Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD4289

Datum uitspraak2008-06-17
Datum gepubliceerd2008-06-19
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
ZaaknummersAWB 08/416
Statusgepubliceerd


Indicatie

Betreft de vraag of het college van B&W aan een bijstandsgerechtigde die over een postbusadres beschikt de verplichting mocht opleggen om zijn postbus wekelijks te legen. Ook zonder die verplichting staat voorop dat het daadwerkelijk lezen van de post in alle gevallen voor eigen rekening en risico van de betrokkene komt. Het college had de verplichting om de postbus wekelijks te legen gebaseerd op artikel 55 van de WWB. Naar het oordeel van de rechtbank biedt deze bepaling geen wettelijke basis voor het opleggen van bedoelde verplichting. Bovendien worden bijstandsgerechtigden met een postbusadres door het opleggen van een dergelijke verplichting zonder goede reden anders behandeld dan bijstandsgerechtigden met een woonadres, aan wie niet de verplichting wordt opgelegd om hun post van de mat te halen.


Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN Sector bestuursrecht Procedurenummer: AWB 08/416 uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juni 2008 zoals bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen [naam], wonende te [woonplaats], eiser, gemachtigde: mr. J.J. Achterveld, advocaat te Leeuwarden, en het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden, verweerder, gemachtigde: mr. P.D. Nicolai, werkzaam bij de gemeente Leeuwarden. Procesverloop Bij brief van 16 januari 2008 heeft verweerder mededeling gedaan van zijn beslissing op het bezwaarschrift van eiser betreffende de toepassing van de Wet werk en bijstand (WWB). Tegen dit besluit is namens eiser beroep ingesteld. Het geding is behandeld ter zitting van de rechtbank, enkelvoudige kamer, op 3 juni 2008, waar eiser in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn bovengenoemde gemachtigde. Motivering Feiten 1.1 Bij brief van 14 september 2007 heeft eiser verweerder verzocht diens aan hem gerichte post naar een postbusnummer te Leeuwarden te verzenden. 1.2 Bij besluit van 27 september 2007 heeft verweerder eisers verzoek afgewezen, overwegende dat een postbus niet als briefadres wordt geaccepteerd, aangezien het ingevolge de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens niet geoorloofd is om een persoon in te schrijven met een postbus als adres. 1.3 Bij het bestreden besluit heeft verweerder, met overneming van het advies van de commissie voor bezwaar- en beroepschriften, het bezwaar van eiser gegrond verklaard en hem toestemming verleend om gebruik te maken van het postbusadres en daaraan de verplichting verbonden dat eiser zijn post tenminste eenmaal per week ophaalt. Geschil 2.1 Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aan eiser opgelegde verplichting om zijn post eens per week op te halen niet van rechtswege geldt, maar dat deze met toepassing van artikel 55 van de WWB aan de bijstand moet worden verbonden. De verplichting houdt verband met de aard en het doel van de bijstand en is gericht op de bereikbaarheid van eiser. 2.2 Namens eiser is in beroep aangevoerd dat hij zich niet kan vinden in de verplichting eenmaal per week de post op te halen en dat deze verplichting niet kan worden gebaseerd op artikel 55 van de WWB. Voorts is namens eiser aangevoerd dat deze verplichting ook niet aan andere bijstandsgerechtigden wordt opgelegd, zodat sprake is van een ongelijke behandeling waarvoor geen rechtvaardigingsgrond bestaat. Beoordeling van het geschil 3.1 Ingevolge artikel 40, eerste lid, van de WWB bestaat het recht op bijstand jegens het college van de gemeente waar de belanghebbende woonplaats heeft als bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, en 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat bijstand aan een belanghebbende zonder adres als bedoeld in artikel 1 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens wordt verleend door het college van een bij die maatregel aan te wijzen gemeente. Ingevolge het tweede lid verbindt het college aan de verlening van bijstand aan een belanghebbende zonder adres als bedoeld in artikel 1 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens de verplichting dat hij aangifte doet van een door hen ter beschikking gesteld briefadres als bedoeld in artikel 1 van die wet. In laatstbedoelde bepaling is briefadres gedefinieerd als het adres waar voor betrokkene bestemde geschriften in ontvangst worden genomen en waar, indien daartoe grond bestaat, zorg wordt gedragen dat geschriften of inlichtingen daarover, betrokkene bereiken. 