Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD6547

Datum uitspraak2008-07-01
Datum gepubliceerd2008-07-08
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsZwolle
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAwb 08/19252
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vreemdelingenbewaring / Azerbeidzjan / etnische Armeniër / zicht op uitzetting
Op vragen van de rechtbank heeft verweerder medegedeeld dat de Dienst Terugkeer & Vertrek geen uitspraak kan doen over het aantal afgegeven lp’s aan etnische Armeniërs uit Azerbeidzjan, omdat de etniciteit van vreemdelingen niet wordt geregistreerd. Ook de IND houdt een dergelijke registratie niet bij. Dit komt de rechtbank vreemd voor, nu uit brieven van verweerder van 10 juli 2003 en 7 november 2005, zoals door eiser overgelegd, blijkt dat verweerder over de lp-afgifte aan etnische Armeniërs uit Azerbeidzjan wel uitspraken heeft kunnen doen. Zo volgt uit de brief van 10 juli 2003 dat de Azerbeidzjaanse autoriteiten in de periode van september 1997 tot juli 2003 geen lp’s hebben verstrekt aan etnische Armeniërs uit Azerbeidzjan en wordt in de brief van 7 november 2005 verwezen naar een rapport van april 2004, waarin te lezen is dat de ambassade van Azerbeidzjan geen lp’s aan etnische Armeniërs afgeeft. Nu niet gebleken is dat de situatie omtrent lp-afgifte aan etnische Armeniërs uit Azerbeidzjan sedert de brief van verweerder van 7 november 2005 is gewijzigd, heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat zicht op uitzetting van eiser binnen een redelijke termijn niet ontbreekt. Het voortduren van de bewaring is dan ook onrechtmatig geworden vanaf 29 mei 2008, zijnde de datum van het instellen van het onderhavige beroep. Beroep gegrond, opheffing bewaring en toekenning schadevergoeding.


Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE nevenzittingsplaats Zwolle Sector Bestuursrecht, Enkelvoudige Kamer voor Vreemdelingenzaken Registratienummer: Awb 08/19252 Uitspraak op het beroep tegen de bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in het geding tussen: [eiser], geboren op [geboortedatum], van Azerbeidzjaanse nationaliteit, IND dossiernummer [..], thans verblijvende op de detentieboot te Dordrecht, raadsman mr. P.J. Wapperom, eiser; en De Staatssecretaris van Justitie, vertegenwoordigd door mr. C. Bijsterbosch, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), verweerder. 1. Procesverloop Eiser heeft op 29 mei 2008 beroep ingesteld tegen het voortduren van de bewaring. Het beroep strekt tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan eiser en aan de rechtbank gezonden. Eiser is in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. Het beroep is behandeld ter zitting van 12 juni 2008. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting heropend en verweerder in de gelegenheid gesteld om nadere inlichtingen te verstrekken. Verweerder heeft bij brief van 23 juni 2008 van deze gelegenheid gebruik gemaakt. De gemachtigde van eiser heeft hier bij brief van 23 juni 2008 op gereageerd. Nadat partijen toestemming hebben verleend om zonder nadere behandeling ter zitting uitspraak te doen, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten. 2. Overwegingen Op 14 april 2008 is eiser in bewaring gesteld. Bij uitspraak van 9 mei 2008 heeft de rechtbank een eerder tegen de bewaring gericht beroep ongegrond verklaard. Thans staat ter beoordeling of het voortduren van de bewaring gerechtvaardigd is. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van hem geen zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat. Zo is sinds het uitroepen van de Azerbeidzjaanse republiek nog geen laissez-passer (lp) verstrekt aan een etnische Armeniër uit Azerbeidzjan. Daar komt bij dat verweerder heeft aangegeven bij het Bureau Medische Advisering advies omtrent eiser te zullen inwinnen. Desgevraagd heeft verweerder medegedeeld dat de Dienst Terugkeer & Vertrek geen uitspraak kan doen over het aantal afgegeven lp’s aan etnische Armeniërs uit Azerbeidzjan, omdat de etniciteit van vreemdelingen niet wordt geregistreerd. Ook de IND houdt een dergelijke registratie niet bij. Dit komt de rechtbank vreemd voor, nu uit brieven van verweerder van 10 juli 2003 en 7 november 2005, zoals door eiser overgelegd, blijkt dat verweerder over de lp-afgifte aan etnische Armeniërs uit Azerbeidzjan wel uitspraken heeft kunnen doen. Zo volgt uit de brief van 10 juli 2003 dat de Azerbeidzjaanse autoriteiten in de periode van september 1997 tot juli 2003 geen lp’s hebben verstrekt aan etnische Armeniërs uit Azerbeidzjan en wordt in de brief van 7 november 2005 verwezen naar een rapport van april 2004, waarin te lezen is dat de ambassade van Azerbeidzjan geen lp’s aan etnische Armeniërs afgeeft. Nu niet gebleken is dat de situatie omtrent lp-afgifte aan etnische Armeniërs uit Azerbeidzjan sedert de brief van verweerder van 7 november 2005 is gewijzigd, heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat zicht op uitzetting van eiser binnen een redelijke termijn niet ontbreekt. Het voortduren van de bewaring is dan ook onrechtmatig geworden vanaf 29 mei 2008, zijnde de datum van het instellen van het onderhavige beroep. Het beroep zal gegrond worden verklaard en de opheffing van de bewaring zal worden bevolen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig om aan eiser ten laste van de Staat een schadevergoeding toe te kennen van € 70,-- per dag voor de dagen die eiser vanaf 29 mei 2008 heeft doorgebracht in het huis van bewaring. Dit betekent dat een schadevergoeding van € 2.310,-- zal worden toegekend. Er bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier van deze rechtbank moet vergoeden. 3. Beslissing De rechtbank - verklaart het beroep gegrond; - beveelt de opheffing van de bewaring met ingang van heden; - kent aan eiser ten laste van de Staat der Nederlanden een vergoeding toe van € 2.310,--; - veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 644,--, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechts¬persoon die deze kosten aan de griffier van deze rechtbank moet vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.M.J. Bouwman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van H. Blekkenhorst als griffier op 1 juli 2008 Afschrift verzonden op: Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. De voorzitter van de rechtbank te 's-Gravenhage beveelt de tenuitvoerlegging van de in deze uitspraak toegekende schadevergoeding ten bedrage van € 2.310,--. Aldus gedaan door mr. J.F.M.J. Bouwman, fungerend voorzitter, op 1 juli 2008.