Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD7418

Datum uitspraak2008-07-15
Datum gepubliceerd2008-07-16
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/460452-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een gedeeltelijke voorwaardelijke werkstraf en verplicht reclasseringscontact. Bewezen is verklaard dat verdachte in Kenia ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige dochters.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 06/460452-07 Uitspraak d.d.: 15 juli 2008 tegenspraak / dnip VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te Goes op [1957], wonende te [adres] Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 juli 2008. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 1995 tot 31 december 1995 in Nairobi, althans in Kenia, (telkens) met [slachtoffer1], geboren [1982] (zijnde verdachtes dochter), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, (telkens) buiten echt een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer1], hebbende hij, verdachte, - meermalen, althans eenmaal zijn penis in de mond van die [slachtoffer1] gebracht en/of - meermalen, althans eenmaal in en/of op en/of over de vagina van die [slachtoffer1] gelikt en/of - zich meermalen, althans eenmaal door die [slachtoffer1] laten aftrekken en/of - meermalen, althans eenmaal de borsten en/of de vagina van die [slachtoffer1] gestreeld en/of betast en/of - meermalen, althans eenmaal de borst(en) van die [slachtoffer1] gelikt; art 245 lid 1 Wetboek van Strafrecht ALTHANS, dat hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 1995 tot 31 december 1995 in Nairobi, althans in Kenia, (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige dochter [slachtoffer1], geboren [1982], bestaande die ontucht (telkens) hierin dat hij, verdachte, - meermalen, althans eenmaal in en/of over de vagina van die [slachtoffer1] heeft gelikt en/of - zich meermalen, althans eenmaal door die [slachtoffer1] heeft laten aftrekken en/of - meermalen, althans eenmaal de borst(en) en/of de vagina van die [slachtoffer1] heeft gestreeld en/of betast en/of - meermalen, althans eenmaal de borst(en) van die [slachtoffer1] heeft gelikt; art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht 2. hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 1995 tot en met 3 november 1996 te Nairobi, althans in Kenia, met [slachtoffer2], geboren [1984] (zijnde verdachtes dochter) die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer2], hebbende verdachte - meermalen, althans éénmaal, zijn tong in de mond van die [slachtoffer2] gestoken en/of gehouden en/of (vervolgens) bewogen en/of - meermalen, althans eenmaal de vagina van die [slachtoffer2] betast en/of gestreeld; art 244 Wetboek van Strafrecht ALTHANS, dat hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 1995 tot en met 3 november 1996 in Nairobi, althans in Kenia, (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige dochter [slachtoffer2], geboren [1984], bestaande die ontucht (telkens) hierin dat hij, verdachte, - meermalen, althans eenmaal zijn tong in de mond van die [slachtoffer2] heeft gestoken en/of gehouden en/of bewogen en/of - meermalen, althans eenmaal de vagina van die [slachtoffer2] heeft betast en/of gestreeld; art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht 3. hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 4 november 1996 tot 31 december 1997 in Nairobi, althans in Kenia, (telkens) met [slachtoffer2], geboren [1984] (zijnde verdachtes dochter), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer2], hebbende hij, verdachte - meermalen, althans éénmaal zijn tong in de mond van die [slachtoffer2] gestoken en/of gehouden en/of (vervolgens) bewogen en/of - meermalen, althans eenmaal de vagina van die [slachtoffer2] betast en/of gestreeld; art 245 lid 1 Wetboek van Strafrecht ALTHANS, dat hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 1995 tot 31 december 1997 in Nairobi, althans in Kenia, (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige dochter [slachtoffer2], geboren [1984], bestaande die ontucht (telkens) hierin dat hij, verdachte, - meermalen, althans eenmaal zijn tong in de mond van die [slachtoffer2] heeft gestoken en/of gehouden en/of bewogen en/of - meermalen, althans eenmaal de vagina van die [slachtoffer2] heeft betast en/of gestreeld; art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Hij heeft daartoe gesteld dat geen sprake is van dubbele strafbaarstelling, als bedoeld in artikel 5, eerste lid, aanhef en onder 2, van het Wetboek van Strafrecht. Ten aanzien van de primair tenlastegelegde feiten stelt de raadsman dat artikel 145 van de Keniaanse strafwet het equivalent is van de