Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD6563

Datum uitspraak2008-06-25
Datum gepubliceerd2008-07-08
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
Zaaknummers57110/HA ZA 07-160
Statusgepubliceerd


Indicatie

''(..)'' [eiseres] was eigenaresse van de woning met aanbouw, staande en gelegen te Oostburg, gemeente Sluis, aan de [adres]. ''(..)'' [gedaagde] heeft in opdracht en voor rekening van [eiseres] en haar toenmalige partner (de heer [L.[L.E.B.]) de woning uitgebreid met een aanbouw achter de woning. De offerte is gedateerd 26 augustus 2002. ''(..)'' ''(..)'' Bij notariële akte van 1 februari 2006 is de woning verkocht en geleverd aan de heer [F] en mevrouw [M]. Na levering bleek dat er onder meer sprake was van scheurvorming in de muren van de woning. ''(..)'' ''(..)'' [F] en [M] hebben een bouwkundige ingeschakeld, de heer H.A.L. de Vilder van Bouwkundig Teken- en Adviesburo De Vilder v.o.f. De heer de Vilder heeft op 16 mei 2006 een rapport uitgebracht. De conclusie van het rapport luidt: “(…) Gezien de uitvoering zonder fundering, zonder isolatie, de scheurvorming, de vervorming in het dakvlak, de niet gevolgde zwaarte van de stalen kolom, de toegepaste zinken strook, de vreemde aansluiting van de cv-leidingen, de mogelijk niet vorstvrije ligging van de cv-leidingen in het plattedak, de verkeerde/slechte afwatering, de aanwezige koudebrug, kortom de bouwtechnische en bouwfysische alsmede niet uitgevoerd volgens goed en deugdelijk vakwerk, lijkt de aanbouw niet te voldoen aan de eisen welke gesteld zouden moeten worden aan de aanbouw gedateerd september 2002. (…)” ''(...)'' [eiseres] vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van al datgene waartoe zij in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente. Zij voert daartoe aan dat, als in de hoofdzaak komt vast te staan dat de gebreken aan de woning voor haar rekening dienen te worden hersteld, [gedaagde] als verantwoordelijke aannemer/uitvoerder aansprakelijk is voor de door haar geleden schade.''(..)''


