Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD7428

Datum uitspraak2007-12-17
Datum gepubliceerd2008-07-16
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers217543 / JE RK 06-1253
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzoek tot ondertoezichtstelling van vier kinderen. Ouders sturen hun kinderen op grond van hun levensovertuiging niet naar school, maar voorzien zelf in onderwijs. Het verzoek wordt afgewezen (in één geval niet-ontvankelijk verklaard, omdat het kind ondertussen meerderjarig is). Gebleken is dat minderjarigen niet ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en er voldoende plannen worden ontwikkeld en daadwerkelijk uitgevoerd om de scholing van de minderjarigen in goede banen te leiden.


Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT Sector handels- en familierecht Ondertoezichtstelling. zaaknummer: 217543 / JE RK 06-1253 beschikking van 17 december 2007 van de kinderrechter met betrekking tot de minderjarigen: [zoon A], geboren te [geboorteplaats], op [1989], (reeds meerderjarig) [dochter B], geboren te [geboorteplaats], op [1990], [zoon C], geboren te [geboorteplaats], op [1992], [dochter D], geboren te [geboorteplaats], op [1993], kinderen van [vader], en [moeder], beiden wonende [woonplaats]. Procureur: mr. M.R. Tierie 1. Verloop van de procedure Op 14 augustus 2006 heeft de Raad voor de Kinderbescherming, vestiging Utrecht, een verzoekschrift met bijlagen ingediend dat strekt tot ondertoezichtstelling van voornoemde minderjarigen. Op 14 september 2006 is het verzoek ter terechtzitting behandeld en vervolgens pro forma aangehouden tot 6 oktober 2006 in afwachting van een plan van aanpak voor het voortgezet onderwijs voor de kinderen. Bij brief van 4 oktober 2006 heer mr. M.R. Tierie namens [vader] en [moeder] een leerplan overgelegd met betrekking tot de kinderen, met het verzoek de nadere behandeling wederom pro forma aan te houden. Bij brief, binnengekomen op 4 oktober 2006 heeft de Raad voor de Kinderbescherming het verzoek gehandhaafd, nu het leerplan geen garantie van thuisonderwijs zou bieden, er een precedentwerking zou zijn ten aanzien van de overige kinderen die nog niet naar het voortgezet onderwijs gaan en er geen controleaspect is ingebouwd ten aanzien van de wijze waarop het thuisonderwijs vorm wordt gegeven. Op 27 oktober 2006 heeft de kinderrechter het verzoek nader ter terechtzitting behandeld en wederom pro forma aangehouden in afwachting van de beslissing van de gemeente Bunschoten omtrent een eventueel (alsnog) te verlenen vrijstelling. Op 23 november 2006 heeft de rechtbank van mr. M.R. Tierie een aanvulling op het leerplan ontvangen in verband met de aanvraag vrijstelling leerplicht. Dit leerplan is in samenspraak met de wethouder van onderwijs van de gemeente Bunschoten opgesteld en de leerplichtambtenaar. Het plan van aanpak zou tevens door de gemeente worden besproken in het kader van een eventueel (alsnog) te verlenen vrijstelling. Op 4 december 2006 heeft de rechtbank bericht ontvangen van mr. M.R. Tierie dat er vertraging is ontstaan in de behandeling van de aanvraag op vrijstelling van de leerplicht door het College van B. en W. van de gemeente Bunschoten. Op 21 december 2006 heeft de rechtbank ontvangen van mr. M.R. Tierie het besluit van de gemeente Bunschoten. De Gemeente Bunschoten heeft ervoor gekozen de situatie vooralsnog te gedogen op basis van een door partijen gezamenlijk opgesteld leerplan, dat intensief zal worden begeleid door de gemeente en waarbij allerlei sancties zijn ingebouwd. Naar aanleiding van deze brief heeft de kinderrechter de verdere behandeling van het verzoek tot ondertoezichtstelling pro forma aangehouden tot 22 juni 2007. Op 19 juni 2007 heeft de rechtbank van mr. M.R. Tierie het verslag ontvangen van de vorderingen thuisstudie kinderen [familienaam], opgemaakt d.d.18 juni 2007 door de heer Slagter , almede enkele voorbeelden van het huiswerk van de kinderen. Op 26 juli 2007 heeft de rechtbank ontvangen van de Raad voor de Kinderbescherming, vestiging Utrecht, een brief met de conclusie dat er geen zwaarwegende redenen zijn om het verzoek tot ondertoezichtstelling voor [dochter B], [dochter D] en [zoon C] ( [zoon A] is ondertussen meerderjarige) [familienaam] in te trekken. De Raad voert hiertoe onder meer het volgende aan. Uit het verslag van de vorderingen inzake de thuisstudie van [dochter B], [dochter D] en [zoon C] , concludeert de Raad dat het leerplancontract tot op heden alleen betrekking heeft op het examenvak Maatschappijleer-1. Afgezet tegen de