
Jurisprudentie
BD6435
Datum uitspraak2008-06-27
Datum gepubliceerd2008-07-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
ZaaknummersAwb 08/21088 VRONTN/CM
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-07-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
ZaaknummersAwb 08/21088 VRONTN/CM
Statusgepubliceerd
Indicatie
Blijkens de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 13 juni 2008 (geregistreerd onder nummer 200803407/1) rust op de vreemdeling de rechtsplicht Nederland te verlaten. Volgens die uitspraak brengt dit mee dat van de vreemdeling kan worden verwacht dat hij actieve en volledige medewerking verleent aan het verkrijgen van concrete en verifieerbare gegevens, waaronder documenten, die nodig zijn om de beoogde uitzetting te kunnen bewerkstelligen en dat hij ook zelf de nodige, controleerbare inspanningen verricht om dergelijke gegevens te verkrijgen. Dit is slechts anders indien de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat in zijn geval sprake is van zodanige bijzondere omstandigheden dat hij niet in staat kan worden geacht gegevens als vorenbedoeld te verschaffen. De rechtbank is niet gebleken dat eiser actieve en volledige medewerking verleent dan wel inspanningen verricht om gegevens als vorenbedoeld te verkrijgen.
Eiser heeft voorts geen hem persoonlijk betreffende concrete feiten en omstandigheden gesteld waardoor hij aannemelijk heeft gemaakt dat in zijn individuele geval geen reëel zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat.
Uitspraak
RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
vreemdelingenkamer
nevenzittingsplaats Almelo
regnr.: Awb 08/21088 VRONTN/CM
uitspraak van de enkelvoudige kamer
op het beroep tegen het voortduren van de bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), toegepast ten aanzien van de vreemdeling genaamd althans zich noemende:
..,
geboren op .. te ..,
van Chinese nationaliteit,
thans verblijvende in het detentiecentrum te Alphen aan den Rijn,
justitienummer: ..,
eiser,
gemachtigde: mr. J.E. Runhaar, advocaat te Oss;
tegen
DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. J.P. Guérain, ambtenaar van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).
1. Procesverloop
Bij brief van 12 juni 2008 is beroep ingesteld tegen het voortduren van de bewaring.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan eiser en aan de rechtbank toegezonden. Eiser is in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. Eiser heeft van deze gelegenheid bij brief van 19 juni 2008 gebruik gemaakt.
Het beroep is behandeld ter zitting van 23 juni 2008. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2. Standpunten
Eiser heeft de rechtbank verzocht het beroep gegrond te verklaren, de opheffing van de bewaring te bevelen en schadevergoeding toe te kennen. Onder verwijzing naar jurisprudentie stelt eiser zich - kort gezegd - op het standpunt dat er geen reëel zicht op uitzetting is naar China.
Verweerder heeft de rechtbank verzocht het beroep ongegrond te verklaren en het verzoek om toekenning van schadevergoeding af te wijzen.
3. Overwegingen
Op 23 april 2008 is eiser in bewaring gesteld. Bij uitspraak van 16 mei 2008 heeft de rechtbank een eerder tegen de bewaring gericht beroep ongegrond verklaard. Thans staat ter beoordeling of het voortduren van de bewaring gerechtvaardigd is.
De bewaring is een tijdelijke maatregel, bedoeld om de uitzetting te bewerkstelligen. Hoewel de bewaring thans twee maanden heeft geduurd, bestaat nog zicht op vaststelling van de identiteit van eiser en afgifte van een laissez-passer (LP), hetgeen kan leiden tot daadwerkelijke uitzetting.
Met betrekking tot de vraag of sprake is van een reëel zicht op uitzetting naar China, oordeelt de rechtbank als volgt. Blijkens de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 13 juni 2008 (geregistreerd onder nummer 200803407/1) rust op de vreemdeling de rechtsplicht Nederland te verlaten. Volgens die uitspraak brengt dit mee dat van de vreemdeling kan worden verwacht dat hij actieve en volledige medewerking verleent aan het verkrijgen van concrete en verifieerbare gegevens, waaronder documenten, die nodig zijn om de beoogde uitzetting te kunnen bewerkstelligen en dat hij ook zelf de nodige, controleerbare inspanningen verricht om dergelijke gegevens te verkrijgen. Dit is slechts anders indien de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat in zijn geval sprake is van zodanige bijzondere omstandigheden dat hij niet in staat kan worden geacht gegevens als vorenbedoeld te verschaffen.
De rechtbank is niet gebleken dat eiser actieve en volledige medewerking verleent dan wel inspanningen verricht om gegevens als vorenbedoeld te verkrijgen. De rechtbank hecht hierbij tevens waarde aan het feit dat verweerder door middel van vertrekgesprekken de betreffende vreemdelingen van het belang van het verstrekken van gegevens herhaaldelijk op de hoogte stelt. Ook in het onderhavige geval hebben diverse vertrekgesprekken met eiser plaatsgevonden, laatstelijk op 19 juni 2008. Uit de hiervan opgemaakte verslagen blijkt dat eiser - nog steeds - weigert zijn medewerking te verlenen aan het invullen van een
LP-aanvraag en dat hij niet wenst terug te keren naar China. Verweerders gemachtigde heeft ter zitting aangegeven dat, hoewel eiser stelselmatig weigert mee te werken, in week 26 aan de hand van de beschikbare gegevens toch een LP-aanvraag zal worden verzonden.
De rechtbank merkt op dat de Chinese autoriteiten in 2007 en in de eerste vier maanden van 2008 weliswaar geen reisdocumenten aan Chinese vreemdelingen hebben verstrekt, doch dit betekent op zichzelf niet dat bij voorbaat moet worden aangenomen dat die autoriteiten ook niet bereid zullen zijn een reisdocument te verstrekken indien de desbetreffende vreemdeling volledige en juiste informatie verstrekt en het door hen te verrichten onderzoek niet frustreert.
Eiser heeft geen hem persoonlijk betreffende concrete feiten en omstandigheden gesteld waardoor hij aannemelijk heeft gemaakt dat in zijn individuele geval geen reëel zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraken van de ABRvS van 16 april 2007, gepubliceerd in JV 2007/242, en 13 juni 2008 (hiervoor genoemd).
Eiser kan, gelet op al het voorgaande, dan ook niet worden gevolgd in zijn betoog dat er geen zicht op uitzetting bestaat. Gelet op het vorenoverwogene kan evenmin worden gezegd dat verweerder niet voldoende voortvarendheid betracht bij de (voorbereiding van de) uitzetting van eiser.
Bij afweging van alle betrokken belangen is het voortduren van de bewaring gerechtvaardigd.
Het beroep is ongegrond. Daarom kan geen schadevergoeding worden toegekend.
4. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Keuzenkamp en in tegenwoordigheid van
mr. I.A.M. Booijink als griffier in het openbaar uitgesproken op 27-06-2008
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden: 27-06-2008