Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD5609

Datum uitspraak2008-06-25
Datum gepubliceerd2008-06-30
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/5783 ZW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Ziekmelding vanuit WW-uitkering. Niet meer ongeschikt voor zijn arbeid. Onder “zijn arbeid” moet worden verstaan elk van de bij de eerdere WAO-beoordeling geselecteerde functies afzonderlijk, waaronder de functie van medewerker teleservices.


Uitspraak

06/5783 ZW Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 17 augustus 2006, 05/9244 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: [Betrokkene], en appellant. Datum uitspraak: 25 juni 2008 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Namens betrokkene heeft mr. L. Faouzi, advocaat te Zoetermeer, een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 mei 2008. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door J.M.W. Beers. Betrokkene is niet verschenen. II. OVERWEGINGEN 1. Naar aanleiding van het verweerschrift merkt de Raad in de eerste plaats op dat het hoger beroep - gelet op de datum van verzending van de aangevallen uitspraak - tijdig is ingesteld. 2.1. Betrokkene is op 2 oktober 2000 wegens schouderklachten uitgevallen voor haar werk als ziekenverzorgende. Met ingang van 1 oktober 2001 is haar een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. Deze uitkering is met ingang van 26 maart 2002 ingetrokken. 2.2. Betrokkene heeft zich op 9 september 2003, toen zij een werkloosheidsuitkering ontving, onder meer wegens (toegenomen) schouderklachten weer arbeidsongeschikt gemeld. Aan betrokkene is met ingang van 8 oktober 2003 geen uitkering ingevolge de WAO toegekend, omdat zij in gangbare functies - onder meer de onder de Sbc-code 317012 vermelde functie van verkoper groothandel (medewerker teleservices) - een zodanig inkomen kon verdienen dat zij niet arbeidsongeschikt was in de zin van de WAO. Tegen de terzake afgegeven beslissing is geen rechtsmiddel aangewend. 2.3. Betrokkene heeft zich op 17 maart 2005, vanuit een uitkeringssituatie ingevolge de Werkloosheidswet, wegens psychische klachten weer ziek gemeld. Zij is op 20 juni 2005 op het spreekuur geweest van een verzekeringarts, die haar met ingang van deze datum niet ongeschikt achtte voor voormelde functie van medewerker teleservices. 3. Bij besluit van 24 juni 2005 is aan betrokkene meegedeeld dat zij met ingang van 20 juni 2005 geen recht meer had op ziekengeld. 4. Bij besluit van 10 november 2005 (het bestreden besluit) is het bezwaar van betrokkene tegen voormeld besluit van 24 juni 2005 ongegrond verklaard. 5.1. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen onzorgvuldig te achten en is tot de conclusie gekomen dat betrokkene op medische gronden in staat moest worden geacht op en na 20 juni 2005 arbeid in de functie van medewerker teleservices te verrichten. 5.2. Naar het oordeel van de rechtbank is voormelde functie echter niet als maatstaf voor de arbeid in de zin van artikel 19 van de Ziektewet (ZW) te hanteren, omdat betrokkene geen VMBO-diploma heeft, dat in die functie is vereist. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat, in aanmerking genomen de hier aan te leggen maatstaf - te weten elk van de in het kader van de eerdere WAO-beoordeling geselecteerde functies - deze functies in alle opzichten te duiden moeten zijn als passende arbeid, met inbegrip van opleidingseisen. Een functie, waarin aan de opleiding een vereiste is gesteld waaraan betrokkene niet voldoet is naar het oordeel van de rechtbank niet te duiden. De rechtbank heeft het bestreden besluit dan ook wegens strijd met artikel 19, eerste lid, van de ZW vernietigd. 6. Het hoger beroep is gericht tegen het onder 5.2 vermelde oordeel van de rechtbank. 7. De Raad kan zich met het oordeel van de rechtbank niet verenigen. Volgens vaste jurisprudentie van de Raad dient in dit geval onder “zijn arbeid” in de zin van artikel 19 van de Ziektewet te worden verstaan elk van de bij de eerdere WAO-beoordeling per 8 oktober 2003 geselecteerde functies afzonderlijk, waaronder meergenoemde functie van medewerker teleservices. In rechte staat vast dat voormelde, onder de Sbc-code 317012 genoemde functie destijds, ook wat betreft de daarbij gestelde diploma-eis, voor betrokkene passend was. In het kader van het onderhavige geding kan de passendheid van deze functie als zodanig derhalve niet meer ter discussie staan. 8. Gelet op hetgeen onder 5.1 tot en met 7 is overwogen dient de aangevallen uitspraak te worden vernietigd en het inleidend beroep alsnog ongegrond te worden verklaard. 9. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Vernietigt de aangevallen uitspraak; Verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en T. Hoogenboom en J.F. Bandringa als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van E.M. de Bree als griffier, uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2008. (get.) Ch. van Voorst. (get.) E.M. de Bree. RB