Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD6124

Datum uitspraak2008-07-02
Datum gepubliceerd2008-07-02
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200707067/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 26 september 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Roermond (hierna: het college) aan [vergunninghouder] bouwvergunning verleend voor het oprichten van een aan/opbouw aan een woning aan de [locatie] te [woonplaats] (hierna: het perceel).


Uitspraak

200707067/1. Datum uitspraak: 2 juli 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak in zaak nr. 07/528 van de rechtbank Roermond van 24 augustus 2007 in het geding tussen: appellant en het college van burgemeester en wethouders van Roermond. 1. Procesverloop Bij besluit van 26 september 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Roermond (hierna: het college) aan [vergunninghouder] bouwvergunning verleend voor het oprichten van een aan/opbouw aan een woning aan de [locatie] te [woonplaats] (hierna: het perceel). Bij besluit van 27 februari 2007 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 24 augustus 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 oktober 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 1 november 2007. Het college heeft een verweerschrift ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 april 2008, waar het college, vertegenwoordigd door P.J.J.M. van Lierop, ambtenaar in dienst van de gemeente, is verschenen. 2. Overwegingen 2.1. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het besluit van 27 februari 2007 in strijd met artikel 7:9 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) is genomen, omdat hij niet over het nadere advies van de Commissie voor Beeldkwaliteit van de gemeente Roermond (hierna: de welstandscommissie) van 22 januari 2007 is gehoord. 2.1.1. Dat betoog faalt. De welstandscommissie heeft op 25 september 2006 ongemotiveerd positief over het bouwplan geadviseerd. Naar aanleiding van het door [appellant] gemaakte bezwaar heeft de welstandscommissie op 22 januari 2007 dat advies, desverzocht door de commissie van advies voor de bezwaarschriften, van een motivering voorzien, waarbij zij tevens op de opmerkingen van [appellant] is ingegaan. De rechtbank heeft in de omstandigheid dat [appellant] door de commissie van advies voor de bezwaarschriften van de gemeente Roermond niet in de gelegenheid is gesteld om op het nadere advies van 22 januari 2007 te reageren, terecht geen aanleiding gezien het besluit van 27 februari 2007 te vernietigen. Dat advies is geen na het horen aan het bestuursorgaan bekend geworden feit dat voor de op het bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kan zijn, nu het is gevraagd ter bevestiging van het naar aanleiding van een eerder aan de welstandscommissie gevraagd advies van 25 september 2006 door het college gegeven oordeel dat het bouwplan niet in strijd is met redelijke eisen van welstand. Het college was dan ook niet gehouden hem over het advies van 22 januari 2007 te horen. 2.2. [appellant] betoogt verder dat de rechtbank heeft miskend dat het bouwplan in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Maasoever" (hierna: het bestemmingsplan). 2.2.1. Ingevolge het bestemmingsplan rust op het perceel de bestemming "Woondoeleinden III". Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, zijn de op de plankaart 1 aangewezen gronden voor woondoeleinden III bestemd voor wonen met inbegrip van praktijkruimten en aan huis gebonden beroep of consumentverzorgend ambachtelijk bedrijf. In artikel 10, lid 2.1.3, sub b, van de beschrijving in hoofdlijnen, voor zover thans van belang, is vermeld dat de binnen de op de plankaart 1 indicatief aangegeven vlekken, welke bepalend zijn voor het externe stedenbouwkundige beeld dan wel voor de herkenbaarheid van interne structuur, bijzondere architectuurprojecten dienen te worden geprojecteerd. Dit geldt met name voor het westelijke deel van het plangebied en een aantal plaatsen aan de buurtontsluitingsweg. 2.2.2. Ook dat betoog faalt. De rechtbank heeft in hetgeen [appellant] in beroep heeft aangevoerd terecht geen grond gezien voor het oordeel dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan. De verwijzing naar de toelichting bij het bestemmingsplan en de Nota Beeldkwaliteit 2006, deel 1 en 2 van de gemeente Roermond, leidt niet tot het daarmee beoogde doel, nu deze stukken geen toetsingskader vormen bij de beantwoording van de vraag of het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan. Voor zover [appellant] ter toelichting van zijn betoog naar de beschrijving in hoofdlijnen heeft verwezen, is dat tevergeefs, reeds omdat de locatie van het perceel zich niet binnen de op de plankaart 1 indicatief aangegeven vlekken bevindt, waar bijzondere architectuurprojecten dienen te worden gerealiseerd. 