Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD7295

Datum uitspraak2008-07-17
Datum gepubliceerd2008-07-17
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-000445-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

157 sr: brandstichting in Zevenbergen


Uitspraak

Parketnummer: 20-000445-08 Uitspraak : 17 juli 2008 TEGENSPRAAK Gerechtshof 's-Hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van 31 januari 2008 in de strafzaak met parketnummer 02-811610-07 tegen: [verdachte] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988, thans verblijvende in PI Zuid Oost - Maashegge Overloon ZBB te Overloon. waarbij: - de verdachte ter zake van “Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is, meermalen gepleegd” werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 30 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar; - aan de verdachte elf schadevergoedingsmaatregelen ex artikel 36f Wetboek van Strafrecht werden opgelegd; - de vorderingen van elf in het vonnis nader genoemde benadeelde partijen (gedeeltelijk) werden toegewezen; - zes in het vonnis nader genoemde benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk werden verklaard; - een doos aanmaakblokjes werd onttrokken aan het verkeer; - een aantal in het vonnis nader genoemde in beslag genomen voorwerpen werd teruggegeven aan verdachte. Hoger beroep De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen. Vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter. Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 08 juli 2007 te Zevenbergen, gemeente Moerdijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk brand heeft gesticht in en/of aan één of meerdere, auto(‘s) en/of een brommobiel en/of een bus, te weten: - een personenauto merk Opel (kleur blauw, [kenteken]) en/of - een brommobiel merk Aixam ([kenteken]) en/of - een bus merk Volkswagen ([kenteken]) - een personenauto merk Suzuki (kleur grijs, [kenteken]) en/of - een personenauto merk Mazda ([kenteken]) en/of - een personenauto merk Chevrolet (kleur blauw, [kenteken]) en/of - een personenauto merk Peugeot (kleur blauw, [kenteken]) en/of - een personenauto merk Citroën (kleur beige, [kenteken]) en/of - een personenauto merk Ford (kleur zwart, [kenteken]) en/of - een personenauto merk Volvo (kleur rood, [kenteken]) en/of - een personenauto merk Daihatsu (kleur grijs, [kenteken]) en/of - een personenauto merk Chevrolet (kleur grijs, [kenteken]) en/of - een personenauto merk Renault (kleur blauw, [kenteken]) en/of - een personenauto merk Renault (kleur grijs, [kenteken]) en/of - een personenauto merk Opel (kleur zwart, [kenteken]) en/of - een personenauto merk Volvo (kleur grijs, [kenteken]) en/of - een personenauto merk Volvo (kleur blauw, [kenteken]) en/of - een personenauto merk Toyota ([kenteken]) en/of - een personenauto merk Opel (kleur rood, [kenteken]) en/of - een personenauto merk Volkswagen ([kenteken]) en/of - een personenauto merk Mitsubishi (kleur grijs, [kenteken]) en/of - een personenauto merk Mazda ([kenteken]) en/of - een personenauto merk Renault ([kenteken]) en/of - een personenauto merk Kia (kleur grijs, [kenteken]), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een of meer onderdelen van voornoemde auto(‘s) en/of brommobiel en/of bus, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan voornoemde auto(‘s) en/of brommobiel en/of bus geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan (telkens) gemeen gevaar voor voornoemde auto(‘s) en/of voornoemde brommobiel en/of voornoemde bus en/of omliggende auto’s en/of omliggende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in omliggende woningen bevindende personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Partiële vrijspraak A. Het hof acht uit het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan met betrekking tot de na te noemen bus en zes auto’s, zodat hij in zoverre van het hem ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt dienaangaande als volgt. Blijkens de inhoud van het procesdossier heeft de bus van het merk Volkswagen ([kenteken]) weliswaar brandschade opgelopen, maar is deze schade niet ontstaan doordat het voertuig zelf in brand is gestoken, maar doordat een brommobiel die naast dit voertuig stond, in brand stond. Ten aanzien van de personenauto van het merk Volvo (kleur blauw, [kenteken]) kan naar het oordeel van het hof uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen slechts volgen dat sprake is geweest van een poging tot brandstichting en niet van een voltooid delict. Met betrekking tot de Opel (kleur blauw, [kenteken]), Suzuki (kleur grijs, [kenteken]), Mazda ([kenteken]), Opel (kleur rood, [kenteken]) en de Kia (kleur grijs, [kenteken]) is naar het oordeel van het hof onvoldoende bewijs voorhanden om tot het oordeel te geraken dat sprake is geweest van gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen. B. Daarnaast acht het hof – anders dan de eerste rechter en de advocaat-generaal - op grond van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet bewezen dat door de onderhavige branden levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in omliggende woningen bevindende personen of een ander of anderen te duchten was. