Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD5037

Datum uitspraak2008-06-06
Datum gepubliceerd2008-06-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers102516/HA RK 08-238
Statusgepubliceerd
SectorPresident


Indicatie

Verzoeker stelt zich op het standpunt dat er sprake is van de schijn van vooringenomenheid aan de zijde van de rechtbank. De strafzaak van verzoeker wordt niet behandeld door een representatieve weerspiegeling van de samenleving nu zowel de politierechter, de griffier als de officier van justitie vrouw zijn. Hierdoor wordt naar de mening van verzoeker de schijn van partijdigheid gewekt omdat de onderhavige strafzaak een seksueel getinte beledigingszaak betreft waarbij het slachtoffer ook een vrouw is. Wrakingsverzoek wordt afgewezen.


Uitspraak

BESLISSING RECHTBANK GRONINGEN, MEERVOUDIGE KAMER Registratienummer: 102516 / HA RK 08-238 Datum beslissing: 6 juni 2008 Beslissing op het verzoek van [verzoeker] wonende te [woonplaats] (hierna: verzoeker), tot wraking ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het procesverloop Op de zitting van 6 juni 2008 heeft mr. R.J.E. van Haarst namens verzoeker de behandelend politierechter, mr. E.M.J. Brink, gewraakt. De politierechter heeft verklaard niet te berusten in het wrakingsverzoek. Op 6 juni 2008 is het verzoek ter zitting behandeld door de wrakingskamer. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. Van Haarst. Verder zijn verschenen mr. Brink voornoemd, alsmede de officier van justitie mr. M.A.B. Faber-Siermann. Rechtsoverwegingen 1. Het standpunt van verzoeker Verzoeker stelt zich op het standpunt dat er sprake is van de schijn van vooringenomenheid aan de zijde van de rechtbank. De strafzaak van verzoeker wordt niet behandeld door een representatieve weerspiegeling van de samenleving nu zowel de politierechter, de griffier als de officier van justitie vrouw zijn. Hierdoor wordt naar de mening van verzoeker de schijn van partijdigheid gewekt omdat de onderhavige strafzaak een seksueel getinte beledigingszaak betreft waarbij het slachtoffer ook een vrouw is. 2. Het standpunt van mr. E.M.J. Brink Mr. Brink verklaart niet vooringenomen te zijn. Zij vervult haar taak onpartijdig en onbevooroordeeld. Dat zij een vrouw is heeft geen enkele invloed op de wijze waarop zij haar functie uitoefent. 3. De beoordeling Ingevolge artikel 512 Sv kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening worden gehouden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van de verzoeker is niet doorslaggevend. De door verzoeker gestelde schijn van vooringenomenheid is uitsluitend gebaseerd op de sekse van de gewraakte rechter en de stelling dat de rechtbank in de onderhavige politierechterzaak geen goede weerspiegeling is van de samenleving. Geoordeeld wordt dat verzoeker hiermee geen feiten of omstandigheden naar voren heeft gebracht waaruit kan worden geconcludeerd tot vooringenomenheid aan de zijde van de gewraakte rechter. Allereerst wordt namelijk vastgesteld dat de politierechter een alleensprekende rechter is -ofwel van het mannelijke dan wel vrouwelijke geslacht- zodat in dit verband nooit sprake kan zijn van een representatieve weerspiegeling van de gehele (wat betreft sekse gemengde) samenleving. Daarnaast gaat het wrakingsverzoek -ten onrechte- uit van de vooronderstelling dat een vrouwelijke rechter verzoeker op een andere wijze zal bejegenen en beoordelen dan een mannelijke rechter. Deze vooronderstelling wordt door de wrakingskamer aanvaard noch gevolgd. Integendeel, nu de Grondwet uitgaat van een gelijke behandeling van de seksen kan genoemde vooronderstelling in onderhavige context zelfs als discriminatoir worden aangemerkt. De wrakingskamer wijst het verzoek tot wraking dan ook af. 4. Beslissing De rechtbank: - wijst het verzoek af, - bepaalt dat het proces in de hoofdzaak (met zaaknummer 656254-07) wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking, - beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoekers, mr. Brink en het Openbaar Ministerie. Deze beslissing is gegeven door mrs. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, E.J. Oostdijk en F.J. Agema, in tegenwoordigheid van mr. D.W.J. Vinkes als griffier en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2008. Mr. Keurentjes is buiten staat deze beslissing te tekenen.