Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD6677

Datum uitspraak2008-07-08
Datum gepubliceerd2008-07-09
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13/518070-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het bewezenverklaarde levert op: 1 subsidiair: overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, en 2: overtreding van artikel 30 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen De rechtbank veroordeelt verdachte • ter zake van de eerste bewezenverklaarde overtreding tot een geldboete ter hoogte van € 500,- Beveelt dat deze geldboete niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast. Stelt daarbij een proeftijd van één jaar vast. • ter zake van de tweede bewezenverklaarde overtreding tot een geldboete ter hoogte van € 320,- Beveelt dat ook deze geldboete niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast. Stelt daarbij eveneens een proeftijd van één jaar vast.


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM Parketnummer: 13/518070-06 Datum uitspraak: 8 juli 2008 op tegenspraak VERKORT VONNIS van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980, ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], ter zitting heeft verdachte verklaard nog voor de datum van de uitspraak te zullen zijn verhuisd naar het adres [adres]. De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 juni 2008. 1. Telastelegging Aan verdachte is telastegelegd dat 1. zij op of omstreeks 25 juni 2006 te Amsterdam, als bestuurder van een personenauto, daarmede rijdende over de weg, de Kloveniersburgwal en/of de kruising van de Kloveniersburgwal met de Staalstraat zich zodanig, te weten zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer], die op dat moment ongeveer 29 weken zwanger was) zwaar lichamelijk letsel, te weten een buiktrauma werd toegebracht, waardoor de baby van voornoemde [slachtoffer] (met een spoedkeizersnede) (gezond) is geboren en (vervolgens) is komen te overlijden; bestaande dat gedrag hieruit: zij, verdachte, heeft toen aldaar, gereden over de Kloveniersburgwal, komende uit de richting van de Amstel en gaande in de richting van de Nieuwmarkt - terwijl zij met de (verkeerssituatie) ter plaatse (zeer) (goed) bekend was - zij, verdachte, is een (snelheidsverlagende) verkeersdrempel gepasseerd en/of is (vervolgens) gekomen op de kruising van de Kloveniersburgswal met de Staalstraat, waar een in haar richting gekeerd, althans voor het verkeer in haar (rij)richting geldend bord overeenkomstig model B6 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst (inhoudende 'verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg') en/of waar in haar (rij)richting op het wegdek haaientanden waren gelegen; zij, verdachte, heeft zich niet (tijdig en/of voldoende) vergewist en/of is zich niet (tijdig en/of voldoende) blijven vergewissen dat de kruising vrij was, immers is verdachte (met (nagenoeg) onverminderde snelheid) voornoemde kruising opgereden, waarbij zij, verdachte, een op voornoemde kruising rijdende fietsster (voornoemde [slachtoffer]), welke gezien verdachtes (rij)richting van rechts naar links op voornoemde kruising reed, althans zich daar bevond, geen voorrang heeft verleend, althans heeft verdachte voornoemde fietsster niet laten voorgaan; verdachte is (vervolgens) met de voorkant van de door haar bestuurde personenauto tegen voornoemde fietsster aangereden en/of aangebotst, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] op het wegdek is (komen te) (ge)vallen; hierdoor werd aan die [slachtoffer] bovenomschreven zwaar lichamelijk letsel toegebracht; (artikel 6 Wegenverkeerswet 1994) Subsidiair: zij op of omstreeks 25 juni 2006 te Amsterdam als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Kloveniersburgwal en/of de kruising van de Kloveniersburgwal met de Staalstraat, zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt; bestaande dat gedrag hieruit: zij, verdachte, heeft toen aldaar, gereden over de Kloveniersburgwal, komende uit de richting van de Amstel en gaande in de richting van de Nieuwmarkt - terwijl zij met de (verkeerssituatie) ter plaatse (zeer) (goed) bekend was - zij, verdachte, is een (snelheidsverlagende) verkeersdrempel gepasseerd en/of is (vervolgens) gekomen op de kruising van de Kloveniersburgswal met de Staalstraat, waar een in haar richting gekeerd, althans voor het verkeer in haar (rij)richting geldend bord overeenkomstig model B6 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst (inhoudende 'verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg') en/of waar in haar (rij)richting op het wegdek haaientanden waren gelegen; zij, verdachte, heeft zich niet (tijdig en/of voldoende) vergewist en/of is zich niet (tijdig en/of voldoende) blijven vergewissen dat de kruising vrij was, immers is verdachte (met (nagenoeg) onverminderde snelheid) voornoemde kruising opgereden, waarbij zij, verdachte, een op