
Jurisprudentie
BD7463
Datum uitspraak2008-07-08
Datum gepubliceerd2008-07-22
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/6975 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-07-22
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/6975 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Intrekking WAO-uitkering. Medische beperkingen voldoende erkend? Eerst in hoger beroep toelichting op de geschiktheid van de aan de schatting ten grondslag gelegde functies.
Uitspraak
06/6975 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 25 oktober 2006, 05/1278 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 8 juli 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. H. Tadema, advocaat te Deventer, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 mei 2008. Appellant, noch zijn gemachtigde, zijn verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
J. van Dalfsen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant was werkzaam als garagemedewerker voor 36 uur per week toen hij op
3 september 2002 uitviel als gevolg van psychische klachten. In verband hiermee is aan hem, na afloop van de wettelijke wachttijd van 52 weken, met ingang van
2 september 2003 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, laatstelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
1.2. In het kader van een herbeoordeling heeft het Uwv, na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek, bij besluit van 6 oktober 2004 de WAO-uitkering van appellant met ingang van 6 december 2004 ingetrokken onder de overweging dat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% bedroeg.
2. Het namens appellant gemaakte bezwaar is bij besluit van 28 juni 2005, hierna: het bestreden besluit, ongegrond verklaard. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat appellant op 6 december 2004, de in geding zijnde datum, weliswaar beperkingen ondervond bij het verrichten van arbeid, maar dat appellant met inachtneming van die beperkingen geschikt was voor werkzaamheden verbonden aan de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies op grond waarvan, na vergelijking van de loonwaarde van de middelste van drie functies met de hoogste lonen met het voor appellant geldende maatmaninkomen, sprake was van een verlies aan verdiencapaciteit van minder dan 15%.
3. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Uit de aangevallen uitspraak blijkt dat de rechtbank van oordeel is dat sprake is geweest van een voldoende diepgaand en zorgvuldig onderzoek, dat de uit dat onderzoek getrokken conclusies op overtuigende wijze zijn onderbouwd en dat genoegzaam vaststaat dat appellant op de datum in geding in staat was de drie bij de schatting betrokken functies te vervullen.
4.1. In hoger beroep heeft appellant zijn tijdens de procedure in eerste aanleg aangevoerde grief dat sprake is van verdergaande beperkingen herhaald. Ten onrechte is bij de medische beoordeling geen rekening gehouden met de terugval van appellant in de zomer van 2004 en het vertraagde herstel nadien. Voorts is aangevoerd dat sprake is van een onvoldoende motivering voor wat betreft de medische geschiktheid van de aan de schatting ten grondslag gelegde functies.
4.2. Het Uwv heeft in hoger beroep een rapportage van een voor het Uwv werkzame bezwaararbeidsdeskundige van 2 januari 2007 overgelegd waarin de arbeidskundige aspecten nogmaals zijn bezien. Een en ander heeft echter geen wijziging gebracht in het bestreden besluit.
5. De Raad overweegt als volgt.
5.1. De rechtbank is terecht van oordeel dat niet is kunnen blijken van aanknopingspunten in objectief-medische zin, om appellant te kunnen volgen in zijn opvatting dat zijn beperkingen in onvoldoende mate door de verzekeringsartsen zijn erkend. De beschikbare medische gegevens bieden voor die opvatting van appellant geen steun. De rechtbank heeft terecht geen aanleiding gezien te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek van het Uwv en de juistheid van de conclusies ervan, waarop het bestreden besluit is gebaseerd. De overwegingen van de rechtbank met betrekking tot het medische aspect van het bestreden besluit onderschrijft de Raad.
5.2. Naar aanleiding van hetgeen in hoger beroep is aangevoerd overweegt de Raad het volgende. De Raad is van oordeel dat uit de door appellant eerst in beroep in de Turkse taal overgelegde stukken niet valt af te leiden of, en zo ja in welke mate sprake is geweest van een terugval en opname in Turkije in de periode juli/ augustus 2004. Evenmin is aannemelijk gemaakt dat sprake was van een vertraagd herstel als gevolg waarvan de beperkingen op de in geding zijnde datum 6 december 2004 onjuist zijn vastgesteld.
De Raad merkt hierbij nog op dat appellant op 20 september 2004, derhalve na terugkomst uit Turkije, op het spreekuur is geweest bij een voor het Uwv werkzame verzekeringsarts. Uit de door de verzekeringsarts, naar aanleiding van dit spreekuurbezoek, opgestelde rapportage van 20 september 2004, blijkt dat appellant van de terugval en de opname in Turkije, noch van het vertraagde herstel nadien, melding heeft gemaakt. Daarnaast blijkt uit voornoemde rapportage evenmin dat hiervan tijdens het door de verzekeringsarts uitgevoerde lichamelijk en psychisch onderzoek op enige wijze is gebleken.
5.3. De Raad is van oordeel dat, mede gelet op de daaraan verbonden belastende aspecten, terecht door het Uwv is aangenomen dat de drie functies die aan de schatting ten grondslag zijn gelegd, te weten produktiemedewerker metaal, textielproduktenmaker en produktiemedewerker textiel in medisch opzicht binnen het bereik van appellant liggen. De Raad stelt vast dat eerst met de in hoger beroep overgelegde rapportage van
2 januari 2007 een toelichting op de geschiktheid van de aan de schatting ten grondslag gelegde functies is gegeven, die voldoet aan de daaraan te stellen eisen van inzichtelijkheid, toetsbaarheid en verifieerbaarheid. De Raad is, nu deze motivering bij de bekendmaking van het bestreden besluit ontbrak, van oordeel dat het bestreden besluit moet worden vernietigd, maar dat de rechtsgevolgen ervan in stand kunnen worden gelaten.
6. Gelet op voorgaande komt de Raad tot de slotsom dat ook de aangevallen uitspraak niet in stand kan blijven en dat het beroep tegen het bestreden besluit gegrond moet worden verklaard.
7. De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant in beroep en in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 644,- voor verleende rechtsbijstand in beroep en op € 322,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal € 966,-.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigt dat besluit;
Bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van appellant in beroep tot een bedrag groot € 644,-, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van appellant in hoger beroep tot een bedrag groot € 322,- te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan de griffier van de Raad;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellant het betaalde griffierecht van € 142,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom als voorzitter en C.P.M. van de Kerkhof en H. Bedee als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2008.
(get.) T. Hoogenboom.
(get.) R.L. Rijnen.
RB