Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD3938

Datum uitspraak2008-05-09
Datum gepubliceerd2008-06-13
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03/700434-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte vrijgesproken van het medeplegen van het doorrijden na een ongeval. Nu noch uit het dossier noch uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verdachte het ongeval mede heeft veroorzaakt dan wel dat verdachte mogelijk civielrechtelijk aansprakelijk gesteld kan worden in verband met het ongeval, maar enkel is komen vast te staan dat verdachte als passagier in de auto aanwezig was, kan het ten laste gelegde medeplegen naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen.


Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT Sector Strafrecht Parketnummer: 03/700434-07 Datum uitspraak: 9 mei 2008 Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 april 2008 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen [Naam verdachte], geboren te [Geboortegegevens verdachte], wonende te [Woonadres verdachte]. De tenlastelegging Aan de verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat 1. hij op of omstreeks 14 juli 2007 te Schinveld, in de gemeente Onderbanken, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, als degene(n) die bij een verkeersongeval op de kruising van de Kloosterlaan en/of de Putbergstraat en/of A Ge Water en/of de Beekstraat was/waren betrokken en/of door wiens gedraging of door welke gedraging van zijn, verdachtes, mededader, een verkeersongeval was veroorzaakt, de plaats van het ongeval heeft verlaten,.terwijl bij dat ongeval naar hij en/of zijn, verdachtes, mededader, wist(en).of redelijkerwijs moest(en) vermoeden aan een ander (te weten [Naam slachtoffer]) letsel en/of schade was toegebracht. Het requisitoir De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 240 uren, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. De raadsman heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit en daartoe aangevoerd -zakelijk weergegeven- dat artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, gezien het beschermde belang, niet geldt voor de passagier; namelijk het vaststellen van de identiteit is ten behoeve van de civielrechtelijke aansprakelijkheid. De vrijspraak Artikel 7, eerste lid aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994 strekt ertoe te voorkomen dat voor een verkeersongeval aansprakelijke personen zich onttrekken aan de gevolgen van dat ongeval, terwijl die bepaling mede erop is gericht te bevorderen dat de identiteit van de bij zo een ongeval betrokkenen en het motorrijtuig komt vast te staan om vaststelling van nog onzekere aansprakelijkheid mogelijk te maken. Daarom dient degene die bij dat ongeval is betrokken of door wiens gedraging het ongeval is veroorzaakt - ongeacht of hij daaraan schuld heeft - op de plaats van het ongeval behoorlijk gelegenheid te bieden tot vaststelling van zijn identiteit en, voor zover hij een motorrijtuig bestuurde, tevens van de identiteit van dat motorrijtuig. Meerijdende passagiers en buiten het ongeval staande getuigen zullen, gelet op het voorgaande, doorgaans buiten het bereik van artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994 vallen. In het onderhavige geval is aan verdachte het medeplegen van het doorrijden na ongeval ten laste gelegd. Nu noch uit het dossier noch uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verdachte het ongeval mede heeft veroorzaakt dan wel dat verdachte mogelijk civielrechtelijk aansprakelijk gesteld kan worden in verband met het ongeval, maar enkel is komen vast te staan dat verdachte als passagier in de auto aanwezig was, kan het ten laste gelegde medeplegen naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen. De verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken. DE BESLISSING: De rechtbank - verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij. Dit vonnis is aldus gewezen door mr. M.M. Beije, voorzitter, mr. W.L.J. Voogt en mr. S.V. Pelsser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Berkers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 9 mei 2008, zijnde mr. W.L.J. Voogt buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.