voornoemde kruising rijdende fietsster (voornoemde [slachtoffer]), welke gezien verdachtes (rij)richting van rechts naar links op voornoemde kruising reed, althans zich daar bevond, geen voorrang heeft verleend, althans heeft verdachte voornoemde fietsster niet laten voorgaan; verdachte is (vervolgens) met de voorkant van de door haar bestuurde personenauto tegen voornoemde fietsster aangereden en/of aangebotst, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] op het wegdek is (komen te) (ge)vallen; (artikel 5 Wegenverkeerswet 1994) De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; 2. zij op of omstreeks 25 juni 2006 te Amsterdam, althans in Nederland, als degene aan wie voor een motorrijtuig (personenauto) het kenteken [kenteken] was opgegeven, en waarvoor een kentekenbewijs was afgegeven, niet een verzekering overeenkomstig de Wet Aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen had gesloten en in stand gehouden; (artikel 30 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen) De rechtbank leest het in de tweede regel van het onder 1 primair en subsidiair telastegelegde vermelde “Kloverniersburgwal” als “Kloveniersburgwal”, aangezien hier sprake is van een kennelijke misslag. Door de verbetering van deze misslag wordt verdachte niet in haar verdediging geschaad. 2. Voorvragen De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 3. Waardering van het bewijs 3.1. Ten aanzien van het onder 1 primair telastegelegde feit overweegt de rechtbank het volgende. Onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte schuld aan het ongeval heeft gehad in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994. De snelheid waarmee verdachte heeft gereden staat niet vast, maar kan gelet op de wel vaststaande feiten en omstandigheden niet hoog zijn geweest, zo concluderen ook de deskundigen die de verkeersongevalsanalyse hebben gedaan. Verdachte was niet onder invloed van drank of verdovende middelen. Evenmin staat vast met welke snelheid en op welke wijze de vrouw op haar fiets heeft gereden. Verdachte heeft verklaard dat zij de fietster niet heeft zien aankomen. De getuige [getuige 1], die eerder tegenover de politie had verklaard dat zij de auto had zien aankomen en vond dat de auto hard reed op die plaats, heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard dat de auto heeft geremd voor de haaientanden maar dat zij de feitelijke aanrijding niet heeft gezien. De raadsvrouw heeft ter zitting aangevoerd dat deze getuige vanuit haar positie op het terras van café De Staalmeesters de auto niet heeft kunnen zien aankomen. Alles overziende acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair telastegelegde misdrijf heeft begaan, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. 3.2. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair en 2 telastegelegde overtredingen heeft begaan, te weten dat zij 1 subsidiair: op 25 juni 2006 te Amsterdam als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende op de Kloveniersburgwal en de kruising van de Kloveniersburgwal met de Staalstraat, zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt; bestaande dat gedrag hieruit: zij, verdachte, heeft toen aldaar, gereden over de Kloveniersburgwal, komende uit de richting van de Amstel en gaande in de richting van de Nieuwmarkt - terwijl zij met de verkeerssituatie ter plaatse goed bekend was - zij, verdachte, is een snelheidsverlagende verkeersdrempel gepasseerd en is vervolgens gekomen op de kruising van de Kloveniersburgswal met de Staalstraat, waar een in haar richting gekeerd bord overeenkomstig model B6 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst en waar in haar rijrichting op het wegdek haaientanden waren gelegen; zij, verdachte, heeft zich er niet tijdig en/of voldoende van vergewist dat de kruising vrij was, immers is verdachte met nagenoeg onverminderde snelheid voornoemde kruising opgereden, waarbij zij, verdachte, een op voornoemde kruising rijdende fietsster, [slachtoffer], die gezien verdachte’s rijrichting van rechts naar links op voornoemde kruising reed, geen voorrang heeft verleend; verdachte is vervolgens met de voorkant van de door haar bestuurde personenauto tegen voornoemde fietsster aangereden, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] op het wegdek is gevallen; 2. op 25 juni 2006 te Amsterdam, als degene aan wie voor een motorrijtuig (personenauto) het kenteken [kenteken] was opgegeven, en waarvoor een kentekenbewijs was afgegeven, niet een verzekering overeenkomstig de Wet Aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen had gesloten en in stand gehouden. Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in haar verdediging geschaad. 4. Het bewijs De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. 5. De strafbaarheid van de feiten De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. 