artikelen 244 en 245 van het Wetboek van Strafrecht. In artikel 145 van de Keniaanse strafwet is naar het oordeel van de raadsman enkel geslachtsgemeenschap strafbaar gesteld, waaronder geen orale seks kan worden verstaan. Nu in de tenlastelegging orale seks is opgenomen, is dan ook geen sprake van dubbele strafbaarheid, zodat niet voldaan is aan het vereiste van artikel 5, eerste lid, aanhef en onder 2, van het Wetboek van Strafrecht. Ten aanzien van de subsidiair tenlastegelegde feiten is evenmin sprake van dubbele strafbaarstelling. De raadsman stelt dat in de Keniaanse strafwet geen equivalent is opgenomen van artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht. Weliswaar is in artikel 144 van de Keniaanse strafwet het ontuchtige vergrijpen aan een meisje beneden de veertien jaar strafbaar gesteld, echter dit moet aangemerkt worden als het equivalent van artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht. Artikel 247 is echter niet door de officier van justitie in de tenlastelegging opgenomen, zodat ook ten aanzien van artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht de vraag rijst of sprake is van dubbele strafbaarstelling, aldus de raadsman. De raadsman kan niet worden gevolgd in dit standpunt. Naar het oordeel van de rechtbank gaat het bij artikel 5, eerste lid, aanhef en onder 2, van het Wetboek van Strafrecht louter om de vraag of het feit dat wordt ten laste gelegd (ook) strafbaar was in Kenia ten tijde van het begaan er van. Uit de artikelen 144 en 145 van de Keniaanse Strafwet volgt, kort gezegd, dat strafbaar is, het hebben van vleselijke gemeenschap met en zich ontuchtig vergrijpen aan een meisje beneden de veertien jaar. De feiten als primair en subsidiair ten laste gelegd zijn in elk geval te kwalificeren als ontuchtige handelingen begaan ten opzichte van twee meisjes jonger dan veertien jaar. Dat betekent dat voldaan is aan het vereiste van de dubbele strafbaarstelling. Het beroep op de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie wordt dan ook verworpen. Vrijspraak De officier van justitie heeft geconcludeerd tot vrijspraak van de onder 2 primair en onder 3 tenlastegelegde feiten. De raadsman heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat onvoldoende bewijs aanwezig is voor het oordeel dat verdachte [slachtoffer2] (hierna: [slachtoffer2]) een tongzoen heeft gegeven, zodat verdachte hiervan vrijgesproken dient te worden. De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 primair en onder 3 tenlastegelegde. De rechtbank overweegt dat door [slachtoffer2] is verklaard dat zij zich kan herinneren dat toen zij nog een kind was verdachte haar een tongzoen heeft gegeven. Door verdachte is dit ontkend. De enkele verklaring van [slachtoffer2] acht de rechtbank in dit verband onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Nu het tongzoenen niet bewezen kan worden is geen sprake geweest van handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 primair tenlastegelegde. Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde overweegt de rechtbank dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat de handeling die hij met [slachtoffer2] heeft verricht enkel heeft plaatsgevonden in 1995. Nu het onder 3 tenlastegelegde gaat over de periode van 4 november 1996 tot 31 december 1997 kan dit feit niet bewezen worden zodat verdachte hiervan vrijgesproken zal worden. De bewijsmotivering [voetnoot 1] A. De vaststaande feiten T.a.v. feit 1 en 2 subsidiair: Verdachte is in verband met zijn werk in 1989 met zijn echtgenote en kinderen naar Nairobi in Kenia verhuisd. Het gezin bestond op dat moment naast verdachte en zijn echtgenote uit drie kinderen te weten, [slachtoffer1] (hierna: [slachtoffer1]), [slachtoffer2] en [kind3]. In Nairobi is in 1992 nog een zoon geboren, te weten [kind4]. De echtgenote van verdachte ging gedurende het verblijf in Kenia regelmatig terug naar Nederland. Op de momenten waarop zijn echtgenote in Nederland was sliepen de kinderen vaak bij verdachte in bed. In 1997 is het gezin (voorgoed) teruggekeerd naar Nederland. In Nederland is [kind5], dochter van verdachte, geboren. B. Het standpunt van het openbaar ministerie De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder feit 1 primair en het onder 2 subsidiair tenlastegelegde. De officier van justitie acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verrichten van seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, bij zijn dochter [slachtoffer1]. Tevens acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in het jaar 1995 ontuchtige handelingen met zijn dochter [slachtoffer2] heeft gepleegd. C. Het standpunt van de verdediging De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van