2.3. Voorts betoogt [appellant] dat de rechtbank heeft miskend dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het bouwplan niet in strijd is met redelijke eisen van welstand. 2.3.1. Ook dat betoog faalt. De rechtbank heeft, nu [appellant] geen bericht heeft overgelegd van een deskundige en het aangevoerde geen grond oplevert voor het oordeel dat het advies van de welstandscommissie naar inhoud en wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont, dat het college dit niet aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen, met juistheid overwogen dat het college aan het advies van de welstandscommissie van 22 januari 2007 doorslaggevende betekenis heeft mogen toekennen. Anders dan [appellant] betoogt, is dat advies voldoende toegelicht en wordt daarin concreet ingegaan op het door hem aangevoerde. Het betoog van [appellant] dat het straatbeeld ten gevolge van het bouwplan zo kennelijk wordt geschonden, dat hij geen oordeel van een andere deskundig te achten persoon of instantie hoefde over te leggen om het advies van de welstandscommissie te kunnen bestrijden, slaagt evenmin, nu geen grond bestaat om aan te nemen dat het advies op een klaarblijkelijke misslag berust. 2.4. [appellant] betoogt ook dat de rechtbank heeft miskend dat het bouwplan in strijd is met artikel 9.1 van de bouwverordening van de gemeente Roermond (hierna: de bouwverordening). 2.4.1. Ingevolge artikel 12a, eerste lid, van de Woningwet stelt de gemeenteraad een welstandsnota vast, inhoudende beleidsregels, waarin in ieder geval de criteria zijn opgenomen die burgemeester en wethouders toepassen bij hun beoordeling: a. of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk, waarop de aanvraag om bouwvergunning betrekking heeft, in strijd zijn met redelijke eisen van welstand; b. of het uiterlijk van een bouwwerk, zowel op zichzelf als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand. Artikel VII, tweede lid, van de Wet van 18 oktober 2001 tot wijziging van de Woningwet naar aanleiding van enerzijds de evaluatie van die wet en anderzijds het project Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit (bouwvergunningsprocedure en welstandtoezicht) (hierna: de wijzigingswet), die op 1 januari 2003 in werking is getreden, luidt: "Uiterlijk 18 maanden na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel F, maakt de gemeenteraad de welstandsnota bekend, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, van de Woningwet. Tot het tijdstip van die bekendmaking, doch uiterlijk tot en met 18 maanden na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel F, blijven de bepalingen in de bouwverordening die betrekking hebben op welstand, alsmede de artikelen 12, eerste lid, en 19 van de Woningwet, gelden zoals zij golden op de dag voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel F". Artikel I, onderdeel F, van de wijzigingswet bestaat uit de formulering van hoofdstuk II, afdeling 3 van de Woningwet, te weten de artikelen 12, 12a, 12b en 12c. Ingevolge artikel 9.1, eerste lid, van de bouwverordening, zoals die bepaling ten tijde van belang luidde, wordt bij de beoordeling of een bouwwerk voldoet aan redelijke eisen van welstand, als bedoeld in artikel 12 van de Woningwet, acht geslagen op de volgende aspecten: a. de aanvaardbaarheid van het bouwwerk in relatie tot de karakteristiek van de reeds aanwezige bebouwing, de openbare ruimte, het landschap dan wel de stedenbouwkundige context; b. massa, structuur, maat en schaal, detaillering, materiaalkeuze en kleurstelling; c. samenhang in het bouwwerk of de bouwwerken voor wat betreft de onderlinge relatie tussen de samenstellende delen daarvan. 2.4.2. In 2004 heeft de raad van de gemeente Roermond de Nota Beeldkwaliteit vastgesteld. Nu ten tijde van het besluit van 27 februari 2007 een welstandsnota, als bedoeld in artikel 12a van de Woningwet, was vastgesteld en de in artikel VII, tweede lid, van de wijzigingswet gestelde termijn van 18 maanden was verstreken, golden ten tijde van dat besluit de bepalingen in de bouwverordening die betrekking hebben op welstand niet. Ten tijde van dat besluit gold artikel 9.1 van de bouwverordening derhalve niet, zodat de rechtbank met juistheid heeft overwogen dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat deze bepaling niet aan de verlening van bouwvergunning voor het bouwplan in de weg stond. 2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. W. van den Brink en mr. C.J.M. Schuyt, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, ambtenaar van Staat. w.g. Loeb w.g. Steinebach-de Wit voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2008 328-476-543.