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij op 08 juli 2007 te Zevenbergen, gemeente Moerdijk, opzettelijk brand heeft gesticht in meerdere auto‘s en een brommobiel, te weten: - een brommobiel merk Aixam ([kenteken]) en - een personenauto merk Chevrolet (kleur blauw, [kenteken]) en - een personenauto merk Peugeot (kleur blauw, [kenteken]) en - een personenauto merk Citroën (kleur beige, [kenteken]) en - een personenauto merk Ford (kleur zwart, [kenteken]) en - een personenauto merk Volvo (kleur rood, [kenteken]) en - een personenauto merk Daihatsu (kleur grijs, [kenteken]) en - een personenauto merk Chevrolet (kleur grijs, [kenteken]) en - een personenauto merk Renault (kleur blauw, [kenteken]) en - een personenauto merk Renault (kleur grijs, [kenteken]) en - een personenauto merk Opel (kleur zwart, [kenteken]) en - een personenauto merk Volvo (kleur grijs, [kenteken]) en - een personenauto merk Toyota ([kenteken]) en - een personenauto merk Volkswagen ([kenteken]) en - een personenauto merk Mitsubishi (kleur grijs, [kenteken]) en - een personenauto merk Mazda ([kenteken]) en - een personenauto merk Renault ([kenteken]), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met onderdelen van voornoemde auto‘s en brommobiel, ten gevolge waarvan voornoemde auto’s en brommobiel gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan telkens gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. Door het hof gebruikte bewijsmiddelen De door het hof gebruikte bewijsmiddelen worden in het geval van beroep in cassatie vermeld in de aanvulling als bedoeld in artikel 365a van het Wetboek van Strafvordering, welke aanvulling in dat geval aan het arrest wordt gehecht. Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs A. De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft. B. Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat hij van de gehele tenlastelegging moet worden vrijgesproken, omdat de feitelijke gang van zaken zoals die volgt uit de bewijsmiddelen de mogelijkheid open laat dat niet de verdachte, maar een ander of anderen de branden zou(den) hebben gesticht door middel van vuurwerk of een ander explosief. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat de door de getuigen opgegeven signalementen niet overeenkomen met dat van verdachte en dat verschillende getuigen gedurende de nacht van 7 op 8 juli 2007 knallen en/of vuurwerk hebben gehoord. Het hof overweegt als volgt. Aan het technisch onderzoek door de politie, zoals gerelateerd in het ambtsedig aanvullend proces-verbaal, met bijlagen, van Politie Midden- en West Brabant, d.d. 7 januari 2008, nr. PL206C/07-192974, kan geen steun worden ontleend voor de stelling dat de branden door vuurwerk of een ander explosief zijn veroorzaakt. Ook overigens kan in het dossier geen steun voor deze stelling worden gevonden, zulks te minder nu toch uit de verklaringen van met name [getuige 1] , de bewoners van [adres 1] en [adres 2] , de bewoners van [adres 3] , [getuige 2] en [getuige 3] blijkt dat een deel van de knallen en het vuurwerk reeds geruime tijd vóór de eerste brandmelding, die is gedaan te 02.22 uur, is gehoord. Ten aanzien van de door verschillende getuigen opgegeven signalementen van personen is het aan het hof niet gebleken dat dit personen betreft die bij één of meer van de strafbare feiten betrokken zijn. Het hof wijst in dit verband in het bijzonder op de verklaring van de getuigen [getuige 4] , [getuige 5] , [getuige 6] , [getuige 7] en [getuige 8] . Zoals uit de betreffende verklaringen blijkt, hebben bedoelde getuigen immers niet waargenomen dat de persoon c.q. personen van wie zij het signalement gaven één of meer branden heeft c.q. hebben gesticht. Het hof wijst de alternatieve lezing van de verdediging mitsdien van de hand. Het verweer wordt verworpen. C. Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat hij van de gehele tenlastelegging moet worden vrijgesproken, omdat er onvoldoende bewijs is dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde opzettelijke brandstichting in auto’s, een brommobiel en een bus. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat verdachte tegenover derden weliswaar heeft gezegd dat hij de onderhavige branden heeft gesticht, maar dat daaraan geen geloof moet worden gehecht omdat dat hij dit uitsluitend uit “stoerdoenerij” heeft gedaan. Het hof overweegt als volgt. Uit de bij de politie afgelegde verklaringen door de getuigen [getuige 9], [getuige 10], [getuige 11], [getuige 12] blijkt dat de verdachte aan hen heeft verteld dat hij degene is die de onderhavige branden heeft gesticht. Deze mededelingen van verdachte hadden onder meer betrekking op de plaats in de auto’s waar de branden zijn aangestoken, namelijk telkens in de grille althans aan de voorkant van die auto’s. Deze door de verdachte aan de getuigen gedane mededeling past volledig bij de resultaten van het technisch onderzoek door de politie en de foto’s van de in brand gestoken voertuigen die zich in het dossier bevinden, waaruit blijkt dat de in de bewezenverklaring genoemde voertuigen telkens aan de voorzijde zijn aangestoken. Voorts blijkt uit voormelde getuigenverklaringen dat het hier niet gaat om één enkele mededeling van de verdachte dat hij de branden heeft gesticht, maar om een zeer persistente verklaring op verschillende momenten tegen verschillende personen, zowel in groepsverband als in één op één situaties. Bovendien zijn er tevens gelegenheden geweest waarbij het redelijkerwijs voor de hand had gelegen dat de verdachte zou zijn teruggekomen op de veronderstelde stoerheden. Dat was allereerst het moment dat hij op de brandstichtingen werd aangesproken door [getuige 13]. Voorts is er bijvoorbeeld het moment dat hij telefonisch van [getuige 10] hoorde dat diens moeder zou weten dat verdachte de branden heeft gesticht. Verdachte is echter