Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD4776

Datum uitspraak2008-06-18
Datum gepubliceerd2008-06-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/801159-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Een groep van vier verdachten hebben rond de oudejaarswisseling 2006 onder meer brand gesticht en carbid geschoten op straat. Er zijn geldboetes en voorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd. Deze verdachte is veroordeeld voor medeplegen van brandstichting met gevaar voor andere goederen, vernieling, carbidschieten, verbranden van (oude) autobanden. Hij krijgt een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken, proeftijd van twee jaar en geldboete van in totaal 350 euro. Zie LJNummers BD4775, BD4778 en BD4783 voor de andere uitspraken.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 06/801159-07 Uitspraak d.d.: 18 juni 2008 verstek/ dnip /oip VONNIS in de zaak tegen: [verdachte B], geboren te [plaats, 1987], wonende te [adres]. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 21 november 2007 en 4 juni 2008. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op of omstreeks 31 december 2006 te 't Harde, gemeente Elburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen aan [adres] en in gebruik bij [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] e/v [slachtoffer 1], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte en/of zijn mededader(s); art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 138 lid 4 Wetboek van Strafrecht art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht 2. hij op of omstreeks 31 december 2006 te 't Harde, gemeente Elburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht op/aan een plantsoen/grasveldje en/of een boom en/of in/aan een woning (staande aan en/of gelegen aan [adres]), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk, -bij een autosloperij en/of een autorecyclingsbedrijf ongeveer 20 á 30 autobanden opgehaald met een (bestel)auto en/of -(vervolgens) deze banden opgestapeld op het plantsoen/veldje aan [adres] voornoemd en/of -(vervolgens) die autobanden met benzine, althans een (zeer) brandbare (vloei)stof overgoten en/of besprenkeld en/of -(vervolgens) de vlam van een aansteker en/of een fakkel, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met die autobanden en/of de benzine, althans de (zeer) brandbare (vloei)stof, in elk geval met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan dat plantsoen/grasveldje en/of die boom en/of die woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat plansoen/grasveldje en/of die boom en/of die woning en/of (een) aan die woning grenzende woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van die woning en/of de bewoners van (een) aan die woning grenzende woning(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was; art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht 3. hij op of omstreeks 31 december 2006 te 't Harde, gemeente Elburg, opzettelijk en wederrechtelijk een of meedere verfpot(ten) en/of een vloer en/of een of meerdere bloempotten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt; art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht 4. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 december 2006 tot en met 1 januari 2007 te 't Harde, althans in de gemeente Elburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, binnen de bebouwde kom, op of aan een weg en/of een voor het publiek toegankelijk terrein (te weten [adres]), met gebruikmaking van carbid, voorwerpen (busdeksels) heeft afgeschoten; Artikel 2.6.4. lid 1 APV Elburg art ** Modelverordening van overige publiekrechtelijke lichamen. 5. hij op of omstreeks 31 december 2006 te 't Harde, gemeente Elburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, zich van afvalstoffen te weten ongeveer 20 á 30 (oude) autobanden heeft ontdaan door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting te storten, anderszins op of in de bodem te brengen of te verbranden; art 10.2 lid 1 Wet milieubeheer. Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Vrijspraak het onder 1 tenlastegelegde (eindnoot 1) 1. De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van het onder 1 tenlastegelegde, te weten de zogenaamde huisvredebreuk. 2. De rechtbank oordeelt hieromtrent het volgende. Uit de aangifte van [slachtoffer 1] komt naar voren dat zes personen, waaronder verdachte, in strijd met het huisrecht in zijn woning waren en dat deze personen geen gehoor hebben gegeven aan de opdracht van zijn echtgenote, [slachtoffer 2], om buiten de woning te blijven. De personen zouden al duwend in de woning van aangever willen komen. Om verdere escalatie en problemen te voorkomen heeft aangever tegen de personen gezegd dat zij maar moesten meelopen naar de schuur.(eindnoot 2) Uit de aangifte van [slachtoffer 2] blijkt dat zes personen de woning van aangevers wilden binnengaan en dat aangeefster dit heeft geprobeerd te voorkomen. Ze heeft duidelijk hoorbaar en verstaanbaar tegen die personen gezegd dat zij direct de woning moesten verlaten.