Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD6679

Datum uitspraak2008-06-10
Datum gepubliceerd2008-07-09
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13/101579-97
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte.


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM Parketnummer: 13/101579-97 Datum uitspraak: 10 juni 2008 op tegenspraak VERKORT VONNIS van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1954, ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres]. De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van heden. 1. Telastelegging Aan verdachte is telastegelegd dat zij op of omstreeks 1 augustus 1997 te Amsterdam aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken/verbrijzelde enkel en/of een opengereten knie en/of een of meer kneuzingen en/of ontvellingen en/of (schaaf)wonden, heeft toegebracht, door toen en daar als bestuurster van een metrotrein opzettelijk de zogenoemde 'overbruggingsknop' van die metrotrein in te drukken en/of ingedrukt te houden en/of (vervolgens) opzettelijk een of meermalen met die metrotrein te gaan (op)rijden en/of te blijven doorrijden en/of die metrotrein opzettelijk niet tot stilstand te brengen en/of opzettelijk de deuren van die metrotrein niet te openen, zulks terwijl zij, verdachte, op een (in de cabine van die metrotrein aanwezige) monitor had gezien dat een persoon, voornoemde [slachtoffer], vastzat tussen de (gedeeltelijk) gesloten deuren van die metrotrein (en derhalve die [slachtoffer] opzettelijk met die metrotrein heeft meegesleurd); (art 302 Wetboek van Strafrecht) Subsidiair: zij op of omstreeks 1 augustus 1997 te Amsterdam grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig als bestuurster van een metrotrein, terwijl zij, verdachte, op een (in de cabine van die metrotrein aanwezige) monitor had gezien dat een persoon, genaamd [slachtoffer], vastzat tussen de (gedeeltelijk) gesloten (toegangs)deuren van die metrotrein, geen gevolg heeft gegeven aan het niet branden, althans gaan oplichten van de zogenoemde 'groene lus' (zijnde groen licht dat gaat branden ten teken dat alle deuren van die metrotrein gesloten zijn en dat de metrotrein in beweging gezet kan worden), in elk geval heeft nagelaten om de reden voor het niet oplichten van die 'groene lus' te onderzoeken en/of in strijd met bij haar, verdachte, bekende voorschriften, in elk geval zonder opdracht of toestemming van de verkeersleiding van het metronet, de zogenoemde 'overbruggingsknop' heeft ingedrukt en/of ingedrukt heeft gehouden waardoor de rijblokkering van die metrotrein werd opgeheven en/of (vervolgens) een of meermalen met die metrotrein is gaan (op)rijden en/of is blijven doorrijden en/of (vervolgens of daarbij) geen, althans onvoldoende, acht heeft geslagen op gebonk en/of slaan op ramen en/of deuren van die metrotrein en/of op geroep en/of geschreeuw van die [slachtoffer] en/of (op waarschuwingen) van een of meer passagiers en/of die metrotrein niet tot stilstand heeft gebracht en/of de deuren van die metrotrein heeft geopend, in elk geval zich niet, althans onvoldoende heeft overtuigd dat die [slachtoffer] niet meer tussen de deuren van die metrotrein vastzat en/of die metrotrein niet tot stilstand heeft gebracht en/of de deuren van die metrotrein heeft geopend toen/nadat zij gebonk, in elk geval een klap hoorde, tengevolge van welk handelen en/of nalaten van haar, verdachte, die [slachtoffer] door die ((telkens) snelheid vermeerderende) metrotrein werd meegesleurd en/of ten val kwam, waardoor het aan haar, verdachtes, schuld (in de zin van artikel 308 van het Wetboek van Strafrecht) te wijten is geweest dat die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken/verbrijzelde enkel en/of een opengereten knie en/of een of meer kneuzingen en/of ontvellingen en/of (schaaf)wonden, heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van voornoemde [slachtoffer] is ontstaan; (art 308 Wetboek van Strafrecht) 2. Voorvragen Ontvankelijkheid van de officier van justitie. De vervolging van verdachte is circa 11 jaar geleden aangevangen. Sinds de vorige behandeling van de zaak op 23 mei 2000 is inmiddels 8 jaar verstreken. De redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is daarmee onwenselijk lang overschreden. Van bijzondere omstandigheden die deze overschrijding rechtvaardigen is geen sprake. De belangen van verdachte zijn door de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn ernstig geschaad. De enige sanctie die daarop kan volgen is dat de officier van justitie zijn recht tot strafvervolging verliest en niet-ontvankelijk is in zijn vervolging. De rechtbank komt op grond van het voorgaande dan ook tot de volgende beslissing. 3. Beslissing Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte. Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. van der Veen, voorzitter, mrs. P.H.A. Knol, R.A. Dudok van Heel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Spruit, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 juni 2008.