Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD4472

Datum uitspraak2008-06-18
Datum gepubliceerd2008-06-18
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/801932-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte is veroordeeld voor poging tot zware mishandeling van zijn vriendin en poging tot doodslag en een overtreding van de Wet wapens en munitie. De rechtbank legt op een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met een proeftijfd van 2 jaren en een werkstraf van 180 uren/subsidiair 90 dagen hechtenis. Verdachte is vrijgesproken van bedreiging, van onder meer zijn vriendin.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 06/801932-07 Uitspraak d.d.: 18 juni 2008 tegenspraak/ dip VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [plaats] op [1977], wonende te [adres en plaats] Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 juni 2008. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op of omstreeks 28 juli 2007 te Warnsveld, gemeente Zutphen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer A] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans éénmaal, met een (kap)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans éénmaal, prikkende en/of stekende beweging(en) in de richting van de buik en/of borst, althans het lichaam van die [slachtoffer A] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; art 287 Wetboek van Strafrecht art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht ALTHANS, dat hij op of omstreeks 28 juli 2007 te Warnsveld, gemeente Zutphen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd dhr. [slachtoffer A], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans éénmaal, met een (kap)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans éénmaal, prikkende en/of stekende beweging(en) in de richting van de buik en/of borst, althans het lichaam van die [slachtoffer A] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht ALTHANS, dat hij op of omstreeks 28 juli 2007 te Warnsveld, gemeente Zutphen, [slachtoffer A] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend meermalen, althans éénmaal, met een (kap)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans éénmaal, prikkende en/of stekende beweging(en) in de richting van de buik en/of borst, althans het lichaam van die [slachtoffer A] heeft gemaakt; art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht 2. hij op of omstreeks 28 juli 2007 te Warnsveld, gemeente Zutphen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer B] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet - meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt, en/of - meermalen, althans eenmaal, (met kracht) een kopstoot op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd heeft gegeven , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht - ALTHANS, dat hij op of omstreeks 28 juli 2007 te Warnsveld, gemeente Zutphen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer B] - meermalen, althans éénmaal op/tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt, en/of - meermalen, althans éénmaal, (met kracht) een kopstoot op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd heeft gegeven - meermalen, althans éénmaal, op/tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht 3. hij op of omstreeks 28 juli 2007 te Warnsveld, gemeente Zutphen, [slachtoffer C] en/of [slachtoffer D] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend - een (kap)mes aan die [slachtoffer C] en/of [slachtoffer D] getoond en/of voorgehouden en/of (die [slachtoffer C]) (daarbij) dreigend de woorden toegevoegd : "Ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht ALTHANS, dat hij op of omstreeks 28 juli 2007 te Warnsveld, gemeente Zutphen,, een wapen van categorie IV heeft gedragen, te weten een (kap) mes (van het merk C. JUL. Herberts), in elk geval een voorwerp, waarvan, gelet op de aard of de omstandigheden waaronder dat voorwerp werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat dat voor geen ander doel was bestemd dan om letsel aan personen toe te brengen, of te dreigen en dat niet onder een van de andere categorieën viel; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daarin in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; art 27 lid 1 Wet wapens en munitie Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Vrijspraak ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde (voetnoot 1) 1. De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van het onder 3 primair tenlastegelegde, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht van [slachtoffer C] en/of [slachtoffer D]. 2. Namens verdachte is vrijspraak bepleit voor de bedreiging, nu er geen bewijsmiddelen in het dossier voor te vinden zijn. 3. De rechtbank oordeelt als volgt. Verdachte heeft in zijn verhoor bij de politie verklaard dat hij tegen [slachtoffer C] geschreeuwd heeft dat hij haar dood zou maken, maar dat hij dit niet van plan was(voetnoot 2). Ter terechtzitting heeft verdachte echter verklaard dat hij tegen [slachtoffer C] niet heeft gezegd dat hij haar zou doodmaken. Uit de aangifte[slachtoffer B]] (voetnoot 3), [slachtoffer D] (voetnoot 4) en [slachtoffer A] (voetnoot 5) noch uit de getuigenverklaringen van [getuige A] (voetnoot 6) en [getuige B] (voetnoot 7 ) blijkt dat verdachte tegen [slachtoffer C] en/of [slachtoffer D] heeft gezegd “ik maak je dood”. De door verdachte bij de politie afgelegde verklaring is onvoldoende om voormeld feit bewezen te verklaren, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. Bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan Ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde 4. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde. 5. De raadsman heeft aangevoerd dat het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde niet bewezen kan worden verklaard, omdat in die tenlasteleggingen dezelfde concretisering van het gedrag is opgenomen, te weten met een kapmes een stekende of prikkende in de richting van de buik en/of borst. Volgens de raadsman is de zinsnede “in de richting van de buik en/of borst”een tegenstrijdigheid. Derhalve kan slechts het meer subsidiair tenlastegelegde, te weten bedreiging met enig misdrijf tegen het leven, bewezen worden verklaard. 6. De rechtbank is van oordeel dat de door de raadsman aangehaalde zinsnede “in de richting van de buik en/of borst” geenszins een tegenstrijdigheid oplevert, maar dat door voormelde bewoordingen de poging tot uitdrukking wordt gebracht. Gelet op de bekennende verklaring van verdachte bij de politie (voetnoot 8) en ter terechtzitting en de aangifte van [slachtoffer A] (voetnoot 9) kan het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend worden bewezenverklaard, met name ook nu [slachtoffer A] heeft verklaard dat verdachte hard uithaalde met het mes en dat, als [slachtoffer A] niet was weggesprongen, hij in zijn romp was geraakt. Ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde 7. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 2 primair tenlastegelegde, te weten poging tot zware mishandeling. 8. De raadsman heeft aangevoerd dat het onder 2 subsidiaire tenlastegelegde, te weten eenvoudige mishandeling, kan worden bewezen, maar dat, gelet op de aard van het letsel van aangeefster, geen sprake is van poging tot zware mishandeling. 9. De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan. Daartoe overweegt de rechtbank dat uit de aangifte van [slachtoffer C] blijkt dat verdachte haar met een soort van kickbokstrap meerdere keren op haar gezicht heeft geschopt, waardoor zij letsel heeft bekomen.(voetnoot 10)Verdachte heeft in zijn verhoor bij de politie verklaard dat hij aangeefster met kracht een trap heeft gegeven en dat dit een highkick was.(voetnoot 11) De rechtbank is van oordeel dat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat iemand die een dergelijke trap met kracht geeft, heeft beseft dat zwaar lichamelijk letsel het gevolg zou kunnen zijn. Het betoog van de raadsman dat het gelet op het letsel van het slachtoffer geen sprake kan zijn van poging tot zware mishandeling oplevert, wordt dan ook niet gevolgd. Het slachtoffer heeft geluk gehad dat zij door het handelen van verdachte geen zwaar letsel heeft opgelopen. Ten aanzien van het onder 3 subsidiair tenlastegelegde 10. De hierna opgenomen bewezenverklaring is gebaseerd op de bekennende verklaringen van verdachte bij de politie (voetnoot 12) en ter terechtzitting en het proces-verbaal van bevindingen (voetnoot 13). Ten aanzien van het onder 1 primair, 2 primair en 3 subsidiair tenlastegelegde 11. De raadsman heeft een beroep gedaan op artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht, de zogenaamde voortgezette handeling. 12. De rechtbank verwerpt dit beroep nu de feiten 1 en 2 (poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling) niet hoeven voort te komen uit één en hetzelfde ongeoorloofde wilsbesluit, en in dit geval ook niet is gebleken dat de poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling uit hetzelfde wilsbesluit voortgekomen zijn, te meer nu er sprake is van twee slachtoffers en van telkens een nieuw wilsbesluit bij verdachte om geweld toe te passen. De rechtbank is wel van oordeel dat het bewezenverklaarde onder 1 primair en 3 subsidiair kan worden gekwalificeerd als eendaadse samenloop, aangezien deze feiten in meer dan één strafbepaling vallen, als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Bewezenverklaring 13. Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat: 1. hij op of omstreeks 28 juli 2007 te Warnsveld, gemeente Zutphen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer A] van het leven te beroven, met dat opzet éénmaal met een kapmes prikkende en/of stekende beweging in de richting van de borst, althans het lichaam van die [slachtoffer A] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. 2. hij op 28 juli 2007 te Warnsveld, gemeente Zutphen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer B] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet - meermalen tegen het hoofd heeft geschopt en/of getrapt, en - eenmaal, met kracht een kopstoot tegen het gezicht, althans tegen het hoofd heeft gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. 3. hij op 28 juli 2007 te Warnsveld, gemeente Zutphen, een wapen van categorie IV heeft gedragen, te weten een kapmes van het merk C. JUL. Herberts, waarvan, gelet op de aard of de omstandigheden waaronder dat voorwerp werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat dat voor geen ander doel was bestemd dan om te dreigen. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde 14. Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde 15. Het bewezene levert op de misdrijven: Feit 1, primair: Poging tot doodslag; Feit 2, primair: Poging tot zware mishandeling; Feit 3, subsidiair: Handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens, strafbaar gesteld bij artikel 54 van de Wet wapens en munitie. Strafbaarheid van de verdachte 16. Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel 17. De officier van justitie heeft gevorderd een werkstraf van 240 uur, te vervangen door 120 dagen hechtenis indien deze straf niet naar behoren wordt verricht, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. 18. De verdediging heeft aangevoerd dat een geringe werkstraf voor verdachte passend is. Voorts heeft de raadsman onder verwijzing naar het voorlichtingsrapport van de reclassering verzocht verdachte geen voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. 19. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. 20. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft met een kapmes in de richting van het slachtoffer [slachtoffer A] gestoken. Het slachtoffer kon het mes ternauwernood ontwijken. Het laat zich denken wat de gevolgen zouden zijn geweest als het slachtoffer het kapmes niet op tijd had kunnen ontwijken. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een ernstig misdrijf. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling van zijn vriendin door haar meerdere keren met kracht een kickbokstrap te geven op haar gezicht. Het is niet aan verdachte te danken dat de gevolgen van het schoppen in het gezicht niet veel ernstiger zijn geweest. Ook dat er niet meer slachtoffers gevallen zijn, is een gelukkige omstandigheid, die geenszins aan verdachte is te danken. Dit soort geweldsescalaties heeft ook invloed op de samenleving, waar de steeds toenemende agressie als zeer zorgelijk wordt ervaren en mensen zich steeds onveiliger gaan voelen. Verdachte heeft door aldus te handelen grote gevoelens van angst en onrust bij de slachtoffers en de omstanders teweeggebracht. Bovendien heeft verdachte een kapmes voorhanden gehad. Tegen het in het openbaar voorhanden hebben van dergelijke messen dient te worden opgetreden ter bescherming van de maatschappij en haar burgers en ter voorkoming van incidenten als de onderhavige. 20. Ten voordele van verdachte neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest. Uit het over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport van 27 februari 2008 blijkt voorts slechts een lage kans op recidive. Verdachte heeft voorts verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en heeft blijk gegeven het strafwaardige en de ernst daarvan in te zien. Ter terechtzitting heeft verdachte spijt betuigd en nogmaals benadrukt dat het een eenmalig incident is geweest. 21. In de omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie, in die zin dat een lagere werkstraf en een lagere voorwaardelijke gevangenisstraf dan geëist, zal worden opgelegd. De rechtbank legt op een werkstraf van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis indien deze straf niet naar behoren wordt verricht, met aftrek van de tijd die door verdachte reeds in verzekering is doorgebracht, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. 22. Een voorwaardelijke gevangenisstraf legt de rechtbank op teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw soortgelijke feiten te plegen. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 45, 55, 57, 91, 287 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 27, 54 en 56 van de Wet wapens en munitie. Beslissing De rechtbank beslist als volgt. Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 3 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden. Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten: een werkstraf gedurende 180 (honderdtachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 (negentig) dagen. Beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht. Aldus gewezen door mrs. Kleinrensink, voorzitter, Borgerhoff Mulder en Knoop, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 juni 2008. Voetnoten: 1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nr. PL0631/07-206177, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district IJsselstreek, gesloten en ondertekend op 1 augustus 2007. 2 Proces-verbaal van verhoor van verdachte: dossierpagina 40. 3 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer B]: dossierpagina’s 21-23. 4 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer D]: dossierpagina’s 57-58. 5 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer A]: dossierpagina’s 43-45. 6 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A]: dossierpagina’s 32-34. 7 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B]: dossierpagina’s 35-37. 8 Proces-verbaal van verhoor van verdachte: dossierpagina 40. 9 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer A]: dossierpagina 44 10 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer B]: dossierpagina 22. 11 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, dossierpagina 40. 12 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, dossierpagina 41. 13 Processen-verbaal van bevindingen, dossierpagina’s 26-30.