op geen van die momenten teruggekomen op zijn verklaring dat hij de dader was. Sterker nog, de verdachte brengt slechts naar voren dat hij het van belang vindt dat het niet wordt doorverteld. Ten slotte kan uit de door de verdediging aangehaalde passages uit de de verdachte betreffende rapporten van de psycholoog W.J.L. Lander, de psychiater N.A. Marcos-Kingsale en Novadic & Kentron niet worden afgeleid dat verdachte enkel uit “stoerdoenerij” dan wel uit grap de brandstichtingen zou hebben bekend, terwijl hij die niet gepleegd zou hebben. Blijkens de aangehaalde passage uit het rapport van Novadic & Kentron doet verdachte uit stoerheid dingen die niet door de beugel kunnen. Daaruit zou evenwel ook kunnen worden afgeleid dat verdachte uit stoerheid in staat zou zijn strafbare feiten te plegen. Gelet op al het voorgaande is het hof niet gebleken dat verdachte uitsluitend uit “stoerdoenerij” de onderhavige brandstichtingen aan getuigen heeft bekend, terwijl hij deze in werkelijkheid niet zou hebben begaan. Het verweer wordt mitsdien verworpen. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde is telkens als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 157, aanhef en onder 1., van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld. Strafbaarheid van de verdachte Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde. Op te leggen straf De eerste rechter heeft de verdachte ter zake van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is, meermalen gepleegd, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 30 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan een gedeelte, groot 6 maanden, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot dezelfde straf als de eerste rechter. Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. In verband met de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op: - de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd; - de mate waarin door het bewezen verklaarde gevaar is veroorzaakt voor de algemene veiligheid en de bezittingen van burgers; - de omstandigheid dat het hier gaat om feiten, namelijk brandstichtingen op de openbare weg en gedurende de nacht, waardoor de rechtsorde wordt geschokt en deze feiten in de maatschappij gevoelens van onrust en onveiligheid te weeg brengen; - de mate waarin het bewezen verklaarde feit schade heeft veroorzaakt aan de eigenaren van de (gedeeltelijk) verbrande goederen dan wel betrokken verzekeraars, alsmede de mate van overlast en ergernis die door een dergelijk delict zijn veroorzaakt aan de gedupeerden; - het feit dat verdachte op geen enkel moment blijk ervan heeft gegeven de laakbaarheid van het handelen in te zien. In verband met de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op: - de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 30 mei 2008, waaruit blijkt dat hij eerder ter zake soortgelijke feiten door een strafrechter is veroordeeld; - de inhoud van het hem betreffend voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland d.d. 27 september 2007; - de inhoud van het hem betreffend rapport van N.A. Marcos-Kingsale, psychiater, d.d. 9 januari 2008; - de inhoud van het hem betreffend rapport van W.J.L. Lander, psycholoog, d.d. 27 december 2007; - de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals hij ter terechtzitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht. Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Ofschoon het hof komt tot een bewezenverklaring van minder dan waarvan in de vordering van de advocaat-generaal is uitgegaan, acht het hof gelet op de ernst van het bewezen verklaarde toch een straf gelijk aan die welke door de advocaat-generaal is gevorderd, geboden. Het hof beseft dat tengevolge van de inwerkingtreding van de Wet voorwaardelijke invrijheidstelling op 1 juli jongstleden geen voorwaardelijke invrijheidstelling zal worden toegepast indien verdachte veroordeeld wordt tot een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf, terwijl tot 1 juli 2008 verdachte na tenuitvoerlegging van tweederde van het onvoorwaardelijke gedeelte vervroegd in vrijheid zou zijn gesteld. Het hof acht gezien de ernst van de feiten onder de gegeven omstandigheden de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, echter passend en geboden. Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Schadevergoedingsmaatregelen ex artikel 36f Wetboek van Strafrecht 1. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [benadeelde 1], gevestigd [adres] te [vestigingsplaats], als gevolg van het bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van EUR 7.050,00. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van EUR 7.050,00 te betalen ten behoeve van het slachtoffer. 2. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [benadeelde 2], wonende [adres] te [woonplaats], als gevolg van het bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van EUR 585,00. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van EUR 585,00 te betalen ten behoeve van het slachtoffer. 3. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [benadeelde 3], wonende [adres] te [woonplaats], als gevolg van het bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van EUR 204,92. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van EUR 204,92 te betalen ten behoeve van het slachtoffer. 4. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [benadeelde 4] (gemachtigde: [naam gemachtigde], [adres], [woonplaats]), als gevolg van het bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van EUR 135,00. