Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD6503

Datum uitspraak2008-07-08
Datum gepubliceerd2008-07-08
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/1713 WWB
Statusgepubliceerd


Indicatie

Brief is verzonden naar (geblokkeerde) postbus. Bezwaar niet-ontvankelijk verklaard op grond dat geen gronden zijn ingediend.


Uitspraak

07/1713 WWB Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 6 februari 2007, 05/4261 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlaardingen (hierna: College). Datum uitspraak: 8 juli 2008. I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. C. van der Boom, advocaat te Vlaardingen, hoger beroep ingesteld. Het College heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juni 2008. Appellant is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. S.V. Hendriksen, kantoorgenoot van mr. Van der Boom. Het College heeft zich niet laten vertegenwoordigen. Als door appellant opgeroepen getuige is gehoord [R.], verbonden aan het Administratie- en Juridisch Maatschappelijk Adviesbureau “De Schiemolen B.V.”, gevestigd te Rotterdam. II. OVERWEGINGEN De Raad gaat uit van de volgende nog van belang zijnde feiten en omstandigheden. Bij besluit van 13 april 2005 heeft het College de over de periode van 1 juli 2004 tot 1 september 2004 bij wijze van voorschot in de vorm van een renteloze geldlening verleende bijstand tot een bedrag van € 3.650,-- van appellant teruggevorderd. Namens appellant heeft [R.] voornoemd (hierna: [R.]) bij brief van 26 mei 2005 op nader aan te voeren gronden tegen dat besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 10 augustus 2005 heeft het College het bezwaar met toepassing van artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat [R.] van de hem bij brief van 17 juni 2005 geboden gelegenheid om de gronden van het bezwaar voor 17 juli 2005 aan te voeren, geen gebruik heeft gemaakt. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 10 augustus 2005 ongegrond verklaard. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. De Raad komt tot de volgende beoordeling. Ingevolge artikel 6:6, aanhef en onder a, van de Awb kan het bezwaar niet-ontvankelijk worden verklaard indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gestelde vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn. Onder de gedingstukken bevindt zich een brief, gedateerd 17 juni 2005 en gericht aan [R.], waarin deze tot 17 juli 2005 de gelegenheid krijgt om de gronden van het bezwaar aan te voeren. Naar het oordeel van de Raad is voor het doen aanvangen van de termijn als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb in de eerste plaats vereist dat de verzending van de brief waarbij de betrokkene in de gelegenheid wordt gesteld het verzuim te herstellen, vast staat dan wel voldoende aannemelijk is gemaakt. Daarbij geldt dat niet is uitgesloten dat ook langs andere weg dan die van aangetekende verzending kan worden aangetoond dan wel voldoende aannemelijk gemaakt dat verzending heeft plaatsgevonden. Blijkens de stukken worden brieven door de gemeente Vlaardingen niet aangetekend verstuurd maar beschikt de gemeente wel over een postregistratiesysteem. Uitgaande brieven worden door middel van een postboek aangeboden aan de afdeling die voor verzending zorg draagt. De brieven krijgen een handgeschreven nummer, worden van een stempel met de datum van verzending voorzien, machinaal in een envelop gedaan en ter post aangeboden. In het onderhavige geval is de brief waarbij [R.] in de gelegenheid is gesteld de gronden van het bezwaar aan te vullen, voorzien van een stempel met de datum 17 juni 2005 alsmede van een handgeschreven nummer. Nu voorts blijkt dat het desbetreffende poststuk aan de postbus van “De Schiemolen” is geadresseerd, wordt voldoende aannemelijk geacht dat de brief van 17 juni 2005 is verzonden, zodat aan het hoger vermelde vereiste is voldaan. Van de zijde van appellant is aangevoerd dat [R.] de brief van 17 juni 2005 niettemin niet heeft ontvangen. Gesteld is - voor zover van belang - dat in en rond juni 2005 de postbus van “De Schiemolen” geblokkeerd is geweest wegens een verschil van mening tussen [R.] en het postkantoor over het abonnement op de postbus. Anders dan appellant is de Raad van oordeel dat dat geen omstandigheid is die maakt dat de termijn, gesteld in de brief van 17 juni 2005, niet is aangevangen en het niet reageren op die brief verschoonbaar doet zijn. De Raad is van oordeel dat onder de gegeven omstandigheden het niet ontvangen hebben van de brief van 17 juni 2005 voor rekening en risico van [R.] en dus van appellant komt. Het lag op de weg van [R.] om het College op de hoogte te stellen van het blokkeren van de postbus. Hij had het College kunnen en moeten verzoeken post voor hemzelf c.q.“De Schiemolen B.V.” te zenden aan het feitelijke adres van die vennootschap. Uit het hiervoor overwogene volgt dat het hoger beroep faalt. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Voor een veroordeling in de proceskosten wordt geen aanleiding gezien. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door J.M.A. van der Kolk-Severijns. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A. Badermann als griffier, uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2008. (get.) J.M.A. van der Kolk-Severijns. (get.) A. Badermann. IJ