3.2 Ingevolge artikel 55 van de WWB kan het college naast de verplichtingen die ingevolge hoofdstuk 2 in elk geval aan de bijstand verbonden zijn, dan wel daaraan door het college verbonden worden, vanaf de dag van melding als bedoeld in artikel 44, tweede lid, verplichtingen opleggen die strekken tot arbeidsinschakeling, dan wel die verband houden met aard en doel van een bepaalde vorm van bijstand of die strekken tot zijn vermindering of beëindiging. Een verplichting kan, op advies van een arts, inhouden het zich onderwerpen aan een noodzakelijke behandeling van medische aard. 3.3 Met zijn inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres aan [adres] heeft eiser voldaan aan het bepaalde in artikel 40 van de WWB. Verweerder heeft daarnaast ingestemd met het gebruik van een postbusadres door eiser, met gelijktijdige oplegging van de verplichting aan hem om zijn post daar eens per week op te halen. In geschil is (uitsluitend) of verweerder deze verplichting mocht opleggen. Verweerder heeft de verplichting gestoeld op artikel 55 van de WWB. Niet in geschil is dat dit geen verplichting is die strekt tot arbeidsinschakeling, noch tot vermindering of beëindiging van bijstand. Het betreft volgens verweerder een verplichting die verband houdt met aard en doel van een bepaalde vorm van bijstand. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder verklaard dat bedoelde verplichting is opgelegd om ervoor te zorgen dat eiser bereikbaar is. Voorop stellende dat het voor rekening en risico van de bijstandsgerechtigde komt dat hij daadwerkelijk kennis neemt van de inhoud van de door hem ontvangen post, vermag de rechtbank niet in te zien welk doel met de in geding zijnde verplichting wordt gediend, noch wat het verband hiervan is met de aard van de bijstand die eiser ontvangt. Door middel van het postbusadres is eiser bereikbaar, terwijl ter zitting is gebleken dat verweerder kan beschikken over het (mobiele) telefoonnummer van eiser, alsmede over diens e-mailadres. Dat verweerder, zoals eveneens ter zitting is gebleken, ervoor kiest om in beginsel uitsluitend schriftelijk contact te leggen met bijstandsgerechtigden, maakt dit niet anders. In dit verband heeft eiser er terecht op gewezen dat het legen van een postbus kan worden vergeleken met het weghalen van de post die door de brievenbus is gegooid in het geval van een bijstandsgerechtigde die over een woonadres beschikt. In het laatste geval legt verweerder de betreffende bijstandsgerechtigde geen verplichting op tot het weghalen van de post. Niet valt in te zien op grond waarvan in dit opzicht een andere behandeling van bijstandsgerechtigden zonder woonadres zou kunnen worden gerechtvaardigd. Daarnaast merkt de rechtbank op dat het door verweerder met de verplichting beoogde doel, namelijk dat de bijstandsgerechtigde kennis neemt van de inhoud van de correspondentie, niet met de verplichting tot het wekelijks legen van de postbus wordt bereikt. De rechtbank komt tot de slotsom dat artikel 55 van de WWB geen grondslag biedt voor het opleggen van de verplichting tot het wekelijks leeghalen van de postbus. Het bestreden besluit moet worden vernietigd voor zover daarbij aan eiser de verplichting is opgelegd om zijn postbus wekelijks te legen. Het beroep is gegrond. 3.4 De rechtbank ziet aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten aan de zijde van eiser, die met toepassing van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht worden vastgesteld op € 644,- (beroepschrift 1 punt, verschijnen ter zitting 1 punt, gewicht van de zaak gemiddeld, waarde per punt € 322,-). Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt de bestreden beslissing op bezwaar, voor zover het de oplegging van de verplichting betreft om wekelijks de postbus te legen; - bepaalt dat de gemeente Leeuwarden aan eiser het griffierecht van € 39,- vergoedt; - veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 644,-, te betalen door de gemeente Leeuwarden. Aldus gegeven door mr. E. de Witt, rechter, en door hem uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2008 in tegenwoordigheid van mr. S. Ambachtsheer als griffier. w.g. S. Ambachtsheer w.g. E. de Witt Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak staat voor partijen het rechtsmiddel hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in de artikelen 6:13 juncto 6:24 van de Awb. Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan: de Centrale Raad van Beroep Postbus 16002 3500 DA Utrecht In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.