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van EUR 135,00 te betalen ten behoeve van het slachtoffer. 5. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [benadeelde 5], [adres], [vestigingsplaats], als gevolg van het bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van EUR 12.611,20. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van EUR 12.611,20 te betalen ten behoeve van het slachtoffer. 6. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [benadeelde 6], wonende [adres] te [woonplaats], als gevolg van het bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van EUR 1.954,95. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van EUR 1.954,95 te betalen ten behoeve van het slachtoffer. 7. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [benadeelde 7] (gemachtigde: [naam gemachtigde], [adres], [woonplaats]) als gevolg van het bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van EUR 7.564,40, te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het bewezen verklaarde feit werd begaan tot aan de dag der algehele voldoening. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van EUR 7.564,40, te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het bewezen verklaarde feit werd begaan tot aan de dag der algehele voldoening, te betalen ten behoeve van het slachtoffer. 8. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [benadeelde 8], wonende [adres] te [woonplaats], als gevolg van het bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van EUR 2.856,00. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van EUR 2.856,00 te betalen ten behoeve van het slachtoffer. 9. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [benadeelde 9] (gemachtigde: [naam gemachtigde], [adres], [woonplaats]), als gevolg van het bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van EUR 75,00. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van EUR 75,00 te betalen ten behoeve van het slachtoffer. 10. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [benadeelde 10], wonende [adres] te [woonplaats], als gevolg van het bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van EUR 250,00. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van EUR 250,00 te betalen ten behoeve van het slachtoffer. Vorderingen van de benadeelde partijen 1. De benadeelde partij [benadeelde 1], gevestigd [adres] te [vestigingsplaats], heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van EUR 7.140,00. De vordering is door de eerste rechter toegewezen tot een bedrag van EUR 7.050,00. In hoger beroep heeft de benadeelde partij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering opnieuw gevoegd ter zake van geleden schade tot een bedrag van EUR 7.140,00. Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade. De vordering is betwist. Hoewel het hof verdachte vrijspreekt van het opzettelijk brand stichten in het voertuig waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft, is uit het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde handelen materiële schade heeft geleden tot een bedrag van EUR 7.050,00. Het hof acht aannemelijk geworden dat de schade het gevolg is van de bewezen verklaarde brandstichting in de brommobiel van het merk Aixam. De vordering dient tot voornoemd bedrag te worden toegewezen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat voormelde vordering voor zover betrekking hebbend op de kosten van rechtsbijstand niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal het hof bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat die vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. 2. De benadeelde partij [benadeelde 2], wonende [adres] te [woonplaats], heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van EUR 1.000,00. De vordering is door de eerste rechter toegewezen tot een bedrag van EUR 585,00. De benadeelde partij heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij vergoeding van hetgeen aan haar in eerste aanleg is toegewezen. Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade. De vordering is betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan de verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid moet deze schade worden begroot op het gevorderde bedrag van EUR 200,00. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voorts komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde handelen materiële schade heeft geleden tot een bedrag van EUR 385,00. De vordering dient ook in zoverre te worden toegewezen. 3. De benadeelde partij [benadeelde 3], wonende [adres] te [woonplaats], heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van EUR 1.180,00. De vordering is door de eerste rechter toegewezen tot een bedrag van EUR 204,92. In hoger beroep heeft de benadeelde partij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering opnieuw gevoegd ter zake van geleden schade tot een bedrag van EUR 1.180,00. Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade. De vordering is betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde handelen materiële schade heeft geleden tot een bedrag van EUR 204,92. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat voormelde vordering voor zover betrekking hebbend op de post “aanschaf tweedehands auto” niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal het hof bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is en voorts dat die vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. 