Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD6804

Datum uitspraak2008-07-04
Datum gepubliceerd2008-07-15
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/2426 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Toekenning afkoopsom op grond van artikel 18 van de Liquidatiewet Ongevallenwetten. Bijzondere omstandigheden? Hoogte afkoopsom.


Uitspraak

06/2426 WAO Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 31 maart 2006, 05/1323 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 4 juli 2008 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. J. Nijenhuis, advocaat te Heerenveen, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad op 23 mei 2008, waar partijen niet zijn verschenen. II. OVERWEGINGEN 1. Het inleidend beroep is gericht tegen het besluit van het Uwv van 26 juli 2005 (bestreden besluit), waarbij het bezwaar van appellant tegen het besluit van 30 maart 2005 tot toekenning van een afkoopsom op grond van artikel 18 van de Liquidatiewet Ongevallenwetten (LOW) van € 4.099,- ongegrond is verklaard. 2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. 3. Ook in hoger beroep heeft appellant zich op het standpunt gesteld dat het Uwv de regelgeving juist heeft toegepast. Gelet op de bijzondere omstandigheden van appellant had het Uwv echter de afkoopsom op een hoger bedrag moeten vaststellen. 4. In navolging van de rechtbank is de Raad van oordeel dat het Uwv de van toepassing zijnde dwingendrechtelijke regelgeving juist heeft toegepast. In geding is derhalve slechts de vraag of het Uwv op grond van bijzondere omstandigheden de afkoopsom op een hoger bedrag had dienen vast te stellen. Met de rechtbank beantwoordt de Raad die vraag ontkennend. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is niet gebleken. De enkele stelling van appellant dat het bedrag van de afkoopsom laag is uitgevallen, is in dat verband onvoldoende. 5. Uit het voorgaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 6. Voor een proceskostenveroordeling acht de Raad geen termen aanwezig. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en J.P.M. Zeijen en R.Kruisdijk als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Lochs als griffier, uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2008. (get.) J.W. Schuttel. (get.) M. Lochs. RB