg te verbinden, passeert de rechtbank het op dit punt gestelde. 2.11. Nu er geen overige redenen zijn gesteld of aangevoerd om de incidentele vordering tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten en schadevergoeding af te wijzen, zal de rechtbank de incidentele vordering toewijzen. 2.12. Adobe c.s. zijn van mening dat Patch het gevorderde bedrag van EUR 15.300,-- voor het stellen van zekerheid niet heeft onderbouwd. De rechtbank verwerpt dit verweer. Tussen partijen is niet in geschil dat de onderhavige kwestie een zaak betreft als bedoeld in artikel 1019h Rv. Op grond van dit artikel kan in zaken betreffende intellectuele eigendom desgevorderd de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten die de in het gelijk gestelde partij heeft gemaakt, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet. De rechtbank acht het door Patch gestelde bedrag van EUR 15.300,-- aan werkelijk te maken proceskosten vooralsnog niet onredelijk hoog, gelet op de stand waarin de procedure zich bevindt – in de beginfase – en de door advocaten gebruikelijk te hanteren uurtarieven. Dit laat uiteraard onverlet dat de rechtbank, indien Adobe c.s. in de hoofdzaak in het ongelijk zouden worden gesteld, de door Patch daadwerkelijk gemaakte kosten van rechtsbijstand aan de hiervoor bedoelde toets van artikel 1019h Rv dient te onderwerpen. 2.13. De rechtbank zal Adobe c.s. ieder voor zich veroordelen tot het stellen van zekerheid tot het bedrag van EUR 15.300,--. Het argument van Adobe c.s. dat Patch niet heeft gesteld dat er sprake is van hoofdelijke aansprakelijkheid gaat niet op, nu er in de hoofdzaak nog geen conclusie van antwoord is genomen. Omtrent hoofdelijkheid kán dus ook nog niets gesteld zijn. Adobe c.s. voeren tot slot nog aan dat niet is gesteld of gebleken dat de proceskosten en schadevergoeding EUR 30.600,-- zouden bedragen. Voor zover zij hiermee bedoelen dat er in feite zekerheid wordt gesteld voor laatstgenoemd bedrag, volgt de rechtbank hen daarin niet. Hoewel Adobe c.s. ieder voor zich zekerheid dienen te stellen voor een bedrag van EUR 15.300,--, zal de totale eventueel door Patch uit te winnen zekerheid nooit méér dan dat bedrag kunnen zijn. 2.14. Wat betreft de vorm van de zekerheid hebben Adobe c.s. een aantal alternatieven voorgesteld voor de door Patch gevraagde bankgarantie. Hoewel Patch op die alternatieven nog niet heeft kunnen reageren, komen die alternatieven de rechtbank voorshands niet als ontoereikend voor. De rechtbank zal de incidentele vordering daarom toewijzen zoals hierna in het dictum staat vermeld. 2.15. Wat betreft de termijn waarbinnen de verlangde zekerheid moet zijn gesteld door Adobe c.s., is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de omstandigheid dat zij woonachtig zijn in de Verenigde Staten en het deswege te verwachten is dat het meer tijd kost om zekerheid te stellen, aan hen daarvoor een termijn dient te worden gegund van vier weken na de datum van dit vonnis. De rechtbank zal de termijn waarin Patch de gestelde zekerheid moet aanvaarden of betwisten stellen op vier weken. 2.16. Adobe c.s. zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. 2.17. De rechtbank zal, nu dit vonnis een provisioneel vonnis betreft waartegen hoger beroep openstaat (artikel 337 lid 1 Rv), de vordering om een uitvoerbaar bij voorraad verklaring toewijzen. 3. De beslissing De rechtbank in het incident 3.1. beveelt Adobe c.s. ieder voor zich zekerheid te stellen ten behoeve van Patch voor een bedrag van EUR 15.300,00 (zegge: vijftienduizend driehonderd euro) voor de proceskosten van de onderhavige procedure en de schadevergoeding tot betaling waarvan zij veroordeeld zouden kunnen worden, 3.2. bepaalt dat de zekerheid – op straffe van niet-ontvankelijkheid in de hoofdzaak – binnen vier weken na de uitspraak van dit vonnis moet zijn gesteld en dat de gestelde zekerheid vervolgens binnen vier weken nadien moet zijn aangenomen of betwist, 3.3. veroordeelt Adobe c.s. in de kosten van het incident, aan de zijde van Patch tot op heden begroot op EUR 452,00, 3.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad, 3.5. wijst af het meer of anders gevorderde, in de hoofdzaak 3.6. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 6 augustus 2008 voor uitlating van zowel Adobe c.s. als Patch omtrent de gestelde zekerheid, 3.7. houdt iedere verdere beslissing aan. Dit vonnis is gewezen door mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2008.