Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD7506

Datum uitspraak2006-11-14
Datum gepubliceerd2008-07-17
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
ZaaknummersAWB 06/356
Statusgepubliceerd


Indicatie

BPM. Naheffing voor taxi met kilometeronderbreker terecht.


Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer Procedurenummer: AWB 06/356 Uitspraakdatum: 14 november 2006 Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen [x], wonende te [z], eiser, en de inspecteur van de Belastingdienst/Randmeren, kantoor Lelystad, verweerder. 1. Ontstaan en loop van het geding Verweerder heeft aan eiser over het tijdvak 11 juni 1999 tot en met 10 juni 2002 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [00]) belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM) opgelegd van € 12.213. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 22 november 2005 de naheffingsaanslag gehandhaafd. Eiser heeft daartegen bij brief van 20 december 2005, ontvangen bij de rechtbank op 27 december 2005, beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2006 te Arnhem. Deze zaak is gezamenlijk behandeld met de zaak 06/407. De zaken 06/364, 06/370, 06/376, 06/379, 06/383, 06/390, 06/395, 06/403, 06/411 en 06/414 heeft de gemachtigde van eiser ter zitting ingetrokken onder de toezegging van verweerder dat zodra de uitspraken in de niet ingetrokken zaken onherroepelijk vaststaan, deze uitspraken ook voor de ingetrokken zaken zullen worden gevolgd. Eiser heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, [gemachtigde]. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde], tot bijstand vergezeld van [gemachtigde]. Eiser heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en afschriften daarvan verstrekt aan de rechtbank en aan verweerder. 2. Feiten Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast. Eiser was in de betreffende jaren werkzaam als taxichauffeur. Van 11 juni 1999 tot 3 februari 2003 was hij kentekenhouder van de auto met kenteken [AA-BB-00], hierna: de auto. Het betrof een Mercedes-Benz E 200 CDI. Eiser heeft de auto samen met de heer [A] geëxploiteerd door middel van een vennootschap onder firma (vof) (VOF [B]). Er is voor het in de auto inbouwen van de vereiste taxameter een afspraak gemaakt voor maandag 14 juni 1999 met het Taxameter inbouw-reparatiebedrijf [C] te Amsterdam (hierna: [C]). In de agenda van [C] (bijlage A15 bij verweerschrift) is op de datum 14 juni 1999 het volgende opgenomen onder het blok van 8-10 uur: “[A] [B] mercedes E 200 CDI meter inb + mob inbouw + uitbouw + diversen”. Tot de gedingstukken (bijlage A14 bij het verweerschrift) behoort een factuur van 14 juni 1999 van [C] waarop is vermeld: - uitbouw meter/mob - taxameter inbouw - inbouw mobilofoon - taxameter 2e fase keur Op de factuur is vermeld dat deze is betaald op rekening. Als bijlage A14 bij het verweerschrift is ook een factuur van 15 juni 1999 gevoegd. Hierop is vermeld: - ant voet magnetisch me - storno/Bosch antenne P - taxameter daklicht rel Eiser heeft over de onderhavige periode een bedrag van f 26.915 (€ 12.213) aan BPM teruggevraagd en gekregen op grond van artikel 16 BPM (exploitatie als taxi). Verweerder heeft bij eiser een boekenonderzoek ingesteld ter beoordeling van onder meer de door eiser ingediende verzoeken om teruggaaf van BPM voor de auto over de periode 11 juni 1999 tot en met 10 juni 2002. Eiser heeft voor het onderzoek rittenkaarten, kostenfacturen, maandlijsten en werkmappen aan verweerder ter beschikking gesteld. De gegevens van de taxameter heeft hij niet ter beschikking gesteld, aangezien deze niet zijn bewaard. Tevens zijn noch de ritten op rekening noch de werkmappen van de heer [A] overgelegd. Eiser heeft verklaard dat deze bij verkoop van de auto in de auto zijn blijven liggen. In het rapport van het boekenonderzoek d.d. 9 november 2004 concludeert verweerder onder meer het volgende: “3.5 Conclusie ten aanzien van de kilometeradministratie Op grond van de volgende punten is er geen sprake van een juiste en controleerbare kilometeradministratie; - In de auto is een kilometertelleronderbreker ingebouwd, waardoor er geen waarde aan de juistheid van de kilometeradministratie kan worden gehecht omdat de controleerbaarheid op volledigheid hierdoor onmogelijk wordt. - De rittenkaarten worden niet juist en niet volledig ingevuld - In de gespreksnotitie was vermeld dat de facturen van de garage van 2001 en 2002 ontbraken. De heer [X] heeft op 25 oktober 2004 telefonisch gereageerd en heeft aangegeven dat de facturen wel aanwezig zijn maar dat er door de garage geen kilometerstanden zijn genoteerd. De heer [X] heeft aangeboden om de garagenota’s alsnog langs te brengen. Omdat hier geen kilometerstanden op zijn vermeld heb ik dit niet nodig geacht. (...) 