Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD5233

Datum uitspraak2005-11-07
Datum gepubliceerd2008-06-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamGerechtshof Arnhem
ZaaknummersAVNR 9187
Statusgepubliceerd


Indicatie

HB OvJ tegen (toewijzend) verzoek ex art. 89 Sv: Zowel tijdens de behandeling in raadkamer van de rechtbank als van het hof heeft verzoekster haar anonimiteit gehandhaafd. Het hof heeft door vergelijking met een foto in het proces-verbaal van de politie kunnen vaststellen dat verzoekster degene is die op 29 november 2003 als ‘[anonieme persoonsgegevens]’ is aangehouden. Nu verzoekster haar persoongegevens niet bekend heeft gemaakt, moet zij in haar verzoek niet ontvankelijk worden verklaard. De HR heeft geoordeeld dat als ten laste van een verdachte een rechterlijk beslissing is gewezen waarin hij op andere wijze dan bij naam is aangeduid, die verdachte geen rechtsmiddel tegen een einduitspraak kan aanwenden anders dan door bekendmaking van zijn persoonsgegevens. Naar het oordeel van het hof hebben deze arresten een bredere gelding. Het hof interpreteert deze arresten aldus dat als regel heeft te gelden dat een burger die in het kader van strafvordering gebruik maakt van een rechtsingang of een aan een einduitspraak gerelateerd rechtsmiddel, dat dient te doen onder bekendmaking van zijn persoonsgegevens, op straffe van niet ontvankelijkheid. Er is niet gebleken van een bijzondere reden die tot afwijking van die regel zou moeten leiden. Overigens merkt het hof op dat verzoekster, als het hof daaraan zou zijn toegekomen, door het handhaven van haar anonimiteit een beoordeling van de vraag of er gronden van billijkheid zijn voor een vergoeding ernstig bemoeilijkt, zo niet onmogelijk maakt.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE ARNHEM Avnr: 9187 Het gerechtshof Arnhem heeft te beslissen op het hoger beroep ingesteld door de officier van justitie in het arrondissement Arnhem tegen de beschikking van de rechtbank Arnhem van 10 december 2004 waarbij [anonieme persoonsgegevens], domicilie kiezende te [plaats] aan de [straat] ten kantore van haar advocaat mr. [naam raadsman], hierna te noemen verzoekster, ontvankelijk werd verklaard in haar verzoekschrift ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering en een schadevergoeding kreeg toegekend voor de tijd doorgebracht in verzekering. Het hof heeft gehoord in openbare raadkamer van 8 april 2005 de advocaat-generaal en verzoekster, bijgestaan door mr [naam raadsman], advocaat te [plaats]. Het hof heeft kennis genomen van: - het inleidende verzoekschrift met bijlagen; - het proces-verbaal van de behandeling van het verzoekschrift door de rechtbank van 26 november 2004; - voormelde beschikking van de rechtbank van 10 december 2004; - de akte rechtsmiddel van 21 december 2004, waarbij de officier van justitie hoger beroep heeft ingesteld tegen voormelde beschikking; - het appèlschriftuur van de officier van justitie, ingediend op 11 januari 2005 ter griffie van de rechtbank te Arnhem; - de overige zich in het dossier bevindende stukken. Het hof heeft aanvankelijk de uitspraak bepaald op 13 juni 2005, maar in overleg met de advocaat van verzoekster in verband met de aanhouding van de behandeling van soortgelijke verzoeken tot 14 september 2005, waarin de verzoekers ook door hem worden bijgestaan, de uitspraak nader bepaald op 7 november 2005. OVERWEGINGEN 1. Het hoger beroep is tijdig ingesteld en in zoverre ontvankelijk. 