Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD3795

Datum uitspraak2008-02-13
Datum gepubliceerd2008-06-12
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers91880 KG RK 08-151
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzoek tot wraking, afgewezen.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN rekestnummer: 91880 KG RK 08-151 Beschikking van 13 februari 2008 van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op verzoek van: [verzoeker A] en [verzoeker B], wonende te Nunspeet, verzoekers, gemachtigde: de heer H. Zijlstra strekkende tot wraking van: [gewraakte rechter] rechter in deze rechtbank, verweerder. 1. Het verloop van de procedure Het verloop van de procedure blijkt uit: - het wrakingsverzoek, zoals dit blijkt uit het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 februari 2008 in de zaak met kenmerk 91732 JE RK 08-109 en - de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek van 13 februari 2008; 2. Het wrakingsverzoek en het verweer 2.1 Verzoekers hebben ter onderbouwing van het wrakingsverzoek het volgende aangevoerd. De rechter heeft toegestaan dat mevrouw Peggeman namens Bureau Jeugdzorg (BJZ) het woord voerde, terwijl zij niet bevoegd was namens BJZ op te treden, althans ter zitting het woord te voeren. 2.2. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waarop - zo nodig- in het hierna volgende zal worden ingegaan. 3. De beoordeling 3.1 Op de voet van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan op verzoek van een partij een rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. 3.2 Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 14 lid 1 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. 3.3 In het licht van deze jurisprudentie dient te worden onderzocht of de door verzoekers aangevoerde gronden kunnen worden gekwalificeerd als een dergelijke uitzonderlijke omstandigheid. 3.4. Verweerder heeft aangevoerd dat hij de stelling van [verzoeker A] en [verzoeker B] tot de vermeende onbevoegdheid heeft genoteerd, om in een later stadium de juistheid van deze stelling te onderzoeken en te bepalen welke beslissing moest volgen. Daarop heeft hij de behandeling voortgezet. 3.5 Naar het oordeel van de rechtbank betreft het hier een procedurele beslissing. Een dergelijke beslissing -die wellicht onwelgevallig is voor één der betrokkenen- kan behoudens bijkomende feiten en/of omstandigheden geen grond voor wraking opleveren. Zodanige feiten en/of omstandigheden zijn gesteld noch gebleken. 4. De beslissing De rechtbank: 4.1 wijst het verzoek tot wraking af; 4.2 bepaalt dat de procedure, bij de rechtbank bekend onder nummer 91732 JE RK 08-109, zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek. Deze beschikking is gegeven door mr. J.B. de Groot, mr. A.B.A.P.M. Varenhorst en mr. Tj. Gerbranda, en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2008 in aanwezigheid van mr. R.A.J.M. Thomassen, griffier.