het seksueel binnendringen van verdachte bij [slachtoffer1]. De raadsman heeft daartoe gesteld dat seksueel binnendringen niet gelijk gesteld kan worden aan binnenbrengen. Bij seksueel binnendringen moet sprake zijn van ongewilde en/of opgedrongen seksuele handelingen. Dat heeft zich in de onderhavige situatie niet voorgedaan, zodat gesteld kan worden dat verdachte zijn penis bij [slachtoffer1] in de mond heeft gebracht, maar niet dat hij zijn penis in haar lichaam heeft binnengedrongen. De raadsman is dan ook van oordeel dat verdachte van het onder 1 primair tenlastegelegde vrijgesproken dient te worden. Ten aanzien van de handelingen die verdachte met [slachtoffer2] heeft verricht, merkt de raadsman op dat daarbij sprake was van het strelen over de onderbroek. Voor zover de tenlastelegging impliceert dat bij deze handelingen direct lichamelijk contact met de vagina is geweest, dient verdachte daarvan dan ook vrijgesproken te worden. D. Beoordeling van de tenlastelegging De rechtbank acht voor het bewijs de volgende feiten en omstandigheden redengevend. T.a.v. feit 1 primair. Aangeefster [slachtoffer1] heeft bij de politie [voetnoot 2] verklaard dat zij zich kan herinneren dat toen haar moeder en haar broertje naar Nederland waren de andere kinderen om de beurt bij haar vader in bed mochten slapen. Op een avond lag ze met haar vader in bed en zij en haar vader waren allebei naakt. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar begon te strelen over haar buik en dat zij aan zijn penis moest voelen. Verdachte legde haar uit dat hij het prettig vond als zij met haar hand heen en weer ging als zij zijn penis vasthield. Verdachte deed voor hoe zij dat moest doen en hij hield haar hand vast. Aangeefster heeft voorts verklaard dat verdachte zei dat het heel prettig voelde als zij dat met haar mond deed. Op dat moment had verdachte een erectie en hij legde uit dat het prettig voelde als zij met haar mond om zijn penis heen en weer ging. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte zei dat zij dat wel mocht proberen en dat zij dat deed. Aangeefster heeft verklaard dat zij dat deed omdat hij zei dat hij dat fijn vond. Aangeefster heeft voorts verklaard dat zij het een raar gevoel vond om die penis in haar mond te hebben. Zij vertrouwde er op dat moment op dat het heel normaal was omdat verdachte, haar vader, het voorstelde. Verdachte lag op dat moment op zijn rug op bed en aangeefster lag op dat moment op haar zij en geknield naast hem. Aangeefster heeft ook verklaard dat zij niet weet hoe lang zij dat gedaan heeft. Verdachte is daarna klaargekomen. Aangeefster heeft voorts verklaard dat diezelfde avond nog meer is gebeurd. Aangeefster heeft verklaard dat zij op de rug op bed lag en verdachte naast haar lag op zijn zij aan haar rechter kant. Verdachte begon haar te strelen over haar borsten en over haar buik. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte aan haar borsten en buik heeft gelikt. Verdachte draaide met zijn tong rondjes om haar borsten. Ondertussen zat hij met zijn vingers aan haar clitoris. Aangeefster heeft verklaard dat hij in eerste instantie heen en weer streelde en daarna rondjes draaide met zijn vingers over haar clitoris. Daarna heeft hij haar vagina ook gelikt. Aangeefster heeft verklaard dat hij eerst van beneden naar boven over haar vagina likte en hij daarna met zijn tong rondjes draaide om de clitoris heen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in 1995 in Nairobi seksuele handelingen met aangeefster [slachtoffer1] heeft verricht. Bij de politie [voetnoot 3] heeft verdachte verklaard dat hij in 1995 in Nairobi ontucht heeft gepleegd met zijn dochter [slachtoffer1]. Verdachte heeft verklaard dat hij de borsten van [slachtoffer1] heeft gestreeld en betast .[voetnoot 4] Tevens heeft verdachte verklaard dat hij haar clitoris heeft gestreeld en met zijn vingers tussen haar schaamlippen is geweest . [voetnoot 5] Voorts heeft verdachte verklaard dat hij bij dit incident het geslachtsdeel van [slachtoffer1] heeft gelikt . [voetnoot 6]Verdachte heeft verklaard dat hij bij dat voorval ook zijn penis in de mond van [slachtoffer1] heeft gehad .