Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD7023

Datum uitspraak2008-07-08
Datum gepubliceerd2008-07-11
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers101551 / FA RK 08-962
Statusgepubliceerd


Indicatie

Rechtsingang van het kind ingevolge artikel 1:377h tweede lid jo. 1:377g BW. Kinderen vragen de rechtbank een co-ouderschapsregeling te bepalen. Ambtshalve wijziging.


Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN Sector Civielrecht zaaknr.: 101551 / FA RK 08-962 ambtshalve beschikking d.d. 8 juli 2008 inzake de minderjarigen: * [minderjarige 1], geboren [in 1991] in de gemeente [***] en * [minderjarige 2], geboren [in 1993] in de gemeente [***]; kinderen van [moeder], wonende te [adres], verder te noemen de vrouw, en [vader], wonende te [adres]. verder te noemen de man. PROCESVERLOOP Ter griffie is op 14 april 2008 een brief ontvangen van de Kinder- en Jongerenrechtswinkel Noord-Nederland te Groningen met als bijlagen een brief van de minderjarige [minderjarige 1] d.d. 14 april 2008 en een brief van de minderjarige [minderjarige 2] d.d. 14 april 2008. De minderjarigen verzoeken de omgangsregeling tussen hen en hun vader te wijzigen. De rechtbank heeft de minderjarigen gehoord op 14 mei 2008 en op 26 juni 2008. De rechtbank heeft de zaak behandeld ter zitting met gesloten deuren van 26 juni 2008. Gehoord zijn de vrouw, de man en de heer R.C.M. Wouters namens de Raad voor de Kinderbescherming, regio Groningen en Drenthe, locatie Groningen (de Raad). RECHTSOVERWEGINGEN In deze zaak staat het volgende vast: - bij beschikking van deze rechtbank van 11 juni 2002 is de echtscheiding tussen de vrouw en de man uitgesproken, welke beschikking op 28 juni 2002 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand; - de vrouw en de man hebben het gezag over de minderjarigen; - de minderjarigen hebben het hoofdverblijf bij de vrouw; - bij beschikking van deze rechtbank d.d. 30 september 2004 is een omgangsregeling vastgesteld in die zin dat de man gerechtigd is de minderjarige kinderen van partijen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] één weekend per veertien dagen van vrijdag 17.30 uur tot dinsdagochtend bij zich te ontvangen, alsmede de helft van de vakanties, waarbij de kinderen gedurende de herfstvakantie 2004 bij de vrouw en gedurende de herfstvakantie 2005 bij de man enzovoort, gedurende de kerstvakantie 2004 de eerste week bij de vrouw en de tweede week bij de man en het volgend jaar omgekeerd, gedurende de voorjaarsvakantie 2005 bij de vrouw en gedurende de voorjaarsvakantie 2006 bij de man enzovoort, gedurende de zomervakantie 2005 de eerste drie weken bij de vrouw en de tweede drie weken bij de man en het volgend jaar omgekeerd, verblijven, en waarbij iedere confrontatie tussen partijen vermeden dient te worden. Standpunt van de minderjarigen Er is met beide ouders een goede band. Er is eerder sprake geweest van co-ouderschap; de minderjarigen verbleven toen afwisselend een week bij de man en een week bij de vrouw. De minderjarigen willen graag dat deze regeling weer gaat gelden. De ouders kunnen niet met elkaar communiceren. Standpunt van de vrouw De verstandhouding tussen de man en de vrouw is slecht. Zij communiceren niet of nauwelijks. Er loopt een traject bij Jeugdzorg. Partijen zijn uitgenodigd voor de BOR, maar dat is nog niet opgestart omdat de man niet mee wil werken. De huidige omgangsregeling waarin de jongens 10 dagen bij de vrouw en aansluitend 4 dagen bij de man zijn, verloopt goed. Er is nu rust en dat zal bij een co-ouderschapsregeling anders zijn. Immers juist bij een co-ouderschapsregeling is het van belang dat er overleg is tussen de ouders. Als de jongens deze co-ouderschapsregeling