Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD7183

Datum uitspraak2008-07-14
Datum gepubliceerd2008-07-15
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers130328/KG ZA 08-237
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

De akte van levering van een onroerend goed, welke akte op 31 maart 2008 is gepasseerd ten overstaan van de notaris, wordt de volgende dag, op 1 april 2008 om 09.00 uur ingeschreven in het register van het Kadaster. Op 1 april 2008 is door de rechtbank de Schuldsaneringsregeling Natuurlijke Personen (WSNP) van toepassing verklaard op de verkoper, welke ingaat bij aanvang (00.00 uur) van die dag. De bewindvoerder beroept zich op artikel 35 lid 1 jo 313 Fw en laat de inschrijving bij het Kadaster doorhalen. Daar de door kopers op de kwaliteitsrekening van de notaris gestorte koopsom door de notaris is doorbetaald aan de hypotheekverstrekkers van de verkoper, verklaart de bewindvoerder zich bereid om aan de levering mee te werken nadat de koopsom aan hem c.q. de boedel is voldaan. Kopers zijn van mening dat zij zijn gekweten van de koopsom door betaling aan de notaris en de koopsom op 31 maart 2008, toen de verkoper nog beschikkingsbevoegd was, tot het vermogen van de verkoper is gaan behoren en de ochtend daarna om 00.00 uur in de boedel viel. Wat de notaris na 31 maart 2008 met de koopsom heeft gedaan, raakt hen niet en is een kwestie tussen de notaris en de bewindvoerder. Ten gevolge van de voorinschrijving van de koopovereenkomst is de bewindvoerder ingevolge artikel 7:3 lid 3 sub g BW gehouden om zijn medewerking te verlenen aan de levering, zo stellen kopers in kort geding. De voorzieningenrechter komt tot het oordeel dat, aangezien de voor overdracht van onroerende zaken vereiste levering op grond van artikel 3:89 BW eerst is voltooid door de inschrijving van de tussen partijen opgemaakte notariële akte in de daartoe bestemde openbare registers, dient te worden vastgesteld dat totdat deze inschrijving heeft plaatsgevonden, het door de koper op de kwaliteitsrekening gestorte bedrag ten behoeve van die koper wordt gehouden en eerst daarna in de macht van de verkoper kan worden gebracht. Zolang van die inschrijving geen sprake is, rust bij kopers het risico ten aanzien van het feit dat de koopsom zich niet langer op de kwaliteitsrekening bevindt en is overgemaakt naar de hypotheekverstrekkers van verkoper. De bewindvoerder stelt zich aldus terecht op het standpunt dat hij bevoegd is om zijn verplichting tot medewerking aan de inschrijving op te schorten.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK MAASTRICHT Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 130328 / KG ZA 08-237 Vonnis in kort geding van 14 juli 2008 in de zaak van 1.[eiser sub1], wonende te Bemelen, gemeente Margraten, 2.[eiser sub 2], wonende te Teuven, België, eisers, procureur mr. R.A.L.M. van Dooren, tegen M.M.H.J ROMPELBERG, zowel pro se als in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [belanghebbende 1] kantoor houdende te Ubachsberg, gemeente Voerendaal, wonende te Noorbeek, gemeente Margraten, gedaagde, procureur mr. M.M.H.J. Rompelberg. Partijen zullen hierna [eiser sub 1], [eiser sub 2] en Rompelberg qq genoemd worden. 1.De procedure Het verloop van de procedure blijkt uit: -de dagvaarding en de daarbij overgelegde producties -de op 24 juni 2008 door [eiser sub 1] en [eiser sub 2] overgelegde productie -de akte inbreng producties van Rompelberg qq -de op 30 juni 2008 door Rompelberg qq overgelegde producties -de op 30 juni 2008 door [eiser sub 1] en [eiser sub 2] overgelegde producties -de mondelinge behandeling -de pleitnota van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] -de pleitnota van Rompelberg qq. Ten slotte is vonnis bepaald. 2.Het geschil 2.1.Bij overeenkomst van 15 februari 2008 heeft [belanghebbende sub 1] aan [eiser sub 1] en [eiser sub 2] de onroerende zaak aan [adres] verkocht voor een koopsom van € 362.500,-. Deze overeenkomst is op 18 februari 2008 conform het bepaalde in artikel 7:3 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ingeschreven in de openbare registers van het Kadaster. 