4.5 Conclusie ten aanzien van de overige administratie Op grond van de volgende punten voldoet ook de overige administratie niet aan de eisen zoals vermeld in artikel 52 van de AWR. - Ten aanzien van de taxameter is er niet voldaan aan de bewaarplicht van artikel 52 AWR. - De rittenkaarten zijn niet of niet volledig ingevuld. - De werkmappen zijn niet bewaard dan wel niet naar de eisen van het bedrijf ingevuld. - De ritten op rekening declaraties zijn niet bewaard dan wel niet overgelegd. Door deze gebreken is de controle op de juistheid en volledigheid van de overige administratie onmogelijk geworden. (…)” Op grond van de bevindingen van het boekenonderzoek heeft verweerder geconcludeerd dat niet aannemelijk is dat de auto voor ten minste 90% is gebruikt voor taxivervoer, zodat de teruggave van BPM ten onrechte heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft vervolgens de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd. Als bijlage B13 bij het verweerschrift zijn de processen-verbaal van de politie overgelegd met betrekking tot de taxi-controles van de Belastingdienst Kantoor Amsterdam. Hierin zijn diverse verklaringen opgenomen van personen die bij [C] hebben gewerkt. Onder meer is verklaard: “U toont mij een inbeslaggenomen agenda (...). Ik herken deze agenda als zijnde de agenda van de zaak, welke betrekking heeft op het jaar 2000. Deze agenda werd gebruikt om de afspraken voor de inbouw en reparaties te noteren. (...) Om afspraken te noteren voor het inbouwen van een onderbreker werd in het begin gebruik gemaakt van een gele stift, later van de term diversen.” “U kunt zien aan het woord ‘diverse’ dat het om een onderbreker gaat.” “Omdat wij wisten dat het gebruik van kilometeronderbrekers illegaal was, konden we er ook geen factuur voor uitschrijven” “Als een klant een taximeter ingebouwd wilde hebben, werd op aanvraag van de klant ook gelijk een schakelaartje tussen de pulsdraad geplaatst. Op het geheel van het inbouwen van een taximeter was het nagenoeg te verwaarlozen omtrent de tijd die nodig was voor het plaatsen van een schakelaar. Volgens mij werd er niet eens betaald voor zo’n schakelaar. Het zat bij het totale pakket in.” Uit het onderzoek van de politie is gebleken dat de auto’s waarin een kilometertelleronderbreker (kto) werd aangetroffen of waarin de eigenaren de inbouw van een kto bekenden, steeds op de door de medewerkers van [C] bij de politie beschreven wijze terug te vinden waren in de agenda van [C] en vaak ook in een schrift dat werd bijgehouden door één van de inbouwmedewerkers. Een kto zorgt ervoor dat de kilometerteller van de auto door middel van een schakelaar of afstandsbediening wordt uitgezet. Met dit apparaat kan de kilometerstand worden teruggezet naar de waarde die hij had voor aanvang van de rit. Het gevolg daarvan is dat de auto rond kan rijden zonder dat de kilometerstand van de auto oploopt. Op 25 juni 2004 heeft verweerder een boekenonderzoek bij eiser ingesteld naar de aanvaardbaarheid van het verzoek om teruggaaf van BPM door eiser voor de auto met kenteken [CC-DD-11] over de periode 7 juni 1998 tot en met 6 juni 1999. Ook is gekeken naar de directe gevolgen voor de heffing van de inkomstenbelasting, de omzetbelasting en de premie wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen. In het rapport boekenonderzoek van 28 juni 2004 concludeert verweerder dat eiser heeft aangetoond dat de auto met voormeld kenteken gedurende de gecontroleerde periode voor tenminste 90% als taxi is gebruikt en er geen aanleiding bestaat voor het aanbrengen van correcties. Wel is hierin een waarschuwing opgenomen omdat eiser volgens verweerder niet (op de juiste wijze) heeft voldaan aan zijn bewaar- en administratieplicht. 3. Geschil In geschil is of verweerder over het tijdvak van 11 juni 1999 tot en met 10 juni 2002 terecht BPM heeft nageheven voor de auto met kenteken [AA-BB-00]. Het geschil spitst zich toe op de vraag of eiser deze auto in de genoemde periode voor ten minste 90% heeft gebruikt voor taxivervoer. Verweerder heeft de kilometeradministratie van eiser verworpen met als een van de belangrijkste argumenten dat eiser een kto heeft laten inbouwen, waardoor de administratie onbetrouwbaar is. Eiser heeft betwist dat hij een kto heeft laten inbouwen en heeft betoogd dat de administratie wel betrouwbaar is. Tevens is eiser van mening dat hij, gelet op het feit dat het controlerapport voor de auto met kenteken [CC-DD-11] op 28 juni 2004 is uitgebracht en het boekenonderzoek voor de auto met kenteken [AA-BB-00] op 8 juli 2004 is aangevangen, geen tijd heeft gehad om de administratie beter in te richten. 