Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD3870

Datum uitspraak2008-05-08
Datum gepubliceerd2008-06-13
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers97439 / ES RK 07-974
Statusgepubliceerd


Indicatie

In een echtscheidingsprocedure zijn 2 kinderen betrokken. Het oudste kind is geboren uit een eerdere relatie van de vrouw en is erkend door een andere man dan haar huidige echtgenoot, maar dit kind heeft wel de geslachtsnaam van haar huidige echtgenoot. Het jongste kind is geboren uit het huwelijk. Blijkens een aantekening in het gezagsregister zijn de vrouw en haar huidige echtgenoot gezamenlijk belast met het gezag over het oudste kind. Op grond hiervan blijven de vrouw en haar huidige echtgenoot ook na de ontbinding van hun huwelijk gezamenlijk belast met het gezag over deze minderjarige. De door de vrouw ten aanzien van het oudste kind gevraagde nevenvoorzieningen worden als gegrond en onbestreden toegewezen. Daarbij overweegt de rechtbank nog dat de huidige echtgenoot van de vrouw, gelet op de omstandigheid dat hij met de vrouw gezamenlijk belast blijft met het gezag over deze minderjarige, op grond van artikel 1:253w BW onderhoudsplichtig is ten opzichte van deze minderjarige.


Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR Sector civiel recht BB zaak- en rekestnummer: 97439 / ES RK 07-974 datum: 8 mei 2008 Beschikking van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken in de zaak van: [naam vrouw], aanvankelijk wonende te Alkmaar, thans wonende te Amsterdam, verzoekende, tevens verwerende partij, procureur mr. M. de Geest, tegen: [naam man], wonende te Alkmaar, gerekwestreerde, tevens verzoekende partij, procureur mr. A.M. Koopman. Partijen zullen verder ook worden aangeduid als de vrouw en de man. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE Ter griffie van deze rechtbank is op 10 september 2007 het inleidende verzoekschrift van de vrouw ingekomen waarin wordt verzocht tussen partijen, Nederlanders, echtscheiding uit te spreken. Voorts is hierbij verzocht nevenvoorzieningen als bedoeld in artikel 827 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te treffen. De man heeft zich bij verweerschrift, tevens verzoekschrift, ten aanzien van het door de vrouw verzochte gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voorts heeft de man zijnerzijds de rechtbank verzocht een nevenvoorziening als bedoeld in artikel 827 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te treffen. De vrouw heeft daarop een verweerschrift ingediend. Naar aanleiding van een mediationaanbod door de rechtbank hebben partijen meegedeeld in onderhandeling te zijn omtrent de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. DE BEHANDELING VAN DE ZAAK Het ingediende verzoekschrift met overgelegde bescheiden voldoet aan de in artikel 815 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vermelde voorschriften. De rechtbank heeft de in deze beschikking vermelde voornamen en geslachtsnamen van partijen en de datum en plaats van de huwelijksvoltrekking, alsmede voornaam, geboortedatum en -plaats van hun minderjarige kinderen overgenomen uit de desbetreffende bescheiden. Het gestelde omtrent de huwelijkssluiting, het huwelijksgoederenregime, de minderjarigen en de nationaliteit van partijen staat als erkend en gedeeltelijk gestaafd door de overgelegde bescheiden vast. De verzochte echtscheiding kan, nu de gestelde ontwrichting van het huwelijk is erkend, worden toegewezen. Met betrekking tot de minderjarige [naam kind 1], geboren in de gemeente Utrecht op [geboortedatum] overweegt de rechtbank als volgt. Deze minderjarige is blijkens een latere vermelding betreffende erkenning op 6 oktober 1998 erkend door [naam]. Op grond van een in kracht van gewijsde gegane beschikking van de (destijds arrondissements)rechtbank te Amsterdam van 23 september 1998 is de geslachtsnaam van het kind gewijzigd in "[familienaam]". Blijkens een aantekening in het gezagsregister zijn de vrouw en de man gezamenlijk belast met het gezag over deze minderjarige. De vrouw en de man blijven ook na de ontbinding van het huwelijk van partijen gezamenlijk belast met het gezag over deze minderjarige. De door de vrouw ten behoeve van deze minderjarige verzochte nevenvoorzieningen kunnen als gegrond en onbestreden worden toegewezen, waarbij de rechtbank nog overweegt dat de man, gelet op de omstandigheid dat de vrouw en de man gezamenlijk belast blijven met het gezag over deze minderjarige, op grond van artikel 253w van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek onderhoudsplichtig is ten opzichte van deze minderjarige. De ouders blijven ingevolge artikel 251 lid 2 Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gezamenlijk belast met het gezag over de minderjarige: [naam kind 2], geboren in de gemeente Amsterdam op [geboortedatum]. De overige nevenvoorzieningen, met uitzondering van de verdeling, kunnen als gegrond en onbestreden worden toegewezen. De nevenvoorziening met betrekking tot de verdeling wordt aangehouden zoals hieronder is bepaald. DE BESLISSING De rechtbank : Spreekt tussen partijen, op 12 mei 1999 in de gemeente Amsterdam gehuwd, ECHTSCHEIDING uit. Bepaalt dat voornoemde minderjarigen hun gewone verblijfplaats bij de vrouw zullen hebben. Bepaalt dat de omgang tussen de minderjarige [naam kind 2] en de ouder bij wie deze minderjarige niet de gewone verblijfplaats heeft als volgt wordt geregeld: één weekeinde per veertien dagen van vrijdag na school tot zondag 17.00 uur, waarbij de man de minderjarige van school ophaalt en op zondag bij de vrouw terugbrengt. Bepaalt dat de omgang tussen de minderjarige [naam kind 1] en de man als volgt wordt geregeld: één weekeinde per veertien dagen van vrijdag na school tot zondag 17.00 uur, waarbij [naam kind 1] op vrijdag zelf naar de man toe gaat en op zondag ook weer zelf naar de vrouw terugkomt. Bepaalt dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen [naam kind 1] en [naam kind 2] aan de vrouw telkens bij vooruitbetaling zal voldoen [euro] 385,-- respectievelijk [euro] 585,-- per maand, te vermeerderen met het bedrag van iedere uitkering die hem op grond van geldende wetten of regelingen ten behoeve van deze minderjarigen kan of zal worden verleend, één en ander met ingang van de dag van inschrijving van deze beschikking. Bepaalt dat de man aan de vrouw een uitkering tot haar levensonderhoud zal betalen van [euro] 679,-- per maand telkens bij vooruitbetaling te voldoen met ingang van de dag van inschrijving van deze beschikking. Verklaart deze beschikking tot zover, behoudens ten aanzien van de echtscheiding, uitvoerbaar bij voorraad. Houdt iedere verdere behandeling met betrekking tot de tussen partijen in geschil zijnde verdeling van de algehele gemeenschap van goederen aan tot de rol van donderdag 14 augustus 2008 in afwachting van berichten van partijen met betrekking tot het resultaat van de onderhandelingen dan wel het overleggen van een convenant. coll.: Deze beschikking is gegeven door mr. H.E.C. de Wit, lid van gemelde kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van DONDERDAG 8 mei 2008, in tegenwoordigheid van de griffier.