2.2.Op 31 maart 2008 is de notariële transportakte gepasseerd ten overstaan van notaris Joosten te Gulpen. Daarna heeft de notaris de akte digitaal aan het Kadaster ter inschrijving aangeboden. Ingevolge artikel 2 van de Organisatieregeling Kadaster 2008 is het Kadaster voor het ter inschrijving aanbieden van stukken opengesteld op werkdagen van 09.00 uur tot 15.00 uur. Daar het passeren van de akte eerst om 15.20 uur was afgerond, kon de inschrijving van de akte van levering dientengevolge eerst de volgende dag, op 1 april 2008 om 09.00 uur plaatsvinden. 2.3.Enige uren later op diezelfde dag, 1 april 2008, is door de rechtbank de Schuldsaneringsregeling Natuurlijke Personen (WSNP) van toepassing verklaard op [belanghebbende sub 1], met benoeming van Rompelberg qq tot bewindvoerder. Op grond van artikel 287, lid 1 van de Faillissementswet (Fw) gaat de toepassing van de schuldsaneringsregeling in bij aanvang (00.00 uur) van de dag waarop de rechter die toepassing heeft uitgesproken. Rompelberg qq heeft zich in verband daarmee op het standpunt gesteld dat [belanghebbende sub 1] op het moment van de voormelde inschrijving van de notariële transportakte niet meer beschikkingsbevoegd was over zijn vermogen en de inschrijving op grond van artikel 35 lid 1 jo 313 Fw niet geoorloofd was. Daaruit volgt aldus Rompelberg qq dat ingevolge artikel 3:89 lid 1 BW de levering niet is voltooid, het koopobject in de boedel valt en hij als bewindvoerder als enige hierover beschikkingsbevoegd is. Middels een door de notaris opgestelde verklaring van waardeloosheid heeft Rompelberg qq op 7 mei 2008 de inschrijving bij het Kadaster laten doorhalen. 2.4.Rompelberg qq heeft de notaris bij faxbrief van 1 april 2008 verzocht om de door [eiser sub 1] en [eiser sub 2] voorafgaand aan het passeren van de akte op zijn kwaliteitsrekening gestorte koopsom onder zich te houden. De notaris heeft de koopsom echter doorbetaald ter aflossing van de twee hypothecaire geldschulden van [belanghebbende sub 1]. Aan de SNS Bank is een bedrag van € 223.340,31 voldaan en aan [naam echtgenote], echtgenote van [belanghebbende sub 1], een bedrag van € 132.929,95. Rompelberg qq heeft zich op het standpunt gesteld dat dit voor risico van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] komt en heeft hen medegedeeld, dat hij wel aan de levering zal meewerken, doch dat eerst de koopsom aan hem c.q. de boedel zal dienen te worden voldaan. 2.5.[eiser sub 1] en [eiser sub 2] zijn van mening dat de schuldsaneringsregeling op grond van artikel 7:3, lid 3, sub g BW (“Vormerkung”) niet tegen hen kan worden ingeroepen en dat zij zijn gekweten van de koopsom door betaling aan de notaris, zodat Rompelberg qq gehouden is om zijn medewerking aan de levering te verlenen. Bij schrijven van 20 mei 2008 hebben zij Rompelberg qq gesommeerd om op zijn laatst op 29 mei daaropvolgend zijn bereidheid kenbaar te maken om – onvoorwaardelijk – zijn medewerking te verlenen aan de notariële levering van het pand. Rompelberg qq heeft zich weliswaar bereid verklaard om mee te werken, echter onder de conditie dat de koopsom (opnieuw) dient te worden voldaan. Indien [eiser sub 1] en [eiser sub 2] deze niet voldoen, acht hij zich gerechtigd om zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst op te schorten. 2.6.[eiser sub 1] en [eiser sub 2] vorderen op grond van het voorgaand dat het de voorzieningenrechter behage om: Primair: Rompelberg qq te veroordelen en te bevelen om op een nader door notaris mr. H.L.G.L.M. Joosten te Gulpen te bepalen datum en tijdstip voor hem te verschijnen en alsdan als bewindvoerder van [belanghebbende sub 1] te Berg en Terblijt zijn medewerking te verlenen aan het verlijden van de notariële leveringsakte met betrekking tot de onroerende zaak, gelegen aan [adres], met bepaling dat de uitspraak van de voorzieningenrechter op grond van artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van deze notariële leveringsakte; Subsidiair: idem, met aanwijzing van notaris mr. H.L.G.L.M. Joosten voornoemd als vertegenwoordiger van Rompelberg qq bij het verlijden van meergenoemde notariële leveringsakte; Meer subsidiair: Rompelberg qq te veroordelen en te bevelen om op een nader door notaris mr. H.L.G.L.M. Joosten te Gulpen te bepalen datum en tijdstip voor hem te verschijnen en alsdan als bewindvoerder van [belanghebbende sub 1] te Berg en Terblijt zijn medewerking te verlenen aan het verlijden van de notariële leveringsakte met betrekking tot de onroerende zaak, gelegen aan [adres], op straffe van hoofdelijke verbeurte door Rompelberg qq en Rompelberg pro se van een dwangsom ad EUR 10.000,- voor elke dag dat Rompelberg qq in gebreke blijft aan deze veroordeling en dit bevel te voldoen; Zowel primair, subsidiair als meer subsidiair: Met tevens veroordeling van Rompelberg qq tot betaling aan [eiser sub 1] en [eiser sub 2] van de contractuele boete ad EUR 1.087,50 per dag vanaf 30 mei 2008, berekend tot aan de dag dat aan bovengenoemde primaire, subsidiaire of meer subsidiaire veroordeling is voldaan, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf de dag van verschuldigdheid tot aan de dag van algehele betaling; Met voorts veroordeling van Rompelberg qq in de proceskosten, eveneens vermeerder met de wettelijke rente hierover, vanaf de dag dat veertien dagen na deze uitspraak zijn verstreken tot aan de dag van volledige voldoening; Tenslotte alle hierboven ingestelde vorderingen uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. 2.7.Rompelberg qq voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 3.De beoordeling 3.1.[eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben primair aangevoerd, dat zij ingevolge artikel 2 van de koopovereenkomst voorafgaand aan de levering de koopsom aan de notaris hebben voldaan door storting van het betreffende bedrag op diens kwaliteitsrekening en dat de koopsom vanaf dat moment tot het vermogen van de verkoper [belanghebbende sub 1] geacht moet te hebben behoord. Door die betaling zijn zij ten opzichte van [belanghebbende sub 1] en nadien de boedel gekweten volgens [eiser sub 1] en [eiser sub 2]. In dit verband verwijzen zij ook naar de notariële leveringsakte van 31 maart 2008, waarin is opgenomen dat verkoper hen kwitantie verleent voor de betaling van de koopprijs. Op die datum was [belanghebbende sub 1] nog beschikkingsbevoegd en heeft hij hen volledig gekweten. Daarmee staat vast dat de koopsom op 31 maart 2008 tot het vermogen van [belanghebbende sub 1] is gaan behoren en de ochtend daarna om 00.00 uur in de boedel viel. De rechtsverhouding tussen de notaris als lasthebber van de verkoper tot aanwending van de koopsom regardeert hen niet, zo stellen zij. Wat de notaris na 31 maart 2008 met de koopsom heeft gedaan, raakt hen niet en is een kwestie tussen de notaris en de bewindvoerder. Ten gevolge van de voorinschrijving van de koopovereenkomst is Rompelberg qq thans ingevolge artikel 7:3 lid 3 sub g BW gehouden om zijn medewerking te verlenen aan de levering. Deze bepaling zet artikel 35 Fw terzijde. Subsidiair beroepen [eiser sub 1] en [eiser sub 2] zich op artikel 52 Fw en stellen dat zij bevrijd zijn ten opzichte van de boedel, omdat zij op 31 maart 2008 bevrijdend hebben betaald aan [belanghebbende sub 1], zij op de dag van betaling van de koopprijs door de notaris - volgens [eiser sub 1] en [eiser sub 2] is de notaris op 1 april 2008 tot betaling overgegaan - niet op de hoogte konden zijn van de WSNP-uitspraak en omdat de boedel met die betaling in elk geval gebaat was. 3.2.Rompelberg qq stelt daarentegen, onder verwijzing naar artikel 25 van de Wet op het Notarisambt, dat het vorderingsrecht voortvloeiende uit de kwaliteitsrekening van de notaris toebehoort aan de gezamenlijke rechthebbenden en dat rechthebbend in de zin van voornoemd artikel is: a)tot het moment van de goede afloop van de overdracht: de koper (of diens toekomstige hypotheekhouder); b)daarna: de verkoper (of diens hypotheekhouder). 