(eindnoot 3) Verdachte en medeverdachten [verdachte C] en [verdachte A] hebben tegenover de politie eensluidende verklaringen afgelegd. Medeverdachte [verdachte C] heeft verklaard dat hij heeft gehoord dat [slachtoffer 1] onder meer tegen verdachte heeft gezegd dat hij achter mocht komen kijken. Toen zij in de woning van aangevers waren zei [slachtoffer 2] dat ze de woning moesten verlaten, terwijl [slachtoffer 1] zei dat ze naar binnen mochten.(eindnoot 4) Bovendien heeft medeverdachte [verdachte A] verklaard dat hij bij de voordeur van aangevers stond en dat [slachtoffer 1] tegen hen heeft gezegd dat zij wel even in diens schuur mochten kijken. [slachtoffer 2] heeft toen gezegd dat zij niet in de woning mochten komen. Omdat hij [slachtoffer 1] als hoofdbewoner zag, is [verdachte A] de woning binnengegaan.(eindnoot 5) Verdachte heeft verklaard dat zij bij de voordeur van de woning van aangevers stonden en dat [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij in de schuur mochten kijken. [slachtoffer 2] liet duidelijk merken dat zij niet in de woning mochten komen en hij heeft gehoord dat zij zei dat zij weg moesten.(eindnoot 6) De consistente verklaring van verdachte, in onderlinge samenhang bezien met de verklaringen van de medeverdachten, doet twijfel rijzen of het voor verdachte voldoende duidelijk was dat hij niet in de woning van aangevers mocht komen. Het wederrechtelijk binnendringen is daarmee dus niet overtuigend bewezen. Verdachte zal derhalve van het onder 1 tenlastegelegde worden vrijgesproken. Bewijsmotivering 3. De hierna opgenomen bewezenverklaring ten aanzien van de feiten 2 en 5 is gebaseerd op de verklaringen van verdachte bij de politie (eindnoot 7) en de aangiftes door [slachtoffer 1] (eindnoot 8) en [slachtoffer 2] (eindnoot 9) en het rapport incident-operationeel van de brandweer (eindnoot 10) . 4. De hierna opgenomen bewezenverklaring van feit 3 is gebaseerd op de bekennende verklaring van verdachte bij de politie (eindnoot 11) en de aangifte van [slachtoffer 1] (eindnoot 12) . 5. De hierna opgenomen bewezenverklaring ten aanzien van feit 4 is gebaseerd op de verklaringen van verdachte bij de politie en ter terechtzitting en de aangifte door [slachtoffer 1] (eindnoot 14) . Bewezenverklaring 6. Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat: 2. hij op 31 december 2006 te 't Harde, gemeente Elburg, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk brand heeft gesticht op een grasveldje en een boom staande aan of gelegen aan [adres], immers hebben verdachte en zijn mededaders toen aldaar opzettelijk, -bij een autosloperij of een autorecyclingsbedrijf ongeveer 20 autobanden opgehaald met een bestelauto en -vervolgens deze banden opgestapeld op het veldje aan [adres] voornoemd en -vervolgens die autobanden met benzine besprenkeld en -vervolgens de vlam van een aansteker of een fakkel in aanraking gebracht met die autobanden en de benzine, ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat grasveldje en die boom te duchten was; 3. hij op 31 december 2006 te 't Harde, gemeente Elburg, opzettelijk en wederrechtelijk meerdere verfpotten en een vloer en meerdere bloempotten, toebehorende aan [slachtoffer 1], heeft vernield; 4. hij op tijdstippen in de periode van 15 december 2006 tot en met 1 januari 2007 te 't Harde, althans in de gemeente Elburg, tezamen en in vereniging met anderen binnen de bebouwde kom, met gebruikmaking van carbid, voorwerpen (busdeksels) heeft afgeschoten; 5. hij op 31 december 2006 te 't Harde, gemeente Elburg, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk, zich van afvalstoffen te weten ongeveer 20 oude autobanden heeft ontdaan door deze te verbranden. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde 7. Het bewezene levert op: Feit 2: medeplegen van: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is; Feit 3: Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen; Feit 4: Medeplegen van: overtreding van artikel 2.6.4 van de Algemene Plaatselijke Verordening Elburg en strafbaar gesteld bij artikel 6.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Elburg; Feit 5: Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 10.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan. Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 6 van de Wet op de economische delicten. Het onder 2, 3 en 5 bewezen verklaarde betreft misdrijven en het onder 4 bewezen verklaarde betreft een overtreding. Strafbaarheid van de verdachte 8. Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel 9. De officier van justitie heeft ten aanzien van de misdrijven gevorderd een geldboete van € 300,--, subsidiair 6 dagen vervangende hechtenis, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, met een proeftijd van 2 jaren. Ten aanzien van de onder 4 tenlastegelegde overtreding heeft de officier van justitie gevorderd een geldboete van € 100,--, subsidiair 2 dagen vervangende hechtenis. 10. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. 11. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte en de medeverdachten bij de bewezen verklaarde feiten als een collectief hebben gehandeld en dat zij voor veel overlast hebben gezorgd. De rechtbank hecht in het bijzonder belang aan een strafoplegging die niet te veel afwijkt van de straf die zijn medeverdachten hebben opgelegd gekregen. De eis van de officier van justitie doet grotendeels recht aan de ernst van de strafbare feiten en de rechtbank kan de redengeving achter de eis wel volgen. De rechtbank zal echter opleggen voor de feiten 2, 3 en 5 een geldboete van € 250,--, subsidiair 5 dagen vervangende hechtenis met aftrek van de tijd die door verdachte reeds in verzekering is doorgebracht en voor feit 4 een geldboete van € 100,--, subsidiair 2 dagen vervangende hechtenis. Daarnaast zal een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken, met een proeftijd van 2 jaren worden opgelegd. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds, door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte, het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan. Ad informandum gevoegde zaken 12. De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen de ter kennisneming gevoegde zaak, bekend onder parketnummer 06/802044-07, te weten openlijk geweld op openbare weg. Verdachte heeft bekend dat feit te hebben begaan en de officier van justitie heeft toegezegd dat voor dat feit geen verdere strafvervolging zal volgen. Vordering van de benadeelde partijen 13. Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde heeft de benadeelde partij [slachtoffer 1] zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 460,99 (€ 60, 99 materiële schade en € 400,-- immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente gevoegd in het strafproces. 14. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 1] niet toewijsbaar is, nu de immateriële schade onvoldoende is onderbouwd. 15. De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu verdachte is vrijgesproken van het tenlastegelegde. 16. Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde heeft de benadeelde partij [slachtoffer 2] zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 557,-- ( 107,-- materiële schade en € 450,-- immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente gevoegd in het strafproces. 17. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 2] evenmin toewijsbaar is. 18. De rechtbank zal ook de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu deze vordering geen betrekking heeft op een bewezen verklaard feit en aan de benadeelde partij derhalve geen rechtstreekse schade is toegebracht door een bewezen verklaard feit, zoals bedoeld in artikel 361, tweede lid aanhef en sub b van het Wetboek van Strafvordering. 19. Gelet op het voorgaande kunnen de benadeelde partijen derhalve hun vorderingen slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op: Wetboek van Strafrecht: artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 47, 57, 62, 91, 157 en 350; Algemene Plaatselijke Verordening Elburg: artikelen 2.6.4. en 6.1. Wet op de economische delicten: artikelen 1a, 2, 6 en 39; Wet milieubeheer: artikel 10.2. Beslissing De rechtbank beslist als volgt. Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte voor de feiten 2, 3, en 5 tot: - een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) weken. Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. - een geldboete van € 250,-- (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 (vijf) dagen hechtenis. Bepaalt, dat de tijd door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht volgens de maatstaf van € 50,-- per dag. Veroordeelt verdachte voor feit 4 tot: - een geldboete van € 100,-- (honderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 (twee) dagen hechtenis. Verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in hun vordering en bepaalt dat de benadeelde partijen hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen. Aldus gewezen door mrs. Borgerhoff Mulder, voorzitter, Kleinrensink en Knoop, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 juni 2008. 1) Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0617/07-200628, Regiopolitie Noord-West Veluwe, Team Elburg/Oldebroek, gesloten en ondertekend op 29 maart 2007. 2) Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], dossierpagina 101. 3) Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2], dossierpagina’s 229 en 230. 4) Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [verdachte C], dossierpagina 203 en 204. 5) Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [verdachte A], dossierpagina’s 166 en 167. 6) Proces-verbaal van verhoor van verdachte, dossierpagina’s 213 en 214. 7) Processen-verbaal van verhoor van verdachte, dossierpagina’s 218-220. 8) Processen-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], dossierpagina’s 103-104. 9) Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2], dossierpagina’s 232-233. 10) Rapport Incident-Operationeel Brandweer, dossierpagina 397. 11) Proces-verbaal van verhoor van verdachte, dossierpagina 215. 12) Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], dossierpagina’s 101 en 102. 13) Proces-verbaal van verhoor van verdachte, dossierpagina’s 211 en 212. 14) Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], dossierpagina’s 100 en 103.