6. De strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar. 7. Motivering van de straffen De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten, te weten a) het onder 1 primair telastegelegde misdrijf en b) de onder 2 telastegelegde overtreding, zal worden veroordeeld tot: a) een werkstraf voor de duur van veertig uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vier maanden met een proeftijd van twee jaar, en b) een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 320,- , bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 6 dagen, met een proeftijd van één jaar. De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. Verdachte heeft met haar auto een vrouw op een fiets aangereden. Verdachte reed op dat moment op een zeer onoverzichtelijke kruising van de Kloveniersburgwal met de smalle Staalstraat. Uit deze straat kunnen plotseling fietsers tevoorschijn komen. Verkeer op de Kloveniersburgwal wordt op de gevaarlijke situatie geattendeerd door een verkeersdrempel en haaientanden. Verdachte is niet voorzichtig genoeg geweest en heeft verklaard dat zij de van rechts komende vrouw, aan wie zij voorrang had moeten geven, pas heeft gezien toen het te laat was. De vrouw was 29 weken zwanger en is heel ongelukkig ten val gekomen. Nog diezelfde middag is zij door middel van een keizersnede bevallen, maar de baby is kort na de geboorte overleden. Verdachte had niet tijdig haar verzekeringspremie betaald, zodat de auto ten tijde van het ongeval niet meer verzekerd was. De rechtbank weegt ten voordele van verdachte het volgende mee. Verdachte is niet eerder veroordeeld wegens een misdrijf of overtreding. Het heeft lang geduurd voordat de zaak ter zitting werd aangebracht, de oorzaak hiervan lag mede in de duur van het gerechtelijk vooronderzoek. Het ongeval is inmiddels bijna twee jaar geleden gebeurd en de telastegelegde overtreding (feit 2) is al bijna verjaard. Verdachte heeft zich het ongeval al die tijd erg aangetrokken. Ook is ter zitting duidelijk geworden dat verdachte tot op de dag van vandaag diep gebukt gaat onder de gebeurtenis en zich de verdrietige afloop zeer aantrekt. Zij heeft contact gezocht met het slachtoffer en haar man en heeft haar spijt betuigd. De rechtbank houdt voorts rekening met de persoonlijke en financiële situatie van verdachte. Na een periode, waarin verdachte regelmatig werd mishandeld, zijn verdachte en de vader van haar kind uiteen gegaan. Zij staat aan de rand van een faillissement, na de gedwongen verkoop van haar woning. Haar moeder heeft de zorg voor haar zoontje. De vader van haar kind draagt niet bij aan het onderhoud. Sinds twee weken heeft verdachte een baan. Binnen enkele dagen zal zij naar een nieuw adres verhuizen. De raadsvrouw heeft verzocht verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf. Daarvoor ziet de rechtbank echter geen aanleiding. De feiten, zoals door de rechtbank vastgesteld, zijn gepleegd en een sanctie dient te volgen. De rechtbank zal aan verdachte voor beide overtredingen een geldboete opleggen. De rechtbank zal echter, gelet op de financiële situatie van verdachte en rekening houdende met hetgeen zij hierboven heeft overwogen, beide boetes geheel voorwaardelijk opleggen, onder het vaststellen van een proeftijd voor de duur van één jaar. 8. Toepasselijke wettelijke voorschriften De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 62 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 30 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen. De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing. 9. Beslissing Verklaart het onder 1 primair telastegelegde misdrijf niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair en 2 telastegelegde overtredingen heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven. Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op: 1 subsidiair: overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 en 2: overtreding van artikel 30 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen De rechtbank veroordeelt verdachte • ter zake van de eerste bewezenverklaarde overtreding tot een geldboete ter hoogte van € 500,- (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 10 dagen. Beveelt dat deze geldboete niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast. Stelt daarbij een proeftijd van één jaar vast. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt. • ter zake van de tweede bewezenverklaarde overtreding tot een geldboete ter hoogte van € 320,- (driehonderdtwintig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 6 dagen. Beveelt dat ook deze geldboete niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast. Stelt daarbij eveneens een proeftijd van één jaar vast. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt. Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. van Dijk, voorzitter, mrs. A.M. Ruige en Q.R.M. Falger, rechters, in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 juli 2008.