Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD5779

Datum uitspraak2008-06-20
Datum gepubliceerd2008-06-30
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/898012-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

De politierechter is van oordeel dat uit de jurisprudentie van de Hoge Raad (NJ 2003, 725) volgt dat niet alleen de dubbele strafbaarheid bepaald dient te worden ten tijde van de beslissing van de omzettingsrechter, maar dat dan tevens ook bij de bepaling van de straf medebepalend is de op dat moment geldende maximumstraf, in casu een maximumstraf van zes jaar (invoer van grote hoeveelheden) ingevolge artikel 11 Opiumwet nieuw.


Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND Parketnummer : 04/898012-07 uitspraak d.d. : 20 juni 2008 TEGENSPRAAK UITSPRAAK van de politierechter te Roermond, in de zaak tegen: naam : [verdachte] voornamen : [voornamen verdachte] geboren op : [geboortedatum + -plaats verdachte] adres : [adres verdachte] plaats : [woonplaats verdachte] thans verblijvende in vrijheid. 1. Het onderzoek van de zaak Deze uitspraak is gedaan naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 13 juni 2008. 2. De vordering van de officier van justitie De vordering d.d. 8 januari 2008 van de officier van justitie houdt in dat de politierechter verlof verleent tot tenuitvoerlegging in Nederland van de beslissing van the Court of Appeal Criminal Division van 17 januari 2007. De officier van justitie heeft ter zitting geconcludeerd tot bewilliging in de tenuitvoerlegging en tot omzetting van de opgelegde gevangenisstraf in een gevangenisstraf voor de duur van 1885 dagen met aftrek van de tijd die veroordeelde reeds in detentie in Groot-Brittannië en Nederland heeft doorgebracht waarvan 180 dagen gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. 3. het standpunt van de verdediging De verdediging heeft verzocht tot bewilliging in de tenuitvoerlegging en tot omzetting van de opgelegde gevangenisstraf in een straf die maximaal gelijk is aan de detentie die de veroordeelde thans reeds heeft ondergaan. Naar oordeel van de verdediging moet bij de bepaling van de straf uitgegaan worden van de toepasselijke Nederlandse strafbepalingen, te weten artikel 11 van de Opiumwet (oud), zoals die op het moment van plegen van het feit gold en is er sprake van slechts een feit waarvoor cliënt is veroordeeld zodat de regel van de meerdaadse samenloop niet van toepassing is. 6. Verlof tot tenuitvoerlegging De politierechter heeft kennis genomen van de stukken, waaronder de beslissing van het Crown Court te Canterbury (Engeland) van 26 juni 2006 en van de beslissing In the Court of Appeal Criminal division, Criminal Appeal Office, Royal Courts of Justice Strand, London van 17 januari 2007. Bij deze laatste beslissing is de bij het Crown Court opgelegde gevangenisstraf van 10 jaar en 6 maanden voor 2 feiten (counts 1 and 2) vernietigd en daarvoor in de plaats gesteld voor die twee feiten een gevangenisstraf van 9 jaar en 6 maanden. Aan de voorwaarden voor de overname van de tenuitvoerlegging in Nederland van voormelde buitenlandse beslissing wordt voldaan nu: - de tenuitvoerlegging in Nederland kan geschieden krachtens voormeld verdrag; - voormelde buitenlandse beslissing voor tenuitvoerlegging vatbaar is; - betrokkene veroordeeld is tot een vrijheidsstraf; - veroordeelde op het moment van ontvangen van het verzoek tot overbrenging nog tenminste 6 maanden van de hem opgelegde vrijheidstraf diende te ondergaan; - voormelde buitenlandse beslissing is gewezen ter zake van -samengevat weergegeven- ‘Being knowingly concerned in the fraudulent evasion of a prohibition on the importation of goods, contrary to section 170(2)(b) of the Customs and Excise Management Act 1979’, gepleegd in de periode respectievelijk 15 februari 2001 en 29 januari 2004 en 30 januari 2004 en 27 oktober 2004. Het betreft de invoer van grote hoeveelheden cannabis, respectievelijk 1.473 kilo cannabis hars en 267 kilo plantaardige cannabis. Eenzelfde inbreuk op de Nederlandse rechtsorde is naar Nederlands recht eveneens strafbaar als opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A van de Opiumwet, gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 11, vierde lid, van de Opiumwet, meermalen gepleegd; - in geval van veroordeling, betrokkene naar Nederlands recht eveneens strafbaar zou zijn geweest; - veroordeelde een vaste woon- of verblijfplaats heeft in Nederland; - overigens niet is gebleken van omstandigheden die aan toelaatbaarverklaring van de tenuitvoerlegging van voormelde buitenlandse beslissing in Nederland in de weg staan. Op grond van het vorenstaande is de politierechter van oordeel dat verlof kan worden verleend tot tenuitvoerlegging. 