Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD4444

Datum uitspraak2008-06-18
Datum gepubliceerd2008-06-18
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers248602 / KG ZA 08-469
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Vervangende toestemming voor het aanvragen van een reisdocumtent ex artikel 34 Paspoortwet. De voorzieningenrechter ziet in de bijzondere omstandigheden van het geval aanleiding de geldigheidsduur van het paspoort te beperken tot één jaar.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK UTRECHT Sector handels- en familierecht zaaknummer / rolnummer: 248602 / KG ZA 08-469 Vonnis in kort geding van 18 juni 2008 in de zaak van [naam vrouw], wonende te Rotterdam, eiseres, procureur: mr. E.D.B. Groeneweg, advocaat: mr. M.G. Bannenberg te Rotterdam, tegen [naam man], wonende te Utrecht, gedaagde, advocaat: mr. D. Korslan-van Walsum te Rotterdam. Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding met producties; - de mondelinge behandeling op 2 juni 2008; - de pleitaantekeningen de man. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. De vrouw heeft de Marokkaanse nationaliteit. De man heeft de Nederlandse en de Marokkaanse nationaliteit. 2.2. Partijen zijn op 15 januari 2001 te Berkane, Marokko, met elkaar in het huwelijk getreden. 2.3. Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 12 februari 2007 is de echtscheiding uitgesproken tussen de vrouw en abusievelijk de tweelingbroer van de man, [naam broer]. De echtscheidingsbeschikking is op 1 augustus 2007 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand te Den Haag. 2.4. Op [geboortedatum] is te Rotterdam uit de vrouw geboren de minderjarige [naam kind]. De man, die niet de biologische vader van de minderjarige [naam kind] is, staat in haar geboorteakte als de juridisch vader opgetekend. 2.5. De man heeft bij de rechtbank Den Haag een procedure aanhangig gemaakt tot doorhaling van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 12 februari 2007. 2.6. De vrouw is voornemens een procedure aanhangig te maken tot ontkenning van het vaderschap van de man. 3. Het geschil 3.1. De vrouw heeft gevorderd dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut, haar vervangende toestemming zal verlenen tot verkrijging van een paspoort voor de minderjarige [naam kind] dan wel dat de man, op straffe van een dwangsom, wordt veroordeeld tot medewerking aan de afgifte van een paspoort voor de minderjarige [naam kind], een en ander met veroordeling van de man in de kosten van deze procedure. 3.2. De vrouw heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat zij samen met de minderjarige [naam kind] wil afreizen naar Marokko om haar zieke moeder gedurende enkele weken te bezoeken. Volgens de vrouw heeft de man geen reëel belang bij zijn weigering toestemming te verlenen. 3.3. De man heeft ter zitting (bij monde van zijn advocaat) verweer gevoerd. De man heeft allereerst zijn vraagtekens geplaatst bij het spoedeisende belang van de vordering van de vrouw. Vervolgens heeft de man zijn ongenoegen kenbaar gemaakt over de door de vrouw veroorzaakte problemen rond de echtscheiding van partijen. De man heeft te kennen gegeven om niet te willen tekenen voor een kind dat niet van hem is. Ook zijn eer en trots staan aan medewerking in de weg, aldus de man. 4. De beoordeling 4.1. Ingevolge artikel 34 lid 1 van de Paspoortwet dient bij de aanvraag van een reisdocument voor een minderjarige iedere persoon die het gezag uitoefent een verklaring van toestemming te overleggen. Indien één van de personen die het gezag uitoefent weigert deze verklaring te overleggen, kan de andere persoon op grond van artikel 34 lid 2 van de Paspoortwet een verzoekschriftprocedure voor de kinderrechter aanhangig maken en vervangende toestemming vragen. 4.2. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de vrouw voldoende aannemelijk gemaakt dat zij, gelet op de voor een verzoekschriftprocedure geldende termijnen, een (spoedeisend) belang heeft om in dit geval een kort gedingprocedure te volgen en niet de voorgeschreven verzoekschriftprocedure. Eiseres is derhalve ontvankelijk in haar vordering. 4.3. Voor toewijzing van de vordering van de vrouw is allereerst vereist dat de minderjarige [naam kind] de Nederlandse nationaliteit heeft. Alleen Nederlanders hebben immers recht op een nationaal paspoort (artikel 9 van de Paspoortwet) en uit het beroep van de vrouw op de Paspoortwet leidt de voorzieningenrechter af dat haar vordering strekt tot het verkrijgen van een Nederlands paspoort. Uit de overgelegde geboorteakte blijkt dat de minderjarige [naam kind] geboren is op Nederlands grondgebied. Uit deze akte blijkt ook dat de man de juridisch vader is van de minderjarige [naam kind]. Vaststaat dat de man (ook) de Nederlandse nationaliteit heeft. Het vorenstaande brengt met zich voorshands aannemelijk is dat de minderjarige [naam kind] de Nederlandse nationaliteit heeft (ex artikel 3 Rijkswet op het Nederlanderschap). 4.4. Vervolgens dient te worden vastgesteld dat partijen gezamenlijk het gezag uitoefenen over de minderjarige [naam kind]. De voorzieningenrechter neemt in dat kader in de onderhavige procedure voorshands voor vaststaand aan dat de minderjarige [naam kind] staande het huwelijk van partijen is geboren. De door de rechtbank Rotterdam voor de geboorte van de minderjarige [naam kind] uitgesproken echtscheiding heeft immers geen betrekking op de man. Dit betekent dat de vrouw en de man als juridisch vader gezamenlijk het gezag over de minderjarige [naam kind] uitoefenen (artikel 1:251 BW). 4.5. Nu aan de formele vereisten is voldaan dient de vraag te worden beantwoord of toewijzing van de vordering van de vrouw in het belang van het kind wenselijk voorkomt. De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze vraag, nu van bezwaren tegen toewijzing niet is gebleken, bevestigend dient te worden beantwoord. Dat de vrouw aanstonds over een Nederlands paspoort voor de minderjarige kan beschikken zodat zij tezamen naar Marokko kunnen afreizen, wordt in het belang van de minderjarige [naam kind] geacht. 4.6. De voorzieningenrechter ziet echter in de omstandigheid dat door de man een procedure aanhangig is gemaakt tot doorhaling van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 12 februari 2007 en in de omstandigheid dat de vrouw voornemens is een procedure te starten tot ontkenning van het vaderschap van de man aanleiding om de geldigheidsduur van het aan te vragen reisdocument vooralsnog te beperken tot de duur van één jaar. Op dit moment is immers onduidelijk wat gevolgen van deze procedures zullen voor de nationaliteit van de minderjarige [naam kind]. 4.7. Tot slot wordt overwogen dat bij een (familie)relatie tussen partijen ex artikel 237 lid 1 Rv de proceskosten in beginsel worden gecompenseerd. De voorzieningenrechter ziet, anders dan de man, in de omstandigheden van het geval voorshands onvoldoende aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. 4.8. Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing. 5. De beslissing De voorzieningenrechter 5.1. verleent aan de vrouw toestemming tot verkrijging van een geldig Nederlands paspoort ten behoeve van de minderjarige [naam kind], geboren op [geboortedatum]; 5.2. bepaalt dat de geldigheidsduur van het onder 5.1. genoemde reisdocument wordt beperkt tot één jaar; 5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad; 5.4. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt; 5.5. wijst het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Killian en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2008.? w.g. griffier w.g. rechter