oorspronkelijk ingediende plannen en de daarin beschreven voornemens, is er volgens de Raad sprake van een minimaal en tamelijk eenzijdig aanbod dat nauwelijks representatief is voor de gemiddelde opleiding op VMBO-niveau. De Raad geeft aan dat er geen sprake is van wezenlijke veranderde omstandigheden en dat de bedreigde ontwikkeling van de kinderen is niet afgewend. De kinderrechter heeft vervolgens de zaak wederom pro forma aangehouden tot 26 oktober 2007 in afwachting van het verslag met betrekking tot de ontwikkelingen van het thuisonderwijs, het standpunt van de gemeente Bunschoten en de strafrechtelijke uitspraak in hoger beroep van het Hof Arnhem. Op 29 oktober 2007 heeft de rechtbank ontvangen van mr. M.R. Tierie een interlocutoir arrest van het Hof Arnhem in de zaak [vader]/OM hoger beroep (strafvervolging Leerplichtwet 1969). Hieruit blijkt dat de strafzaak wederom is aangehouden, voor nader deskundigenonderzoek met betrekking tot de godsdienstige richting van het aan de minderjarigen aangeboden voortgezet schoolonderwijs, waartegen de ouders principiële bezwaren hebben en zich hebben beroepen op de vrijstelling als bedoeld in artikel 5b van de Leerplichtwet. 2. Beoordeling van het verzochte De kinderrechter overweegt thans naar aanleiding van het verstrijken van de laatste pro forma datum als volgt. De beslissing op het verzoekschrift tot ondertoezichtstelling van voormelde kinderen is steeds (weer) pro forma aangehouden in afwachting van de ontwikkelingen in het gedoogbeleid van de gemeente Bunschoten en/of het alsnog verlenen van een vrijstelling. Hierbij speelde een rol in hoeverre het afgelopen jaar het thuisonderwijs van de kinderen door de gemeente Bunschoten als acceptabel werd geacht. Daarnaast speelde de principiële discussie omtrent de aard van het beschikbare voortgezet onderwijs een rol, die thans in de strafzaak nog steeds niet is afgerond, en waartoe ter nadere informatie ten behoeve van het Hof een deskundige is benoemd. Nu ligt de vraag voor of wederom de beslissing opnieuw pro forma dient te worden aangehouden. Met betrekking tot de aanvaardbaarheid van het aan de kinderen geboden thuisonderwijs heeft er recentelijk een gesprek plaats gevonden tussen [vader] en de gemeente Bunschoten, waarbij [vader] aanvullende informatie heeft verstrekt over het thuisonderwijs dat de kinderen volgen. De gemeente lijkt nu een afwachtende houding aan te nemen met betrekking tot het gedoog- c.q. vrijstellingsbeleid in afwachting van de gevolgen van het deskundigenonderzoek naar aanleiding van het (strafrechtelijke) arrest van het gerechtshof te Arnhem. Kennelijk houden zij hun beslissing om die reden tot nadere orde aan. De kinderrechter is naar aanleiding van de overgelegde stukken en het verloop van de behandeling van het verzoek, voormeld procesverloop en de redenen waarom steeds sprake is geweest van pro forma aanhoudingen, van oordeel dat er geen gronden zijn om (alsnog) een ondertoezichtstelling uit te spreken. Gebleken is dat minderjarigen niet ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en er voldoende plannen worden ontwikkeld en daadwerkelijk uitgevoerd om de scholing van voornoemde minderjarigen in goede banen te leiden. Wat betreft het thuisonderwijs is niet komen vast te staan dat dit middel, ter afwending van de bedreiging dat de kinderen niet voldoende geschoold zouden worden, zal falen. Ook is gebleken dat deze ontwikkelingen voor wat betreft het thuisonderwijs nauwlettend worden gecontroleerd en dat sancties opgelegd kunnen worden. Als er voorts al sprake is van een vorm van sociaal isolement van de kinderen, is niet komen vast te staan dat deze zodanig is dat hierdoor de kinderen in hun ontwikkeling worden bedreigd. De kinderrechter ziet in het tijdsverloop van afgelopen jaar in combinatie met het voortduren van het kennelijke (hiervoor omschreven) gedoogbeleid van de gemeente aanleiding om thans een eindbeslissing te nemen op het verzoek en niet nader wederom de beoordeling van het verzoek pro forma aan te houden. Het verzoek ten aanzien van de minderjarige kinderen wordt afgewezen en het verzoek ten aanzien van de inmiddels meerderjarige [zoon A] zal niet-ontvankelijk verklaard worden. 3. Beslissing De kinderrechter verklaart het aangehouden verzoek met betrekking tot [zoon A] niet-ontvankelijk. De kinderrechter wijst de aangehouden verzoeken met betrekking tot [dochter B], [zoon C] en [dochter D] af. Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 17 december 2007 door mr. H.A. Gerritse, kinderrechter, in bijzijn van M.A. Wiezer als griffier.