2. De officier van justitie is in hoger beroep gekomen omdat verzoekster ten onrechte ontvankelijk is verklaard in haar verzoek, nu zij dat anoniem heeft ingediend terwijl het verzoekschrift ook niet door haar is ondertekend. Subsidiair is de officier van justitie van mening dat het verzoek had moeten worden afgewezen omdat er geen gronden van billijkheid voor toewijzing zijn. 3. Verzoekster is op 29 november 2003 als verdachte tezamen met een aantal andere verdachten ter zake van openlijke geweldpleging en lokaalvredebreuk aangehouden. Verzoekster is op 29 november 2003 in verzekering gesteld en op 2 december 2003 in vrijheid gesteld. Verzoekster heeft de tijd in verzekering doorgebracht op het politiebureau. Tijdens het politieverhoor heeft verzoekster verklaard dat zij haar personalia niet wil opgeven. Verzoekster is ter zake van voornoemde feiten vervolgd en op 4 februari 2004 door de rechtbank Arnhem vrijgesproken van het haar tenlastegelegde. Ook tijdens de berechting heeft zij haar anonimiteit gehandhaafd. Nadat het vonnis onherroepelijk was geworden heeft verzoekster op grond van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering onder de naam [anonieme persoonsgegevens] schadevergoeding verzocht voor de tijd door haar in verzekering doorgebracht. Het verzoekschrift heeft zij ondertekend met [anonieme persoonsgegevens]. 4. Zowel tijdens de behandeling in raadkamer van de rechtbank als van het hof heeft verzoekster haar anonimiteit gehandhaafd. Het hof heeft door vergelijking met een foto in het proces-verbaal van de politie kunnen vaststellen dat verzoekster degene is die op 29 november 2003 als ‘[anonieme persoonsgegevens]’ is aangehouden. 5. Een verdachte die zijn identiteit niet bekend wenst te maken, kan desalniettemin door het openbaar ministerie worden vervolgd voor het feit waarvan hij wordt verdacht. Hij kan daartoe anoniem worden gedagvaard. Als de identiteit niet alsnog bekend wordt, heeft dat tot gevolg dat het vonnis wordt gewezen ten laste van de anonieme verdachte. De Hoge Raad heeft geoordeeld (vgl. HR 27 februari 2001, NJ 2001, 499, LJN AB0259, en HR 24 juni 2003, LJN AF8570) dat als ten laste van een verdachte een rechterlijk beslissing is gewezen waarin hij op andere wijze dan bij naam is aangeduid, die verdachte geen rechtsmiddel tegen een einduitspraak kan aanwenden anders dan door bekendmaking van zijn persoonsgegevens. 6. Naar het oordeel van het hof geven de arresten van de Hoge Raad waarin dat oordeel is verwoord, niet alleen een regel voor het instellen van een rechtsmiddel door verdachte tegen een einduitspraak als bedoeld in artikel 138 van het Wetboek van Strafvordering, maar hebben zij een bredere gelding. Het hof interpreteert deze arresten aldus dat als regel heeft te gelden dat een burger die in het kader van strafvordering gebruik maakt van een rechtsingang of een aan een einduitspraak gerelateerd rechtsmiddel, dat dient te doen onder bekendmaking van zijn persoonsgegevens, op straffe van niet ontvankelijkheid. Naar het oordeel van het hof is niet gebleken van een bijzondere reden die in dit geval tot afwijking van die regel zouden moeten leiden. Integendeel, nu verzoekster in de strafzaak die aanleiding is tot het verzoek onherroepelijk is vrijgesproken, vermag het hof niet in te zien welk rechtens relevant belang verzoekster nog kan hebben om in deze procedure haar anonimiteit te bewaren. Nu verzoekster haar persoongegevens niet bekend heeft gemaakt, moet zij in haar verzoek niet ontvankelijk worden verklaard. 7. Overigens merkt het hof op dat verzoekster, als het hof daaraan zou zijn toegekomen, door het handhaven van haar anonimiteit een beoordeling van de vraag of er gronden van billijkheid zijn voor een vergoeding ernstig bemoeilijkt, zo niet onmogelijk maakt. Als gevolg van de anonimiteit kan de rechter immers niet beschikken over op juistheid controleerbare gegevens met betrekking tot de persoonlijke en financiële omstandigheden van verzoekster (vgl. Gerechtshof Arnhem 20 november 1981, NJ 1983, 155). 8. Het hof verklaart het hoger beroep gegrond, vernietigt de beschikking van de rechtbank en verklaart verzoekster alsnog niet-ontvankelijk in haar verzoekschrift. BESCHIKKENDE Het hof: - verklaart het hoger beroep gegrond; - vernietigt de beslissing waarvan beroep; - verklaart verzoekster alsnog niet-ontvankelijk in haar verzoekschrift ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering. Deze beschikking is gegeven te Arnhem door mrs. E.A.K.G. Ruys, voorzitter, H.Y. Buyne en A.G. Coumans, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. C.R. van Zwol, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 november 2005.