Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD5352

Datum uitspraak2008-06-25
Datum gepubliceerd2008-06-25
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200800272/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 2 augustus 2006 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) een verzoek van [appellante] om handhavend op te treden met betrekking tot een voorwaarde behorende bij een op 28 maart 2000 genomen besluit tot vaststelling van een hogere grenswaarde afgewezen.


Uitspraak

200800272/1. Datum uitspraak: 25 juni 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellante], wonend te [woonplaats], en het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 2 augustus 2006 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) een verzoek van [appellante] om handhavend op te treden met betrekking tot een voorwaarde behorende bij een op 28 maart 2000 genomen besluit tot vaststelling van een hogere grenswaarde afgewezen. Bij besluit van 4 december 2007 heeft het college in reactie op het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar het besluit van 2 augustus 2006 onder wijziging van de motivering gehandhaafd. Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 januari 2008, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 februari 2008. Het college heeft een verweerschrift ingediend. [appellante] heeft een nader stuk ingediend. Dit is aan de andere partijen toegezonden. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 juni 2008, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. M.C. Mol, werkzaam bij de Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie, en het college, vertegenwoordigd door R. Meijs en G. van Grunsven, beiden ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Bij besluit van 28 maart 2000 heeft het college op verzoek van het college van burgemeester en wethouders van Cuijk voor de aanwezige woningen in het bestemmingsplan "Aanleg van een gedeelte van de Raamweg te Cuijk ten behoeve van Heeswijkse Kampen B.V.", waaronder de woning van [appellante], hogere grenswaarden, als bedoeld in artikel 83 van de Wet geluidhinder, vastgesteld vanwege de nieuw aan te leggen Raamweg. Het college heeft aan dit besluit onder meer de voorwaarden verbonden dat "de gemeente er voor zorg dient te dragen dat het geluidniveau in de woningen niet meer bedraagt dan 35 dB(A)", dat "voor alle woningen een geluidluwe gevel of plek met een geluidbelasting van maximaal 50 dB(A) moet worden veiliggesteld" en dat "de benodigde voorzieningen aan de betrokken woning dienen te zijn uitgevoerd voor de weg wordt opengesteld". Bij brief van 22 juni 2006 heeft [appellante] het college verzocht het college van burgemeester en wethouders van Cuijk een last onder dwangsom op te leggen wegens het niet voldoen aan voormelde voorwaarde. 2.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 5 september 2007, in zaak nr. 200606824/1) kan ingevolge artikel 86 (oud) van de Wet geluidhinder bij toepassing van artikel 83 de gelding van een daarbij vastgestelde waarde aan voorwaarden worden verbonden. Omdat dergelijke voorwaarden niet het karakter hebben van een verplichting, is het niet vervullen van de voorwaarde dan ook geen overtreding waartegen met bestuurlijke handhavingsmiddelen kan worden opgetreden. Reeds daarom heeft het college het verzoek om bestuursrechtelijke handhaving van de voorwaarde terecht afgewezen. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking. 2.3. Het beroep is ongegrond. 2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. C.W. Mouton, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van Staat. w.g. Mouton w.g. Sparreboom lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2008 195-209.