Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD5229

Datum uitspraak2005-11-07
Datum gepubliceerd2008-06-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamGerechtshof Arnhem
ZaaknummersAVNR 9756
Statusgepubliceerd


Indicatie

HB OvJ verzoek ex artikel 591a Sv van de rechtbank: Bij de rechtbank is bij toewijzing van het verzoek tot vergoeding van de kosten van de accountant en de kosten van de raadsman sprake van een vergissing, nu zij alle bedragen als bedragen in euro’s heeft gezien en opgeteld terwijl een deel in guldens is berekend. Het hof rekent de declaraties in guldens om in euro’s. Daarnaast wordt uitgegaan van de declaraties exclusief BTW, nu appellant als ondernemer de over de declaraties verschuldigde BTW in vooraftrek kan brengen.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE ARNHEM Pkn: 05-092022-01 Avnr: 9756 Het gerechtshof te Arnhem heeft te beslissen op het hoger beroep ingesteld door de officier van justitie in het arrondissement Arnhem tegen de beschikking ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering van de rechtbank te Arnhem van 24 november 2004 inzake [naam verweerder] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te [plaats], [straatnaam], hierna te noemen verweerder. . Het hof heeft gehoord in openbare raadkamer van 30 september 2005 de advocaat-generaal en de raadsman van verweerder, mr [naam raadsman], advocaat te [plaats]. Verweerder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Het hof heeft kennis genomen van: - het verzoekschrift van verweerder, ingediend op 27 april 2004 ter griffie van de rechtbank Arnhem; - het proces-verbaal van de behandeling van het verzoek door de rechtbank; - voormelde beschikking van de rechtbank; - de akte van 1 december 2004 opgemaakt door de griffier van de rechtbank te Arnhem, waarbij door de officier van justitie hoger beroep werd ingesteld tegen voormelde beschikking; - de appelmemorie van de officier van justitie van 9 juni 2005; - de overige zich in het dossier bevindende stukken. OVERWEGINGEN 1. Het hoger beroep is tijdig ingesteld. 2. De rechtbank heeft bij beschikking van 24 november 2004 ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering aan verweerder toegekend een vergoeding uit ’s Rijks kas ten bedrage van € 12.122,33 en hetgeen meer of anders is verzocht afgewezen. 3. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en gedeeltelijke toewijzing van het verzoek, aangezien de door verweerder gevraagde kosten door de rechtbank in de beschikking in euro’s zijn opgenomen, terwijl deze in het verzoekschrift in guldens zijn gevraagd. 4. Het inleidende verzoekschrift omvat mede de kosten van de accountant van verzoeker ad fl. 3.019,75, inclusief BTW, voor het begeleiden van de medewerkers van de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst bij de inzage van de administratie van verzoeker. Naar het oordeel van het hof betreffen deze kosten geen kosten van de raadsman in de zin van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering maar kosten die naar hun aard zijn aan te merken als kosten die zijn gemaakt in het belang van het onderzoek in de zin van artikel 591 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank heeft in haar beschikking deze kosten toegewezen, namelijk tot een bedrag van € 3.019,75. Naar het oordeel van het hof moet hier sprake zijn van een vergissing en heeft de rechtbank willen toewijzen fl. 3019,75. Bovendien is ter zitting van het hof gebleken dat appellant als ondernemer de BTW over de declaratie van zijn accountant in vooraftrek kan brengen, zodat de BTW voor hem niet als kosten is aan te merken. De beslissing op een verzoek ex artikel 591 van het Wetboek van Strafvordering is een beschikking in de zin van artikel 138 van dat wetboek, waartegen ingevolge artikel 445 van dat wetboek geen hoger beroep of beroep in cassatie openstaat. De officier van justitie is dan ook niet ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dat betrekking heeft op de kosten van voornoemde deskundige. De beschikking waarvan beroep is mitsdien onherroepelijk tot een bedrag van € 3.019,75. 5. Appellant heeft verzocht om vergoeding van de aan hem door in rekening gebrachte kosten van zijn raadsman. De raadsman heeft hem elf declaraties gezonden, te weten ad fl. 2.217,53, fl. 217,41, fl. 4.305,16, fl. 978,36, fl. 688,47, € 51,43, € 92,46, € 115,58, € 46,23, € 356,11 en € 236,16, alle inclusief BTW. De rechtbank heeft deze bedragen na aftrek van laatstgenoemde declaratie ad € 236,11 toegewezen, namelijk tot een bedrag van € 8.832,58. Naar het oordeel van het hof moet er evenals bij de hiervoor besproken kosten van de accountant sprake zijn van een vergissing van de rechtbank, nu zij alle bedragen als bedragen in euro’s heeft gezien en opgeteld terwijl een deel in guldens is berekend. Bovendien is ter zitting van het hof gebleken dat appellant als ondernemer de over de declaraties verschuldigde BTW in vooraftrek kan brengen, zodat deze BTW voor hem niet als kosten zijn aan te merken. Het hof komt bij optelling van de declaraties die in guldens zijn gesteld, tot een bedrag van fl. 7.064,65 exclusief BTW (= € 3.186,63), en van de declaraties die in euro’s zijn gesteld, tot een bedrag in € 684,10, exclusief BTW. Het hof zal de declaraties omgerekend in euro’s en exclusief BTW in aanmerking nemen. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de laatste declaratie buiten beschouwing gelaten moet worden nu deze de kosten betreft van de ingediende verzoekschriften, terwijl bij de toekenning van die kosten wordt uitgegaan van forfaitaire bedragen. Verder heeft het hof als beleid dat de door de raadsman gedeclareerde reistijd slechts voorde helft/ het halve uurtarief in aanmerking wordt genomen. Het hof ziet geen aanleiding om in dit geval van dat beleid af te wijken. Voorts zal het hof in aanmerking nemen dat aan appellant door de rechtbank ter zake van de kosten van de accountant door een vergissing ten onrechte een meer dan tweemaal te hoog bedrag is toegekend. Het hof zal daarom op gronden van billijkheid als vergoeding voor de kosten van de raadsman toekennen een bedrag van € 1.500,--. 6. Het hof is van oordeel dat, gelet op de landelijke aanbeveling inzake verzoekschriften en de omstandigheid dat het verzoekschrift door twee instanties is behandeld, de vergoeding voor de kosten verbonden aan het indienen en de behandeling van het verzoekschrift dient te worden gesteld op € 810, (inclusief BTW). 7. Het hof zal gelet op het hiervoor overwogene de officier deels niet ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep en deels de beschikking van de rechtbank vernietigen en opnieuw rechtdoen. BESCHIKKENDE Het hof: - Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep voor zover dat betreft de in de beschikking waarvan beroep toegewezen kosten in de zin van artikel 591 van het Wetboek van Strafvordering. - Vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover deze betreft de toegewezen kosten ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering en kent ter zake aan verweerder toe op gronden als hiervoor omschreven een vergoeding uit ’s Rijks kas ten bedrage van € 2.310,- (tweeduizend driehonderdtien euro) en gelast de tenuitvoerlegging daarvan. - Wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd. - Beveelt de griffier om bovenstaand bedrag over te maken op het bankrekeningnummer [nummer] t.n.v. [naam] o.v.v. dossiernummer [nummer]. Deze beschikking is gegeven te Arnhem door mrs Ruys, voorzitter, Abbink en Boekhorst Carrillo, raadsheren, in tegenwoordigheid van Berendsen, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 november 2005.