
Jurisprudentie
BD7174
Datum uitspraak2008-07-03
Datum gepubliceerd2008-07-15
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/620 AW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-07-15
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/620 AW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Afwijzing verzoek om bijzondere middel van herziening toe te passen. Geen nieuw feit of nieuwe omstandigheid.
Uitspraak
07/620 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om herziening van:
[Verzoekder],
van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 7 december 2006, 05/583 AW + 05/584 AW + 05/5287 AW, op het hoger beroep van verzoeker tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 12 januari 2005, 04/389 en 04/1421 (hierna: aangevallen uitspraak)
in het geding tussen:
verzoeker
en
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: minister)
Datum uitspraak: 3 juli 2008
I. PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 7 december 2006.
Namens de minister is een verweerschrift ingediend.
Desgevraagd hebben beide partijen toestemming gegeven de behandeling van het geding ter zitting achterwege te laten.
II. OVERWEGINGEN
1. Ingevolge artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2. Bij de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd heeft de Raad geoordeeld over het besluit van de minister over de inhouding op verzoekers uitkering van onder meer de pseudo-premies voor de Werkloosheidswet (WW). De Raad heeft geoordeeld dat de minister terecht heeft geweigerd de inhouding van pseudo-premies WW te staken en in het verleden ingehouden pseudo-premies WW te restitueren.
3. De Raad ziet zich gesteld voor de beantwoording van de vraag of sprake is van door verzoeker aangevoerde nieuwe feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 8:88 Awb. De Raad overweegt als volgt.
4. Verzoeker heeft in zijn verzoek deels zijn eerder aangevoerde argumenten herhaald en deels nieuwe juridische argumenten aangevoerd.
5. De Raad stelt vast dat hetgeen verzoeker heeft aangevoerd - wat er ook van zij - geen nieuw feit of nieuwe omstandigheid betreft als hiervoor bedoeld. Volgens vaste rechtspraak is het bijzondere middel van herziening niet gegeven om - eventueel op basis van andere argumenten - een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen.
6. Gezien het vorenstaande moet worden geoordeeld dat niet is voldaan aan de in artikel 8:88 van de Awb gegeven maatstaven voor herziening van een onherroepelijke uitspraak. Het verzoek om herziening wordt dan ook afgewezen.
7. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en K.J. Kraan als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. van Berlo als griffier, uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2008.
(get.) J.C.F. Talman.
(get.) M. van Berlo.
HD