4. De benadeelde partij [benadeelde 4] (gemachtigde: [naam gemachtigde], [adres], [woonplaats]), heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van EUR 135,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen. De voeging duurt in zoverre van rechtswege voort in hoger beroep. Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade. De vordering is betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde handelen materiële schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen. 5. De benadeelde partij [benadeelde 5], [adres] [vestigingsplaats], heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van EUR 12.611,20. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen. De voeging duurt van rechtswege voort in hoger beroep. Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade. De vordering is betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde handelen materiële schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De vordering dient geheel te worden toegewezen. 6. De benadeelde partij [benadeelde 6], wonende [adres] te [woonplaats], heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van EUR 1.954,95. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen. De voeging duurt van rechtswege voort in hoger beroep. Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade. De vordering is betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde handelen materiële schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De vordering dient geheel te worden toegewezen. 7. De benadeelde partij [benadeelde 7] (gemachtigde: [naam gemachtigde, [adres], [woonplaats]), heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van EUR 7.909,27, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is door de eerste rechter toegewezen tot een bedrag van EUR 7.564,40, te vermeerderen met de wettelijke rente. De voeging duurt in zoverre van rechtswege voort in hoger beroep. Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade. De vordering is betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde handelen materiële schade heeft geleden tot het in hoger beroep gevorderde bedrag. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het bewezen verklaarde feit werd begaan tot aan de dag der algehele voldoening. 8. De benadeelde partij [benadeelde 8], wonende [adres] te [woonplaats], heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van EUR 3.451,00. De vordering is door de eerste rechter toegewezen tot een bedrag van EUR 3.356,00. De benadeelde partij heeft in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg gedane vordering. Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade. De vordering is betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde handelen materiële schade heeft geleden tot een bedrag van EUR 2.856,00. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen. Gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, in verband met artikel 415 van het Wetboek van Strafvordering, kan de benadeelde partij voor het overige niet in deze vordering worden ontvangen omdat dit deel van de vordering ziet op schade aan de personenauto van het merk Volvo, kleur blauw, [kenteken] en de verdachte van brandstichting aan die auto zal worden vrijgesproken. 9. De benadeelde partij [benadeelde 9] (gemachtigde: [naam gemachtigde], [adres], [woonplaats]) heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van EUR 75,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen. De voeging duurt van rechtswege voort in hoger beroep. Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade. De vordering is betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde handelen materiële schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen. 10. De benadeelde partij [benadeelde 10], wonende [adres] te [woonplaats], heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van EUR 2.239,88. De vordering is door de eerste rechter toegewezen tot een bedrag van EUR 250,00. De voeging duurt in zoverre van rechtswege voort in hoger beroep. Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade. De vordering is betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde handelen materiële schade heeft geleden tot het in hoger beroep gevorderde bedrag. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen. En ten aanzien van elk van de evenvermelde schadevergoedingsmaatregelen en vorderingen: Het hof zal bepalen dat indien en voor zover de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, daarmede de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer in zoverre komt te vervallen (zulks vice versa, dat wil zeggen: indien en voor zover de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer daarmede de verplichting van de verdachte tot betaling van de vordering van de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen). Het hof zal de verdachte tevens veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil. 11. De benadeelde partij [benadeelde 11], wonende [adres] te [woonplaats], heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van EUR 4.880,00. De benadeelde partij is door de eerste rechter in de vordering niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg gedane vordering. Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade. Gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, in verband met artikel 415 van het Wetboek van Strafvordering, kan de benadeelde partij niet in deze vordering worden ontvangen omdat verdachte van het ten laste gelegde feit, voor zover betrekking hebbend op de personenauto waarop de vordering van de benadeelde partij ziet, wordt vrijgesproken. Het hof zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van het geding door de verdachte ten behoeve van zijn verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil. 12. De benadeelde partij [benadeelde 12] (gemachtigde: [naam gemachtigde], [adres], [woonplaats]), heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van EUR 2.270,00. De benadeelde partij is door de eerste rechter in de vordering niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg gedane vordering. Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat voormelde vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding, aangezien de vordering onvoldoende duidelijk is onderbouwd. Gelet hierop zal het hof bepalen dat de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk is en dat die vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Het hof zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van het geding door de verdachte ten behoeve van zijn verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil. 13. De benadeelde partij [benadeelde 13] (gemachtigde: [naam gemachtigde], [adres], [woonplaats]) heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van EUR 4.700,00. De vordering is door de eerste rechter toegewezen tot een bedrag van EUR 2.500,00. De benadeelde partij heeft in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg gedane vordering. Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade. Gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, in verband met artikel 415 van het Wetboek van Strafvordering, kan de benadeelde partij niet in deze vordering worden ontvangen omdat verdachte van het ten laste gelegde feit, voor zover betrekking hebbend op de personenauto waarop de vordering van de benadeelde partij ziet, wordt vrijgesproken. Het hof zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van het geding door de verdachte ten behoeve van zijn verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil. 14. De benadeelde partij [benadeelde 14], wonende [adres] te [woonplaats], heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van EUR 400,00. De benadeelde partij is door de eerste rechter in de vordering niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg gedane vordering. Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade. Gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, in verband met artikel 415 van het Wetboek van Strafvordering, kan de benadeelde partij niet in deze vordering worden ontvangen omdat verdachte van het ten laste gelegde feit, voor zover betrekking hebbend op de personenauto waarop de vordering van de benadeelde partij ziet, wordt vrijgesproken Het hof zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van het geding door de verdachte ten behoeve van zijn verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil. Beslag Van hetgeen in beslag genomen en nog niet teruggegeven is, zal de teruggave aan de verdachte, zijnde degene die blijkens het onderzoek ter terechtzitting redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, worden gelast. Toepasselijke wettelijke voorschriften De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij. Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert: Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, meermalen gepleegd. Verklaart verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden. Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Legt aan verdachte de verplichting op om, ten behoeve van [benadeelde 1], gevestigd te [adres] [vestigingsplaats], aan de Staat een bedrag te betalen van EUR 7.050,00 (zevenduizend vijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 65 (vijfenzestig) dagen hechtenis. Legt aan verdachte de verplichting op om, ten behoeve van [benadeelde 2], wonende te [adres] [woonplaats], aan de Staat een bedrag te betalen van EUR 585,00 (vijfhonderdvijfentachtig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 11 (elf) dagen hechtenis. Legt aan verdachte de verplichting op om, ten behoeve van [benadeelde 3], wonende te [adres] [woonplaats], aan de Staat een bedrag te betalen van EUR 204,92 (tweehonderdvier euro en tweeënnegentig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 (vier) dagen hechtenis. Legt aan verdachte de verplichting op om, ten behoeve van [benadeelde 4] (gemachtigde: [naam gemachtigde], [adres] [woonplaats]), aan de Staat een bedrag te betalen van EUR 135,00 (honderdvijfendertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 (twee) dagen hechtenis. Legt aan verdachte de verplichting op om, ten behoeve van [benadeelde 5], [adres] [vestigingsplaats], aan de Staat een bedrag te betalen van EUR 12.611,20 (twaalfduizend zeshonderdelf euro en twintig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 93 (drieënnegentig) dagen hechtenis. Legt aan verdachte de verplichting op om, ten behoeve van [benadeelde 6], wonende te [adres] [woonplaats], aan de Staat een bedrag te betalen van EUR 1.954,95 (duizend negenhonderdvierenvijftig euro en vijfennegentig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 39 (negenendertig) dagen hechtenis. Legt aan verdachte de verplichting op om, ten behoeve van [benadeelde 7] (gemachtigde: [naam gemachtigde], [adres], [woonplaats]), aan de Staat een bedrag te betalen van EUR 7.564,40 (zevenduizend vijfhonderdvierenzestig euro en veertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het bewezen verklaarde feit werd begaan tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 67 (zevenenzestig) dagen hechtenis. Legt aan verdachte de verplichting op om, ten behoeve van [benadeelde 8], wonende te [adres] [woonplaats], aan de Staat een bedrag te betalen van EUR 2.856,00 (tweeduizend achthonderdzesenvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 44 (vierenveertig) dagen hechtenis. Legt aan verdachte de verplichting op om, ten behoeve van [benadeelde 9] (gemachtigde: [naam gemachtigde], [adres], [woonplaats]), aan de Staat een bedrag te betalen van EUR 75,00 (vijfenzeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 (één) dag hechtenis. Legt aan verdachte de verplichting op om, ten behoeve van [benadeelde 10], wonende te [adres] [woonplaats], aan de Staat een bedrag te betalen van EUR 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 (vijf) dagen hechtenis. Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] voor een bedrag van EUR 7.050,00 (zevenduizend vijftig euro) toe. Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd te betalen een bedrag van EUR 7.050,00 (zevenduizend vijftig euro). Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 1], in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] toe. Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd, te betalen een bedrag van EUR 585,00 (vijfhonderdvijfentachtig euro). Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] voor een bedrag van EUR 204,92 (tweehonderdvier euro en tweeënnegentig cent) toe. Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd te betalen een bedrag van EUR 204,92 (tweehonderdvier euro en tweeënnegentig cent). Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 3], in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4] toe. Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd, te betalen een bedrag van EUR 135,00 (honderdvijfendertig euro). Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5] toe. Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd, te betalen een bedrag van EUR 12.611,20 (twaalfduizend zeshonderdelf euro en twintig cent). Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6] toe. Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd, te betalen een bedrag van EUR 1.954,95 (duizend negenhonderdvierenvijftig euro en vijfennegentig cent). Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7] toe. Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd, te betalen een bedrag van EUR 7.564,40 (zevenduizend vijfhonderdvierenzestig euro en veertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het bewezen verklaarde feit werd begaan tot aan de dag der algehele voldoening. Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 8] voor een bedrag van EUR 2.856,00 (tweeduizend achthonderdzesenvijftig euro) toe. Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd te betalen een bedrag van EUR 2.856,00 (tweeduizend achthonderdzesenvijftig euro). Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 8], in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk. Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9] toe. Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd, te betalen een bedrag van EUR 75,00 (vijfenzeventig euro). Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 10] toe. Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd, te betalen een bedrag van EUR 250,00 (tweehonderdvijftig euro). En ten aanzien van elk van de evenvermelde schadevergoedingsmaatregelen en vorderingen: Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij vervalt, indien en voor zover door de verdachte aan de opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer is voldaan. Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer vervalt, indien en voor zover door de verdachte aan zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, is voldaan. Veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil. Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 11], in haar vordering niet-ontvankelijk. Veroordeelt de benadeelde partij, [benadeelde 11], in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil. Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 12], in haar vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Veroordeelt de benadeelde partij, [benadeelde 12], in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil. Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 13], in haar vordering niet-ontvankelijk. Veroordeelt de benadeelde partij, [benadeelde 13], in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil. Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 14], in haar vordering niet-ontvankelijk. Veroordeelt de benadeelde partij, [benadeelde 14], in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil. Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven, te weten: - een onbekende vloeistof in een zwarte jerrycan van vijf liter; - een onbekende vloeistof, kleur bruin, in een transparante jerrycan; - een mobiele telefoon, Nokia 6310, [telefoonnummer], zwarte behuizing; deels goud front; - een onbekend aantal aanmaakblokjes in een karton verpakking; - twee zwarte La Coste schoenen, klittebandsluiting, afbeelding witte krokodil, maat 44; - een mobiele telefoon, Samsung D600E, kleur zwart; - een laptop, Dell Inspirion, kleur zilver; - een batterij, Star Power, super alkaline 1.5V, kleur zwart; - een zwarte Dell voeding voor laptop. Aldus gewezen door mr. H.D. Bergkotte, voorzitter, mr. A.M.G. Smit en mr. N.J.M. Ruyters, in tegenwoordigheid van mr. M.F.S. ter Heide, griffier, en op 17 juli 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken. mr. H.D. Bergkotte is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.