[voetnoot7] Ten slotte heeft verdachte verklaard dat hij tijdens dit incident de tepels van [slachtoffer1] heeft gelikt en gekust . [voetnoot 8] De rechtbank is gezien het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte in 1995 in Nairobi seksuele handelingen heeft verricht met zijn dochter [slachtoffer1], die op dat moment de leeftijd van 12 jaren maar nog niet die van 16 jaren had bereikt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan. De stelling van de raadsman dat geen sprake was van seksueel binnendringen, nu geen sprake was van opgedrongen of ongewilde seksuele handelingen, volgt de rechtbank niet. De rechtbank overweegt daartoe dat het bij artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht gaat om een strafbaarstelling van de ontuchtige handelingen, ongeacht de (beweerdelijke) wil van het slachtoffer. Het gaat hier immers om de bescherming van zeer jeugdigen tegen bij hun leeftijd niet passende seksuele handelingen. Aan die beschermingsgedachte zou afbreuk gedaan worden, wanneer de visie van de raadsman zou worden gevolgd. Immers zou op die wijze het wilselement van het slachtoffer toch een rol gaan spelen bij deze strafbepaling. T.a.v. feit 2 subsidiair. Aangeefster [slachtoffer2] heeft bij de politie [voetnoot 9] verklaard dat zij, toen zij tussen de 10 en 13 jaren oud was, in het huis in Nairobi op de bank lag in haar onderbroek. Aangeefster heeft voorts verklaard dat verdachte tegen haar zei dat het fijn voelde als hij haar aanraakte in haar schaamstreek. Aangeefster heeft verkaard dat verdachte haar toen ook daar streelde, over haar onderbroek. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar streelde op het gedeelte van de onderbuik en de venusheuvel. Verdachte deed dat met een vinger of met enkele vingers. Verdachte heeft dat wrijven een aantal keren gedaan. Aangeefster heeft verklaard dat zij niet weet niet hoe lang het duurde maar dat het meer was dan één keer strelen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in 1995 in Nairobi aangeefsters vagina over haar onderbroek heeft gestreeld. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan. De rechtbank acht bewezen dat verdachte de vagina van aangeefster [slachtoffer2] over haar onderbroek heeft gestreeld. Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat: 1. hij op één tijdstip in de periode van 01 januari 1995 tot 31 december 1995 in Nairobi, in Kenia, met [slachtoffer1], geboren [1982] (zijnde verdachtes dochter), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer1], hebbende hij, verdachte, - zijn penis in de mond van die [slachtoffer1] gebracht en - over de vagina van die [slachtoffer1] gelikt en - zich door die [slachtoffer1] laten aftrekken en - de borsten en de vagina van die [slachtoffer1] gestreeld en betast en - de borsten van die [slachtoffer1] gelikt; 2. hij op één tijdstip in de periode van 01 januari 1995 tot en met 31 december 1995 in Nairobi, in Kenia, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige dochter [slachtoffer2], geboren [1984], bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte, - de vagina van die [slachtoffer2] heeft gestreeld; Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde Wat meer of anders is ten las¬te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op de misdrijven: 1. het met iemand die de leeftijd van twaalf, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam. 2. het plegen van ontuchtige handelingen met zijn minderjarig kind. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ten aanzien van het onder 1 primair en onder 2 subsidiair ten lastegelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, met aftrek van de tijd die door verdachte in voorlopige hechtenis is doorgebracht, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Aan deze voorwaardelijke straf dient de bijzondere voorwaarde te worden gekoppeld, dat verdachte zich gedurende de proeftijd dient te houden aan de aanwijzingen van de reclassering en dat hij zijn behandeling bij “de Waag” in Almere zal voortzetten. De raadsman heeft aangevoerd dat de feiten ongeveer 13 jaren geleden hebben plaatsgevonden en dat verdachte, uit schaamte en onmacht, daarover lange tijd heeft gezwegen. Verdachte heeft een enorm schuldgevoel naar zijn dochters en vrouw. Verdachte heeft de handelingen ook bekend en heeft er alles aan gedaan om tot verbetering en herstel van de verhoudingen met [slachtoffer1] en zijn vrouw te komen. In dit kader heeft verdachte ook therapie gezocht. Nadat ook de beschuldigingen van [slachtoffer2] naar buiten kwamen is verdachte wederom in therapie gegaan. Verdachte heeft er alles aan gedaan om met het verleden in het reine te komen. Voorts is gebleken dat de gebeurtenissen te maken hebben met een bij verdachte aanwezige persoonlijkheidsproblematiek als gevolg van onverwerkte trauma’s. Daarbij hebben de situationele stress en de relatief geïsoleerde sociale omgeving waarin het gezin leefde een rol gespeeld bij de gebeurtenissen. Tevens dient rekening gehouden te worden met de omstandigheid dat verdachte ook al is gestraft doordat hij buiten het gezin is gezet met als gevolg dat hij thans in een isolement leeft, welk isolement groter zal worden als verdachte als gevolg van een onvoorwaardelijke straf zijn baan verliest. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte in een situatie waarbij zijn echtgenote voor een periode naar Nederland was en de zorg voor zijn kinderen dus volledig aan hem was toevertrouwd, ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn dochters, die in 1995 pas 13 jaar ([slachtoffer1]) en 11 jaar ([slachtoffer2]) oud werden. Dit terwijl deze dochters zich thuis veilig en geborgen moesten kunnen voelen en zich in een levensfase bevonden waarin zij bijzonder kwetsbaar waren. Verdachte heeft door zijn handelwijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van zijn dochters. Hij heeft misbruik gemaakt van zijn positie als vader en heeft het in hem gestelde vertrouwen geschonden. De ervaring leert dan ook dat dergelijke gebeurtenissen voor de slachtoffers langdurige en ernstige psychische gevolgen kunnen hebben. Deze gevolgen hebben zich, blijkens de slachtofferverklaring van [slachtoffer2] en hetgeen [slachtoffer1] ter terechtzitting naar voren heeft gebracht, ook werkelijk voorgedaan. Anderzijds heeft de rechtbank bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat de feiten reeds lange tijd geleden hebben plaatsgevonden en verdachte authentiek berouw heeft getoond. Verdachte is zich bewust van de ernstige en schadelijke gevolgen die zijn handelen voor zijn gezin hebben veroorzaakt en vindt dat hij hiervoor straf verdient. Door zijn handelwijze is verdachte thans in een sociaal isolement komen te verkeren, nu hij door zijn voormalige echtgenote en zijn kinderen uit het gezin is gezet. Verdachte heeft een vaste baan en inkomsten, waarmee hij zijn gezin onderhoudt. Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte nooit eerder met politie of justitie in aanraking is geweest en dat uit het voorlichtingsrapport van de reclassering van 19 oktober 2007 en uit het rapport van psychiater dr. Verhoef van het NIFP te Zutphen van 1 oktober 2007 blijkt dat de kans op recidive gering is. Hoewel de aard en de ernst van het bewezene in beginsel oplegging van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf als door de officier van justitie gevorderd, alleszins zou rechtvaardigen, ziet de rechtbank in het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van verdachte als hiervoor vermeld, aanleiding te kiezen voor een werkstraf naast een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf van zodanige duur, dat voor verdachte hernieuwde vrijheidsbeneming achterwege kan blijven. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 57, 245 en 249 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing De rechtbank. - verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 2, primair en onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij. - verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan. - verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. - verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. - veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 184 (honderdvierentachtig) dagen. - bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 180 (honderdtachtig) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. - stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat verdachte de door hem ingezette ambulante behandeling bij “de Waag” in Almere voortzet. - geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde(n) hulp en steun te verlenen. - beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge¬bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht. - veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten: een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen. - Heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis. Aldus gewezen door mrs. Van de Wetering, voorzitter, Van Harreveld en Van der Hooft, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Erp, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 juli 2008. Voetnoten 1. Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen verbaal, als bijlagen opgenomen bij (Stam)proces-verbaal nr. PL0612/07-206845, Regiopolitie Noord en Oost-Gelderland, Team recherche Noord West Veluwe, gesloten en getekend 28 augustus 2007. 2. Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer1], p. 28 t/m 30. 3. Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 48. 4. Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 49. 5. Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 50. 6. Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 53. 7. Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 54. 8. Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 56. 9. Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer2], p. 66 en 67.