4. Beoordeling van het geschil Ingevolge artikel 16, vijfde lid, Wet BPM bedraagt de teruggaaf van BPM nihil indien de personenauto in de voorafgaande periode van een jaar niet geheel of nagenoeg geheel is gebruikt voor het verrichten van openbaar vervoer of taxivervoer in de zin van de Wet personenvervoer 2000. Dit impliceert dat de taxi-ondernemer die verzoekt om teruggave van BPM aannemelijk moet maken dat aan dit 90%-criterium is voldaan. Dit kan door middel van een adequate kilometeradministratie. Verweerder heeft de door eiser overgelegde kilometeradministratie verworpen. Daarbij heeft hij erop gewezen dat die administratie, afgezien van geconstateerde gebreken daarin, niet betrouwbaar is, omdat een kto was ingebouwd in de auto. Eiser heeft ontkend dat in de auto een kto was ingebouwd. Ten aanzien van de stelling dat een kto is ingebouwd, rust de bewijslast op verweerder. De rechtbank is het met verweerder eens dat als een kto in de auto was ingebouwd, de kilometeradministratie manipuleerbaar is en dus onbetrouwbaar. Daarbij moet ervan worden uitgegaan dat een ingebouwde kto ook gebruikt zal zijn. Indien een kto in de auto is ingebouwd, kan de kilometeradministratie derhalve niet dienen als bewijs voor de stelling dat is voldaan aan het 90%-criterium van artikel 16, vijfde lid, Wet BPM. De rechtbank heeft de verklaring van eiser en de door hem overgelegde bewijsstukken afgewogen tegen het bewijs dat door verweerder is overgelegd. De rechtbank acht het door verweerder overgelegde bewijs over de gang van zaken rond de inbouw van kto’s, de vermelding van de auto van eiser in de agenda van [C] bijzonder sterk. Daartegenover is de verklaring van eiser dat geen kto in de auto is ingebouwd van onvoldoende gewicht. De rechtbank is gezien het bovenstaande van oordeel dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat in de auto een kto was ingebouwd. Aan vorenstaand oordeel doet niet af dat de auto niet is vermeld in het schriftje van één van de inbouwmedewerkers. Uit de bij de politie afgelegde verklaringen blijkt dat de afspraken voor het inbouwen van een kto vaak ook terug te vinden zijn in het schriftje van één van de inbouwmedewerkers. Nu dit niet altijd het geval was acht de rechtbank de vermelding in de agenda van [C], samen met het overige hiervoor door verweerder aangehaalde bewijs, voldoende. Nu ervan moet worden uitgegaan dat een kto in de auto was ingebouwd, moet de kilometeradministratie onbetrouwbaar worden geacht, zodat eiser door middel van die administratie niet kan voldoen aan de op hem rustende bewijslast dat aan het 90% criterium is voldaan. Aangezien ander bewijs dat aan het 90% criterium is voldaan in dit geval niet voorhanden is, is eiser niet in de op hem rustende bewijslast geslaagd. De naheffingsaanslag blijft derhalve in stand. Eiser heeft nog gesteld dat hij, gelet op de korte tijd die is verstreken sinds het boekenonderzoek voor de auto met kenteken [CC-DD-11], onvoldoende tijd heeft gehad om zijn administratie voor de auto aan te passen. Deze stelling leidt niet tot vernietiging of vermindering van de naheffingsaanslag omdat de auto met kenteken [CC-DD-11] niet in de agenda van [C] was vermeld en verweerder ook overigens geen aanwijzingen had dat een kto was ingebouwd. Als gevolg hiervan heeft verweerder niet in strijd gehandeld met enig beginsel van behoorlijk bestuur door eiser geen termijn te geven zijn administratie voor de auto met kenteken [AA-BB-00] aan te passen. Ook hetgeen eiser overigens nog naar voren heeft gebracht kan niet tot een ander oordeel leiden. Het beroep is ongegrond. 5. Proceskosten De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. 6. Beslissing De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is vastgesteld door mr. M.C.G.J. van Well, voorzitter, mr. A.J.H. van Suilen en mr. M.M. Bijker-Veen, rechters. De beslissing is in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. J.J. Gankema, griffier, op 14 november 2006. De griffier, De voorzitter, Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum: - hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem; dan wel - beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt. N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd. Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd; 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie. Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.