3.3.Deze stelling van Rompelberg qq is naar het oordeel van de voorzieningenrechter juist. Tot het moment van levering houdt de notaris de op zijn kwaliteitsrekening gestorte bedragen voor de koper en vanaf het moment van levering voor de verkoper, tenzij door partijen anders is overeengekomen. Dit volgt ook uit artikel 7:26 BW. Indien voor de eigendomsoverdracht een notariële akte is vereist, gevolgd door inschrijving daarvan in de daartoe bestemde openbare registers, dan moet ingevolge het derde lid van dat artikel het verschuldigde ten tijde van de ondertekening van de akte tenminste uit de macht van de koper zijn gebracht en behoeft dat pas na de inschrijving in de macht van de verkoper te worden gebracht. Aangezien de voor overdracht van onroerende zaken vereiste levering op grond van artikel 3:89 BW eerst is voltooid door de inschrijving van de tussen partijen opgemaakte notariële akte in de daartoe bestemde openbare registers, dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter te worden vastgesteld dat totdat deze inschrijving heeft plaatsgevonden, het door de koper op de kwaliteitsrekening gestorte bedrag ten behoeve van die koper wordt gehouden en eerst daarna in de macht van de verkoper kan worden gebracht. 3.3.1.[eiser sub 1] en [eiser sub 2] zijn met [belanghebbende sub 1] in de koopovereenkomst van 15 februari 2008 geen van het voorgaande afwijkende regeling overeengekomen ten aanzien van de betaling. In artikel 2 van die overeenkomst is ten aanzien van de betaling immers als volgt overeengekomen: “De betaling van de koopsom en van de rechten, kosten en belastingen vindt plaats via de notaris bij het passeren van de akte van levering. Verkoper stemt er mee in dat de notaris de koopsom onder zich houdt totdat zeker is dat de onroerende zaak geleverd wordt vrij van hypotheken, beslagen en inschrijvingen daarvan.” 3.3.2.Uit de hiervoor aangehaalde bepalingen volgt dat, in tegenstelling tot wat door [eiser sub 1] en [eiser sub 2] wordt gesteld, de in de akte van levering door [belanghebbende sub 1] verleende kwitantie voor de betaling van de koopprijs niet tot een finale kwijting kan leiden zolang de levering niet voltooid is. Tussen partijen is niet in geschil dat de inschrijving vanaf 1 april 2008 00.00 uur met medewerking van Rompelberg qq diende te geschieden en dat Rompelberg qq op grond van artikel 7:3 lid 3 sub g BW ook gehouden is om daar zijn medewerking aan te verlenen. Zolang van die inschrijving geen sprake is, rust echter bij [eiser sub 1] en [eiser sub 2] het risico ten aanzien van het feit dat de koopsom zich niet langer op de kwaliteitsrekening bevindt en is overgemaakt naar de hypotheekverstrekkers van [belanghebbende sub 1]. Teneinde de koop te voltooien zal aldus, naast inschrijving met medewerking van Rompelberg qq, de koopsom aan Rompelberg qq, ten behoeve van de boedelrekening, dienen te worden voldaan. Nu [eiser sub 1] en [eiser sub 2] te kennen hebben gegeven dat zij niet bereid zijn om de koopsom aan Rompelberg qq te voldoen, stelt Rompelberg qq zich aldus terecht op het standpunt dat hij bevoegd is om zijn verplichting tot medewerking aan de inschrijving op te schorten. 3.3.3. Ook het beroep op artikel 52 Fw kan niet slagen. Van de in die bepaling genoemde situatie is geen sprake, nu de betaling immers niet aan [belanghebbende sub 1], maar aan zijn hypotheekverstrekkers is gedaan. 3.4.Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat de vorderingen van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] dienen te worden afgewezen. 3.5.[eiser sub 1] en [eiser sub 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Rompelberg qq worden begroot op: - vast recht EUR 254,00 - overige kosten 0,00 - salaris procureur816,00 Totaal EUR 1.070,00 4.De beslissing De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af, veroordeelt [eiser sub 1] en [eiser sub 2] in de proceskosten, aan de zijde van Rompelberg qq tot op heden begroot op EUR 1.070,00, verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.P. Bergmans en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2008. EvdS