7. De straffen en/of maatregelen De in Groot-Brittannië opgelegde straf dient te worden omgezet in een naar Nederlands recht op te leggen straf. Daartoe overweegt de politierechter het volgende. De politierechter is van oordeel dat uit de jurisprudentie van de Hoge Raad (NJ 2003, 725) volgt dat niet alleen de dubbele strafbaarheid bepaald dient te worden ten tijde van de beslissing van de omzettingsrechter, maar dat dan tevens ook bij de bepaling van de straf medebepalend is de op dat moment geldende maximumstraf, in casu een maximumstraf van zes jaar (invoer van grote hoeveelheden) ingevolge artikel 11 Opiumwet nieuw. De politierechter houdt bij de bepaling van de straf die naar Nederlands recht moet worden opgelegd rekening met de ernst van de feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, in het bijzonder met de grote hoeveelheden cannabis die zijn ingevoerd in Groot-Brittannië en het belangrijke aandeel dat veroordeelde daarbij heeft gehad, alsmede met het belang van een juiste norm¬handhaving naar Nederlandse maatstaven. Uit de documentatie blijkt tevens dat veroordeelde reeds eerder, zij het al langer geleden, voor vergelijkbaar feiten is veroordeeld en toen is veroordeeld tot een gevangenisstraf. Tevens houdt de politierechter bij de bepaling van de strafoplegging rekening met de omstandigheid dat het strafbare feit zich heeft voorgedaan in een land waar met betrekking tot de waardering van de ernst van het bewezenverklaarde feit en de straftoemeting andere normen en regels gelden en met internationale gevoeligheden dienaangaande. Voorts overweegt de politierechter dat de Nederlandse overheid er regelmatig en nadrukkelijk voor waarschuwt dat aan het plegen van strafbare feiten met betrekking tot verdovende middelen in het buitenland grote risico's zijn verbonden, gezien de veelal hogere straffen die daarvoor worden opgelegd. Door zich in Engeland aan voornoemde delict schuldig te maken heeft de veroordeelde het risico genomen daarvoor zwaarder dan in Nederland te worden gestraft, welk risico voor zijn rekening komt. De politierechter houdt tevens rekening met de persoonlijke omstandigheden van veroordeelde zoals die zijn gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting, alsmede met het feit dat veroordeelde reeds lange tijd in Groot-Brittannië ver weg van familie gedetineerd is geweest. De politierechter is van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde vrijheidsstraf. De politierechter zal een straf opleggen die er toe leidt dat veroordeelde verder op vrije voeten kan blijven. 8. Toepasselijke wetsartikelen Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen: Europees verdrag inzake overbrenging van gevonniste personen van 21 maart 1983: art. 3, 9,11; Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen: art. 31; Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 57, 91; Opiumwet art. 3, 11 (nieuw). BESLISSING De politierechter: verklaart de tenuitvoerlegging in Nederland van de rechterlijke beslissing In the Court of Appeal Criminal division, Criminal Appeal Office, Royal Courts of Justice Strand, London van 17 januari 2007 toelaatbaar; verleent verlof tot tenuitvoerlegging in Nederland van voormelde rechterlijke beslissing; legt veroordeelde een gevangenisstraf op voor de duur van 1704 dagen; beveelt dat de tijd gedurende welke veroordeelde in voorlopige hechtenis en ter executie van de hem opgelegde vrijheidsstraf in Groot-Brittannië heeft doorgebracht en de tijd gedurende welke hij met het oog op zijn overbrenging naar Nederland en uit hoofde van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen van zijn vrijheid is beroofd geweest in Nederland, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; heft op het geschorste bevel bewaring met ingang van heden. Vonnis gewezen door mr. N.J.M. Ruyters, rechter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.E. de Beukelaer als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 20 juni 2008.