Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD4859

Datum uitspraak2008-09-30
Datum gepubliceerd2008-09-30
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers00892/07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Art 51 Sv. Bij de stukken van het geding bevindt zich een afschrift van een kennisgeving van de AG bij het Hof aan de raadsman over plaats en tijdstip van de naderende terechtzitting. De stukken bevatten geen aanknopingspunten voor een vermoeden dat deze kennisgeving niet aan de raadsman is toegezonden dan wel hem niet heeft bereikt. Het in de uitspraak liggende oordeel van het Hof dat de niet verschenen raadsman op de hoogte was van de zitting is niet onbegrijpelijk. Het Hof hoefde ook niet blijk te geven van een onderzoek naar de afwezigheid van de raadsman, (vgl. HR LJN ZD1243).


Conclusie anoniem

Nr. 00892/07 Mr. Machielse Zitting 17 juni 2008 Conclusie inzake: [verdachte] 1. Het Gerechtshof 's-Gravenhage heeft verdachte op 12 januari 2007 bij verstek voor "In strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl dat kan strekken tot bevoordeling van zichzelf en hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn recht op een verstrekking dan wel voor de hoogte of duur van een dergelijke verstrekking" veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken. 2. Mr. I. van Straalen, advocaat te 's-Gravenhage, heeft cassatie ingesteld. Mr. J. Goudswaard, advocaat te 's-Gravenhage, heeft een schriftuur ingezonden, houdende één middel van cassatie. Het middel klaagt dat het hof heeft nagelaten een onderzoek in te stellen naar de afwezigheid van de advocaat van verdachte. 3.1. In het dossier bevindt zich een brief van mr. I. van Straalen, inhoudende dat deze advocaat als raadsman optreedt voor [verdachte] in de zaak 22-000462-5, welk nummer ook als rolnummer op het arrest van het hof is vermeld. Mr. Van Straalen verzoekt om toezending van de stukken. Deze brief is blijkens een daarop geplaatst stempel op 6 december 2006 bij het gerechtshof ontvangen. Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 januari 2007 houdt in dat verdachte noch zijn raadsman mr. I. van Straalen is verschenen. Vervolgens doet het hof de zaak bij verstek af. De appeldagvaarding is aan verdachte op 14 november 2006 in persoon in detentie uitgereikt. Aan die akte van uitreiking gehecht bevindt zich een kennisgeving aan de raadsman van verdachte dat de zaak van verdachte op 12 januari 2007 zal worden behandeld. Op deze kennisgeving is een stempel aangebracht van het ressortsparket, maar niet blijkt of deze kennisgeving daadwerkelijk is verzonden. 3.2. Uit geen van de stukken die deel uitmaken van het dossier dat aan de Hoge Raad is toegezonden kan ik opmaken dat een afschrift van de appeldagvaarding aan de advocaat is verzonden. Wel blijkt uit het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep dat het hof ervan op de hoogte was dat mr. Van Straalen als raadsman van verdachte optrad. Verdachte noch zijn raadsman is in hoger beroep verschenen. Uit een en ander vloeit het ernstige vermoeden voert dat het voorschrift van art. 51 lid 2 Sv niet is nageleefd. Uit het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep blijkt niet dat het hof een onderzoek heeft ingesteld naar de naleving van het voorschrift of naar de mogelijkheid dat zich een uitzondering op deze regel voordoet.(1) Het middel klaagt daarover terecht. 4. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof te 's-Gravenhage teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden 1 Vgl. HR 15 januari 2008, LJN BC0838; HR 19 februari 2008, LJN BC2333.


Uitspraak

30 september 2008 Strafkamer Nr. S 00892/07 Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 12 januari 2007, nummer 22/000462-05, in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971, wonende te [woonplaats]. 1. De bestreden uitspraak Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage van 18 januari 2005 - de verdachte ter zake van "in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl dat kan strekken tot bevoordeling van zichzelf en hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn recht op een verstrekking dan wel voor de hoogte of duur van een dergelijke verstrekking" veroordeeld tot drie weken gevangenisstraf. 2. Geding in cassatie Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Goudswaard, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan. 3. Beoordeling van het middel 3.1. Het middel behelst de klacht dat art. 51 Sv is geschonden doordat het Hof tot behandeling van de zaak is overgegaan zonder dat blijkt van onderzoek naar de vraag of de raadsman geacht mocht worden op de hoogte te zijn van dag en tijdstip van de zitting. 3.2.1. Bij de stukken van het geding bevindt zich een afschrift van een kennisgeving van 11 december 2006 van de Advocaat-Generaal bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage aan mr. I. van Straalen, de raadsman van de verdachte, inhoudende dat de behandeling van de strafzaak tegen de verdachte zal plaatsvinden op 12 januari 2007 te 09.50 uur en dat de verdachte "in hoger beroep [moet] terechtstaan ter zake van het hem in eerste aanleg tenlastegelegde bij de dagvaarding(en), met inbegrip van eventuele in eerste aanleg door het OM gevorderde en door de rechtbank toegestane wijzigingen, vanwege de officier van justitie in het arrondissement 's-Gravenhage betekend onder parketnummer 09-015154-04". 3.2.2. De stukken bevatten geen aanknopingspunten voor een vermoeden dat de kennisgeving van de Advocaat-Generaal niet aan de raadsman is toegezonden dan wel hem niet heeft bereikt. 3.3. In de bestreden uitspraak ligt besloten dat het Hof aannemelijk heeft geoordeeld dat de raadsman, die niet aanwezig was ter terechtzitting, tijdig op de hoogte is gesteld van dag en tijdstip van de behandeling van de zaak. Dit feitelijke oordeel is, in het licht van hetgeen hiervoor onder 3.2.1 is overwogen, niet onbegrijpelijk. Het Hof behoefde dan ook, anders dan in het middel wordt betoogd, niet blijk te geven van een onderzoek naar de reden van die afwezigheid of in die afwezigheid aanleiding te zien de behandeling van de zaak aan te houden teneinde de raadsman in de gelegenheid te stellen alsnog de verdediging te voeren (vgl. HR 8 september 1998, LJN ZD1243, NJ 1998, 905). 3.4. Het middel is derhalve ongegrond. 4. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep. Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 30 september 2008.