Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD7492

Datum uitspraak2008-06-20
Datum gepubliceerd2008-07-22
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/3030 WSF
Statusgepubliceerd


Indicatie

Onderscheid tussen opleidingen in buitenland waarvoor wel en die waarvoor geen studiefinanciering wordt verstrekt, is geen onderscheid dat in verband met verbod op discriminatie niet is toegestaan. Vrij verkeer van personen. Arrest HvJ.


Uitspraak

07/3030 WSF Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Naam appellant], wonende te [woonplaats], Verenigd Koninkrijk (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 13 april 2007, 06/1413 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: IB-Groep) Datum uitspraak: 20 juni 2008 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft [naam vader] – vader van appellant – hoger beroep ingesteld. De IB-Groep heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 april 2008. Appellant is niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door drs. P.M.S. Slagter. II. OVERWEGINGEN 1.1. Bij besluit van 23 juni 2006 heeft de IB-Groep geweigerd aan appellant per 1 oktober 2006 studiefinanciering ingevolge de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) toe te kennen voor de masteropleiding natuurkunde aan de universiteit van Durham. 1.2. Bij besluit van 25 oktober 2006 heeft de IB-groep het bezwaar van appellant tegen het besluit van 23 juni 2006 ongegrond verklaard. Dit besluit steunt op de overweging dat voormelde masteropleiding niet behoort tot de op grond van artikel 2.14 van de Wsf 2000 aangewezen of daarmee gelijkgestelde buitenlandse opleidingen. 2.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 25 oktober 2006 gegrond verklaard en dat besluit vernietigd, omdat de IB-Groep niet expliciet was ingegaan op de op het Europees recht gestoelde gronden van bezwaar. De rechtbank heeft, op grond van de overweging dat de IB-Groep bij verweer alsnog een afdoende motivering ter zake heeft verstrekt, bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven. 3.1. Het hoger beroep van appellant is gericht tegen de aangevallen uitspraak voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand zijn gelaten. 3.2. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat het niet verstrekken van studiefinanciering voor de in geding zijnde opleiding niet leidt tot een verboden belemmering van vrij verkeer van personen en dat de rechtbank ten onrechte heeft nagelaten te bezien of deze belemmerende werking objectief gerechtvaardigd is. Naar de opvatting van appellant is de limitatieve lijst van studies in het buitenland waarvoor studiefinanciering wordt gegeven ook geen geschikt middel om de studiefinanciering betaalbaar te houden. Appellant heeft voorts aangevoerd dat de aangevallen uitspraak niet deugdelijk is gemotiveerd. 4.1. Het hoger beroep treft geen doel. 4.2. Met de rechtbank en op dezelfde gronden als door de rechtbank gebezigd, is de Raad van oordeel dat het onderscheid dat is gemaakt tussen opleidingen in het buitenland waarvoor wel en die waarvoor geen studiefinanciering wordt verstrekt geen onderscheid is dat in verband met het verbod op discriminatie niet is toegestaan. 4.3. Anders dan appellant meent, kan voor het standpunt dat sprake is van een door het gemeenschapsrecht verboden beperking van vrij verkeer van personen geen steun worden gevonden in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 23 oktober 2007, zaken C-11/06 en C-12/06. In dit arrest is - kort samengevat - geoordeeld dat in het geval studiefinanciering wordt verleend voor opleidingen in een andere lidstaat, ervoor moet worden zorg gedragen dat de modaliteiten waaronder wordt toegekend er niet toe leiden dat studenten worden ontmoedigd om gebruik te maken van dat recht. Van een situatie als in dit arrest bedoeld is geen sprake nu voor de opleiding die appellant wenst te volgen geen studiefinanciering wordt verstrekt. 4.4. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak de door appellant naar voren gebrachte gronden besproken en aangegeven waarom deze gronden niet slagen. Ook uit hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd blijkt geenszins dat dit op onvoldoende wijze is geschied. 4.5. De aangevallen uitspraak dient mitsdien voor zover aangevochten te worden bevestigd. 4.6. De Raad acht geen termen aanwezig voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten. Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en J. Brand als leden. De beslissing is in tegenwoordigheid van M.W.A. Schimmel als griffier, uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2008. (get.) J. Janssen. (get.) M.W.A. Schimmel. GdJ