echt willen zal de vrouw zich hiertegen niet verzetten. Standpunt van de man Er is een periode van een co-ouderschapsregeling geweest. Er is echter ruzie ontstaan waarna op verzoek van de vrouw de omgangsregeling door de rechter is vastgesteld. De jongens trekken veel naar de man toe. Zij hebben hem gezegd dat ze weer een co-ouderschapsregeling willen. De man heeft de jongens vervolgens verwezen naar de Kinder- en Jongerenrechtswinkel. De man kan zich vinden in een co-ouderschapsregeling. De man is bereid mee te werken aan het BOR-traject. Beoordeling Op grond van 1:377h lid 2 jo. 1:377g BW kan de rechter, indien hem blijkt dat de minderjarige van twaalf jaar of ouder hierop prijs stelt, ambtshalve een beslissing inzake de omgangsregeling wijzigen. De minderjarigen zijn 15 en 17 jaar oud en kunnen op deze leeftijd tot op zekere hoogte geacht worden zelf invulling te geven aan de omgangsregeling. Uit de brieven en uit het verhoor van de minderjarigen is gebleken dat zij graag willen dat er een co-ouderschapsregeling komt in die zin dat zij de ene week bij hun vader en de andere week bij hun moeder verblijven. De minderjarigen realiseren zich dat hun ouders niet met elkaar communiceren maar zij verwachten dat dat een zodanige regeling niet in de weg staat. Ter zitting is gebleken dat de vrouw - met aarzeling - toestemt in een co-ouderschapsregeling, omdat de minderjarigen dat wensen. De man is voorstander van een co-ouderschapsregeling. Nu het de uitdrukkelijke wens van de minderjarigen is dat er een co-ouderschapsregeling komt, zal de rechtbank de beschikking van deze rechtbank d.d. 30 september 2004 in die zin wijzigen. Voor een co-ouderschapsregeling is het noodzakelijk dat ouders met elkaar communiceren. Het is aan de man en de vrouw om zich ervoor in te zetten dat hun onderlinge communicatie zal verbeteren opdat de door de kinderen gewenste co-ouderschapsregeling kans van slagen zal hebben. De rechtbank gaat ervan uit dat de ouders daartoe het BOR-traject zullen volgen en afronden. BESLISSING wijzigt ambtshalve de beschikking van 30 september 2004; bepaalt dat met betrekking tot de minderjarige kinderen van partijen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een co-ouderschapsregeling zal gelden, in die zin dat zij om en om één week bij de ene ouder en één week bij de andere ouder verblijven. Deze beschikking is gegeven door mr. D.A. Flinterman en uitgesproken door deze ter openbare terechtzitting van 8 juli 2008 in tegenwoordigheid van de griffier, A. den Held. De griffier deelt mede, dat partijen tegen deze beschikking in hoger beroep kunnen gaan bij het Gerechtshof te Leeuwarden. Dit beroep dient door partijen te worden ingesteld binnen drie maanden na de datum van de uitspraak. Deze datum staat in de beschikking vermeld. Voor de partij, die in deze procedure niet is verschenen, vangt de termijn van drie maanden aan na de betekening van deze beschikking aan hem/haar in persoon dan wel op het moment, waarop deze beschikking aan hem/haar op andere wijze is bekend geworden, of - voor zover het een beschikking betreft, waarbij de echtscheiding, de scheiding van tafel en bed of de ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed is uitgesproken - op het moment, waarop deze beschikking aan hem/haar op andere wijze is betekend en door plaatsing van een uittreksel daarvan in de Staatscourant openlijk bekend is gemaakt. Het beroep moet namens een partij worden ingesteld door een advocaat. Als u in aanmerking wilt komen voor door de overheid (gedeeltelijk) gefinancierde rechtsbijstand, dan kan uw advocaat daartoe namens u een verzoek indienen bij de Raad voor Rechtsbijstand. Uw advocaat kan u daaromtrent nader informeren.