Uitspraak

Uitspraak vonnis RECHTBANK MIDDELBURG 57110 / HA ZA 07-16016 april 2008 Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 57110 / HA ZA 07-160 Vonnis van 25 juni 2008 in de zaak van [eiseres in vrijwaring], wonende te Oostburg, eiseres in vrijwaring, procureur mr. H.A.C. Klein Hesselink, tegen [gedaagde in vrijwaring], wonende te Moerbeke, gedaagde in vrijwaring, procureur mr. A.A.J. Maat. De procedure Het verloop van de procedure blijkt uit: de dagvaarding; de conclusie van antwoord in vrijwaring; het proces-verbaal van comparitie van 5 september 2007, tezamen met de hoofdzaak (nr. 06-408) gehouden; de conclusie na comparitie van partijen in vrijwaring aan de zijde van [gedaagde]; de conclusie na comparitie van partijen in vrijwaring aan de zijde van [eiseres]; de nadere conclusie na comparitie van partijen in vrijwaring aan de zijde van [gedaagde]. De feiten [eiseres] was eigenaresse van de woning met aanbouw, staande en gelegen te Oostburg, gemeente Sluis, aan de [adres]. [gedaagde] heeft in opdracht en voor rekening van [eiseres] en haar toenmalige partner (de heer [L.[L.E.B.]) de woning uitgebreid met een aanbouw achter de woning. De offerte is gedateerd 26 augustus 2002. Bij notariële akte van 1 februari 2006 is de woning verkocht en geleverd aan de heer [F] en mevrouw [M]. Na levering bleek dat er onder meer sprake was van scheurvorming in de muren van de woning. [F] en [M] hebben een bouwkundige ingeschakeld, de heer H.A.L. de Vilder van Bouwkundig Teken- en Adviesburo De Vilder v.o.f. De heer de Vilder heeft op 16 mei 2006 een rapport uitgebracht. De conclusie van het rapport luidt: “(…) Gezien de uitvoering zonder fundering, zonder isolatie, de scheurvorming, de vervorming in het dakvlak, de niet gevolgde zwaarte van de stalen kolom, de toegepaste zinken strook, de vreemde aansluiting van de cv-leidingen, de mogelijk niet vorstvrije ligging van de cv-leidingen in het plattedak, de verkeerde/slechte afwatering, de aanwezige koudebrug, kortom de bouwtechnische en bouwfysische alsmede niet uitgevoerd volgens goed en deugdelijk vakwerk, lijkt de aanbouw niet te voldoen aan de eisen welke gesteld zouden moeten worden aan de aanbouw gedateerd september 2002. (…)” [F] en [M] hebben [eiseres] bij brief van 7 juni 2006 aansprakelijk gesteld voor de door hen als gevolg van de tekortkoming geleden schade. Bij dagvaarding d.d. 24 augustus 2006 hebben [F] en [M] [eiseres] in rechte betrokken. [eiseres] heeft bij incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring gesteld dat niet zij maar [gedaagde] de schade dient te dragen. Deze rechtbank heeft bij vonnis d.d. 10 januari 2007 [eiseres] toestemming gegeven [gedaagde] in vrijwaring op te roepen, hetgeen heeft geleid tot de onderhavige procedure. Het geschil [eiseres] vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van al datgene waartoe zij in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente. Zij voert daartoe aan dat, als in de hoofdzaak komt vast te staan dat de gebreken aan de woning voor haar rekening dienen te worden hersteld, [gedaagde] als verantwoordelijke aannemer/uitvoerder aansprakelijk is voor de door haar geleden schade. [gedaagde] betwist dat er sprake is van gebreken in de door hem verrichte werkzaamheden. Indien al sprake is van gebreken, stelt [gedaagde] dat hij daar niet aansprakelijk voor is. De beoordeling Het betreft een internationale zaak. De rechtbank stelt voorop dat volgens artikel 5, eerste lid onder a van de EEX-verordening en artikel 6 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) geldt dat de rechter van een lidstaat rechtsmacht heeft indien de verbintenis uit overeenkomst in die lidstaat is uitgevoerd. Nu de werkzaamheden aan de woning in Nederland zijn uitgevoerd komt op grond van voornoemde regel de Nederlandse rechter rechtsmacht toe. Omdat het onroerend goed zich bevindt in Oostburg, is de rechtbank Middelburg bevoegd. Het betreft hier een overeenkomst terzake een onroerend goed dat gelegen is in Oostburg, zodat op grond van artikel 4 van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (het EVO) het Nederlands recht van toepassing is. Bij conclusie na comparitie van partijen in vrijwaring heeft [gedaagde] in aansluiting op zijn eerdere verweer aangevoerd dat de vordering van [eiseres] is verjaard. De rechtbank is van oordeel dat dit verweer te laat is, zodat dit verweer wordt verworpen. Bij gelegenheid van de comparitie van partijen is vast komen te staan dat [gedaagde] de zorg had voor de fundering van de aanbouw. Nu dit als oorzaak voor de scheurvorming wordt gesteld, zal de rechtbank enkel dit punt beoordelen. De Vilder heeft een rapport opgemaakt in opdracht van [F] en [M] en dit rapport is ok ingebracht in deze procedure. De rechtbank zal, nu gesteld noch gebleken is dat het door De Vilder opgemaakte rapport niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet, dit rapport als uitgangspunt hanteren. [gedaagde] heeft immers slechts inhoudelijk verweer gevoerd in die zin dat hij de conclusies van De Vilder weerspreekt. Het verweer van [gedaagde] dat hij slechts heeft gedaan wat volgens de offerte overeengekomen is en aan de hand van een bouwtekening heeft gewerkt die de heer [L.E.B.] had verstrekt, wordt gepasseerd. Immers, op [gedaagde] rust als aannemer de plicht de opgedragen werkzaamheden deugdelijk te verrichten. De opdracht was een aanbouw te realiseren en dit dient vakkundig te gebeuren. Het ligt op zijn weg ervoor zorg te dragen dat dat ook gebeurt. Daarbij is niet relevant of de opdrachtgever expliciet opdracht heeft gegeven bepaalde bouwkundige aspecten aan te brengen dan wel akkoord gaat met bouwtechnisch onjuiste werkzaamheden. Bij gelegenheid van de comparitie heeft De Vilder verklaard dat de fundering van de aanbouw dient te bestaan uit een plaat met daaronder een vorstrand. De vorstrand dient om effect te hebben minimaal 60 centimeter dik te zijn en de buitenkant van de fundering dient gelijk te zijn aan de buitenkant van de muur. [gedaagde] heeft niet (gemotiveerd) betwist dat deze vereisten noodzakelijk zijn voor een goede fundering. Hij heeft ter zitting enkel verklaard dat de door hem aangebrachte vorstrand 32 centimeter dik is en dat deze iets naar binnen is aangebracht in plaats van gelijk met de buitenmuur, wat door de opdrachtgever akkoord bevonden is. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd heeft onderbouwd dat de door hem aangebrachte fundering voldoende was om het gewenste effect te sorteren. De verzakking van de aanbouw (en daardoor het scheuren van de muren) kan alleen veroorzaakt kan zijn door het ontbreken van een deugdelijke fundering, aldus De Vilder. [gedaagde] heeft geen andere oorzaak kunnen aanwijzen, zodat de rechtbank hiervan uit zal gaan. De Vilder heeft ter zitting verklaard dat een fundering met plaat en vorstrand (indien op de juiste wijze aangebracht) een lichte zetting zal geven. De nieuwe muur is tandsgewijs aan de oude muur gezet en daarom had – om de zetting te ondervangen – een dilitatievoeg van elastische kit aangebracht moeten worden. Dat is volgens De Vilder niet gebeurd, zodat de muur ook daardoor is gaan scheuren. [gedaagde] heeft verklaard dat hij niet weet hoe de oude muur aan de nieuwe muur is bevestigd. Hij heeft wel aan de buitenkant een naad opnieuw gevoegd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd weersproken dat de scheurvorming is ontstaan door het ontbreken van een deugdelijke fundering en het ontbreken van een (werkende) voeg. Dat leidt ertoe dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die daaruit voortvloeit. [gedaagde] heeft nog verzocht om voortzetting van de comparitie van partijen, maar de rechtbank wijst dit verzoek af. De situatie is na de gehouden comparitie van partijen niet gewijzigd en een tweede mondelinge behandeling is derhalve niet aangewezen. Partijen hebben hun standpunten tijdens de comparitie en in de conclusie nadien voldoende kunnen toelichten. [gedaagde] heeft tevens een bewijsaanbod gedaan van zijn stellingen in het algemeen, doch hij heeft ter onderbouwing van de stellingen niets aangevoerd dat een begin van vermoeden van juistheid van zijn stellingen inhoudt, zodat het bewijsaanbod wordt gepasseerd. Daar komt bij dat het concrete bewijsaanbod ziet op zijn stelling dat de overige partijen reeds eerder bekend waren met de gebreken, maar daarover is reeds overwogen dat dit verweer te laat is, zodat ook om die reden niet toegekomen kan worden aan het bewijsaanbod. Gelet op het vorenoverwogene is [gedaagde] aansprakelijk voor de schade die [eiseres] lijdt als gevolg van de ondeugdelijke aanbouw. Deze schade zal gelijk zijn aan de schade die in de schadestaatprocedure (die zal volgen tussen [F] en [M] en [eiseres]) wordt vastgesteld. De vordering van [eiseres] is dan ook in die zin toewijsbaar. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, inclusief de gevorderde rente nu [gedaagde] daar geen verweer tegen heeft gevoerd. De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van [eiseres] op: - dagvaarding € 170,32 - salaris procureur € 1.130,-- (2,5 punt × tarief € 452,--). De beslissing De rechtbank veroordeelt [gedaagde] tot betaling van al datgene waartoe [eiseres] in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld; veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding welke aan de zijde van [eiseres] tot aan dit moment worden begroot op € 170,32 wegens overige verschotten en € 1.130,-- wegens procureurssalaris, te vermeerderen met de wettelijke rente; verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad; wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kuypers en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2008