Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD6204

Datum uitspraak2008-06-10
Datum gepubliceerd2008-07-03
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07/630388-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

opiumwet en wet wapens en munitie, bewijsoverwegingen wet wapens en munitie, strafmaatmotivering


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnr.: 07/630388-07 Uitspraak: 10 juni 2008 Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tegen [naam] geboren op [geboortedatum] ingeschreven te [verblijfplaats] Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 27 mei 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Michels, advocaat te Amersfoort. De officier van justitie, mr. G. van der Zee, heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd voor het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: (volgt telastelegging) BEWIJS Door de verdediging is als verweer gevoerd dat vrijspraak dient te volgen voor het onder 4 ten laste gelegde feit, aangezien één van de wapens niet functioneerde, terwijl voorts sprake was van een zogenaamd “vuurwerkpistool” dat onder categorie IV sub 4 van de WWM valt en waarvan het voorhanden hebben niet strafbaar is. De rechtbank verwerpt deze verweren. De rechtbank overweegt daartoe dat de verbodsbepaling in artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie (wapens van categoriëen II en III) niet vereist dat sprake is van een werkend wapen. De in de definitiebepaling van artikel 1, aanhef en onder 3°, van de Wet Wapens en Munitie gekozen bewoordingen “bestemd of geschikt” laten naar het oordeel van de rechtbank ruimte voor een zodanige lezing. Het feit dat een wapen als gevolg van een technische storing (tijdelijk) niet meer werkt, doet aan de bestemming van dat wapen als zodanig niet af. De rechtbank is voorts van oordeel dat, gelet op het bepaalde in artikel 2 van de Wet Wapens en Munitie, de aangetroffen wapens in casu wapens betreffen van categorie II van de Wet Wapens en Munitie. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat: 1. hij op tijdstippen in de periode van 1 maart 2007 tot en met 14 februari 2008 te Sibculo, gemeente Hardenberg, telkens opzettelijk heeft vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of [naam 6] en/of [naam 7] en/of [naam 8] dealers- en/of gebruikershoeveelheden speed en/of cocaïne en/of één of meer xtc-pillen, in elk geval telkens een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDA en/of N-ethyl MDA en/of MDMA en/of MDE en/of amfetamine en/of cocaïne, zijnde MDA en/of N-ethyl MDA en/of MDMA en/of MDE en/of amfetamine en/of cocaïne (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die Wet; 2. hij op 14 februari 2008 te Sibculo, gemeente Hardenberg, in een (recreatie)woning, gelegen aan Korhoen (nummer 5), opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 757 gram speed en/of 29.95 gram cocaïne en/of 16 gram MDA en/of MDMA en/of MDE en/of 3 xtc-pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of cocaïne en/of MDA en/of N-ethyl MDA en/of MDMA en/of MDE, zijnde amfetamine en/of cocaïne en/of MDA en/of N-ethyl MDA en/of MDMA en/of MDE (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die Wet; 3. hij op tijdstippen in de periode van 1 maart 2007 tot en met 14 februari 2008 te Sibculo, gemeente Hardenberg, telkens opzettelijk heeft vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan [naam 7] en/of [naam 8] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of [naam 2] enof [naam 3] (een) dealers- en/of gebruikershoeveelhe(i)den van een materiaal bevattende GHB (GammaHydroxyBoterzuur), in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bavettende GammaHydroxyBoterzuur, zijnde GammaHydroxyBoterzuur een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die Wet; 4. hij op 14 februari 2008 te Sibculo, gemeente Hardenberg, wapens van categorie II, te weten een gaspistool (merk Walther, kal.9mm) en een gasrevolver (merk Smith&Wesson, kal.9mm), voorhanden heeft gehad; 5. hij op 14 februari 2008 te Sibculo, gemeente Hardenberg, een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad. Van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. STRAFBAARHEID Het bewezene levert op: Feit 1: Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet. Feit 2: Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet. Feit 3: Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Opiumwet. Feit 4: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet Wapens en Munitie. Feit 5: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet Wapens en Munitie. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten. OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend. De rechtbank vindt in dit geval een langdurige, grotendeels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. De rechtbank rekent het de verdachte met name ernstig aan dat hij gedurende een periode van ongeveer anderhalf jaar in omvangrijke mate heeft gehandeld in drugs. Het is algemeen bekend dat drugs een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid en dat een aanmerkelijk deel van de criminaliteit direct of indirect haar oorsprong vindt in het gebruik van drugs. De handel in deze verdovende middelen vormt aldus een ernstige inbreuk op de rechtsorde. De rechtbank ziet geen aanleiding om, zoals door de verdediging is bepleit, in de straftoemeting te verdisconteren dat verdachte de drugs veelal kosteloos of tegen inkoopprijs aan vrienden en kennissen heeft verstrekt. De omstandigheid dat enkele afnemers hebben verklaard – af en toe – kosteloos of tegen inkoopprijs drugs van verdachte te hebben ontvangen, doet naar het oordeel van de rechtbank geenszins af aan het gegeven dat verdachte een aanzienlijke bijdrage in de verspreiding van (hard)drugs heeft geleverd, hetgeen de kern van het aan hem ten laste gelegde verwijt vormt. Gelet op het vorenoverwogene acht de rechtbank evenmin termen aanwezig om in te gaan op het verzoek van de verdachte tot het (deels) opleggen van Elektronisch Toezicht. Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met: - een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 16 april 2008; - een de verdachte betreffend voorlichtingsrapport d.d. 16 mei 2008 uitgebracht door de instelling voor verslavingszorg Tactus; - een de verdachte betreffend adviesrapport d.d. 22 mei 2008 uitgebracht door de stichting Reclassering Nederland. De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 13 van de Opiumwet. BESLISSING Het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar. Het onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht. Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 8 maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de stichting Reclassering Nederland, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht. Aldus gewezen door mr. L.J.C. Hangx, voorzitter, mrs. F. Koster en G.A. Versteeg, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kamp, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juni 2008.