Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD5529

Datum uitspraak2008-06-12
Datum gepubliceerd2008-06-26
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers312619 / HA RK 08-588
Statusgepubliceerd


Indicatie

Mondeling verzoek tot verschoning van rechter ingevolge artikel 517 van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoek wordt toegewezen.


Uitspraak

Rechtbank ’s-Gravenhage Meervoudige wrakingskamer Wrakingnummer 2008/12 rekestnummer: 312619 / HA RK 08-588 parketnr: 09/525561-07 datum beschikking: 12 juni 2008 BESCHIKKING op het mondelinge verzoek tot verschoning ingevolge artikel 517 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), van: Mr. [X], politierechter, in de strafzaak tegen de verdachte: [Y], wonende te [woonplaats], raadsman: mr. M.G. Evers, advocaat te ’s-Gravenhage. Partijen worden hierna aangeduid met “mr. [X]” en met “[Y]”. 1. Mr. [X] heeft tijdens de terechtzitting van 8 april 2008 medegedeeld dat mevrouw [Z], werkzaam als rechter in de strafsector van de Haagse rechtbank, in deze zaak een getuigenverklaring heeft afgelegd en dat [Y] deze rechter in zijn verklaring bij de politie heeft genoemd. Zij acht het daarom niet zuiver wanneer zij de zaak zou behandelen. Dit zou volgens haar door een andere rechtbank moeten gebeuren, om welke reden zij zich wenst te verschonen. 2. Het verzoek tot verschoning is, gelet op het bepaalde in artikel 518 Sv, aan de wrakingskamer voorgelegd. 3. Bij brief van 15 mei 2008 heeft mr. [X] bericht geen behoefte te hebben aan een mondelinge behandeling van het verzoek. Op 21 mei 2008 is een fax (naar de rechtbank begrijpt abusievelijk gedateerd op 20 maart 2008) ontvangen van mr. Evers, waarin wordt medegedeeld dat akkoord wordt gegaan met de verzochte verschoning en met verwijzing naar een andere rechtbank. De officier van justitie, mr. [A] heeft per email aan de griffier van de rechtbank laten weten akkoord te gaan met de verzochte verschoning en met verwijzing naar een andere rechtbank. 4. Aangezien alle betrokkenen te kennen hebben gegeven akkoord te gaan met de verzochte verschoning, acht de rechtbank een mondelinge behandeling van het verzoek niet zinvol. 5. Bij de beoordeling van een verzoek als het onderhavige dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid zou kunnen koesteren, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd zou kunnen zijn. 6. Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing van de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn. 7. Het door mr. [X] aangevoerde feit dat een collega van haar in de onderhavige strafzaak een getuigenverklaring heeft afgelegd levert een omstandigheid op op grond waarvan een rechter met succes een verzoek tot verschoning kan doen. Niet valt immers uit te sluiten dat de inhoud van de door haar college afgelegde getuigenverklaring ter zitting ter discussie wordt gesteld. Teneinde de schijn van partijdigheid te vermijden zal de wrakingskamer het onderhavige verzoek tot verschoning toewijzen. De wrakingskamer gaat er daarbij vanuit dat de hoofdzaak vervolgens zal worden verwezen naar een andere rechtbank. Beslissing: De rechtbank: - wijst het verzoek tot verschoning van mr. [X] toe en bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot verschoning; - beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 518, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan: - mr. [X], politierechter; - de heer [Y] p/a zijn raadsman mr. M.G. Evers; - mr. [A], officier van justitie. Aldus beslist in raadkamer en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2008 door mrs. E. Timmermans, C.C. Dedel-van Walbeek en A.H. Bergman, in tegenwoordigheid van J. Kriense Lokker als griffier